"Ik ben het Brood dat uit de hemel nedergedaald is." Joh 6:41
Als we denken aan het brood dat uit de hemel is nedergedaald,
moeten we begrijpen hoe Jezus en de engelen hierover gesproken hebben en wat Hij heeft bedoeld.
Er zijn theologen die onderzoek gedaan
hebben naar de geboorte van Jezus.
De vraag is, waar in de evangeliën wordt geschreven over de
geboorte van Jezus, wat wordt er dan bedoeld met het woord ‘kribbe’?
Was deze bak wel een vreettrog,
een voederrek of kribbe,
of was het iets anders?
Agnès Laurey schrijft in haar boek 'Apocalyps' hierover het volgende:
Het kerstverhaal
“En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou, en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg.” Lc. 2:6,7.
Het enige dat Lucas vertelt is, dat Jezus in een 'kribbe' lag en in doeken was gewikkeld.
De evangeliën zeggen niets over een stal, niets over een os en een ezel. Hoewel men tegenwoordig juist het woord 'stal' gebruikt om aan te geven dat Jezus geboren zou zijn in armoede en als pasgeboren baby niet welkom was.
Maar dat geeft alleen Lucas aan, dat Hij na Zijn geboorte in een ‘kribbe' werd gelegd.
Als de stal werkelijk belangrijk zou zijn geweest voor
het verhaal, dan had men dat zeker ook vermeld.
Ook wanneer de engelen aan de herders
vertellen waaraan zij het kindje Jezus kunnen herkennen,
vertellen zij niets over een stal.
Wel noemen zij met nadruk de 'kribbe'.
We hebben het woord 'kribbe' nadrukkelijk tussen aanhalingstekens geplaatst, omdat het een verwarrende vertaling van het Griekse woord is dat in de grondtekst gebruikt wordt.
Het Griekswoord 'phatne' dat hiervoor gebruikt is, komt van het woord 'pateomani' en betekent 'om te eten'.
Een 'phatne' is het woord voor een houten bak, dat inderdaad gebruikt zou kunnen worden als een kribbe, een voederbak.
Toch is dit niet het eerste waar een Jood aan zou hebben
gedacht in die tijd.
Joden maakten namelijk gebruik van houten bakken om voedsel in te bewaren.
Vooral brood werd in die tijd bewaard in houten bakken.
Wij kennen nog wel de broodtrommel van vroeger, een aparte bak
waarin we brood bewaarden, om het zo beter vers te houden.
Ook wikkelde men in de tijd van Jezus (later ook nog) de broden in doeken.
Zeker als de broden nog warm waren zorgde dit er
voor dat ze konden uitwasemen en toch vers bleven.
Als we nu de uitspraak 'in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe/houtenbak' lezen,
herkennen we daarin ineens de uitspraak die Jezus over zichzelf doet:
“Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is.
Indien iemand van dit brood
eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, voor het leven der wereld.” Joh. 6:51.
Een broodbak met een zuivere linnen doek
*
*
Hoe kwam Jezus dus op aarde?
Volgens Zijn eigen woorden 'als het levende brood'.
Zoals brood behandeld werd, werd Jezus behandeld tijdens Zijn geboorte.
Je zou dus kunnen lezen dat de engelen eigenlijk zeggen:
je zult Hem vinden, toebereid als het levende brood.
Jezus is niet gekomen als voer voor dieren,
maar als levend brood voor mensen!
David M. Hargis, een Jood,
die onderzoek heeft gedaan naar de geboorte van Jezus,
beschrijft het als volgt:
“Wat betreft het feest der Tabernakels
(Loofhuttenfeest),
heeft God bevolen dat Israël het volgende in acht zou nemen.
Ze moesten een tijdelijke verblijfplaats bouwen die een
'sukkah'
(loofhut)
genoemd werd en daar acht dagen in wonen.
(Lv. 23:34-43)
Deze 'sukkahs',
moeten naast het huis gebouwd worden met slechts de basis
benodigdheden en voedsel voor acht dagen.
Het voedsel werd dan, in een kist of krib, in de hut geplaatst.
” De King Jamesvertaling noemt deze houten bak een
'manger'
(De Nederlandse vertaling noemt het een krib).
(Vertaald uit: Messiah's Conception and Birth,
IV Birth of Yeshua,s Conception and Birth,
IV Birth of Yeshua, geschreven door
David M.Hargis.)
Nu blijft nog staan de tekst:
'omdat er voor hen geen plaats was in de ‘herberg' (Lc. 2:7).
Het Griekse woord dat vertaald is met ‘plaats’ is 'topos'.
Dit is een woord met een nogal uitgebreide betekenis.
Zo kan het een gedeelte van een ruimte betekenen, een bepaalde bladzijde in een boek of bijvoorbeeld je positie of status binnen een groep.
Als wij, westerlingen, denken aan een herberg, dan denken we aan een huis waar je kamers kunt huren voor één of meer nachten.
Voor de Joden uit die tijd was dat niet zo.
Om een goed idee te krijgen over een herberg in die tijd moeten we een ander verhaal lezen waarin hetzelfde Griekse woord
'kataluma',
dat hier vertaald is met herberg, gebruikt wordt.
Het woord komt nog twee keer voor in het Nieuwe Testament,
in Lc. 22:9-13:
“...maakt het Pascha voor ons gereed, opdat wij het kunnen eten.
En zij zeiden tot Hem: waar wilt Gij, dat wij het gereed maken?
Hij zeide tot hen: zie, wanneer gij de stad inkomt, zal u een
man tegenkomen, die een kruik water draagt.
Volgt hem in het huis, dat hij binnengaat, en zegt dan tot de heer van dat huis: de Meester zegt u:
Waar is het vertrek, waar Ik met Mijn discipelen het Pascha kan eten?
En hij zal u een grote bovenzaal wijzen, van alles voorzien:
maakt het daar gereed.
En zij gingen heen en vonden het zoals Hij hun gezegd had, en zij
maakten het Pascha gereed.”
“En op de eerste dag…zeiden Zijn discipelen tot Hem: waar wilt Gij, dat wij heengaan en toebereidselen maken, opdat Gij het Pascha kunt eten?
En Hij zond twee van Zijn discipelen uit en zeide tot hen:
Gaat naar de stad en er zal u een man tegenkomen, die een kruik water
draagt; volgt hem, en zegt tot de heer van het huis, waar hij binnengaat: de meester zegt: waar is voor Mij het vertrek, waar Ik met Mijn discipelen het Pascha kan eten?
En hij zal u een grote bovenzaal wijzen, van al het nodige voorzien.
Maakt het daar voor ons gereed.
En de discipelen gingen heen en kwamen in de stad en vonden het, zoals Hij hun gezegd had en zij maakten het
Pascha gereed.” Mc. 14:12-16.
Een reconstructie van een middelgrote herberg uit de tijd van
Jezus.
Ze werden meestal om een waterbron heen gebouwd.
Hier wordt het Griekse woord 'kataluma' dus vertaald met 'vertrek' of nog beter: ‘gemeenschappelijke ruimte’.
Ook uit opgravingen blijkt dat herbergachtige gelegenheden uit
een aantal grote gemeenschappelijke ruimtes bestonden.
Mannen en vrouwen waren gescheiden.
Op een binnenplaats met meestal een galerij eromheen
stonden dan de dieren.
Omdat het hier om grote gemeenschappelijke ruimtes ging en niet om kleine privé-gedeeltes (privacy is typisch westers),
is het ook niet zo vreemd dat een bevallende vrouw daar niet zo maar tussen kon zitten.
Zeker voor een Jood is dat onmogelijk, omdat een vrouw die bevallen is volgens de wet (Lv. 12) onrein is.
Voor een dergelijke vrouw was er dus geen plaats in de
gemeenschappelijke ruimtes.
Ook al zouden er maar drie gasten zijn geweest, zelfs dan zou ze
niet toegelaten worden in de gemeenschappelijke vertrekken.
In een studiebrief uit Israël vonden we de volgende beschrijving van een oude herberg:
“De herberg, zoals beschreven in Lc. 2:7, was om er te eten en te drinken.
Dan lag men rond de tafels te slapen.
Het was erg open en publiek, erg druk en lawaaierig,
het is het best te vergelijken met een wachtruimte voor vliegtuigen,
treinen of bussen.”
(Israël Teaching letter- Christmas, a new look at an old story.)
De herberg aan de rand van Betlehem leek veel op deze typische karavanserai, een van de vele soortgelijke logementen langs
de voornaamste handelsroutes in die tijd.
Behalve huisvesting bood een karavanserai ook bescherming.
Ze waren gebouwd van rotsblokken uit de omgeving of van in de zon gedroogde stenen en omgeven door een muur om rovers buiten te
houden.
Een herberg die aan de horizon opdoemde, moet een welkom teken zijn geweest aan het einde van een stoffige reisdag.
Zulke onderkomens werden altijd rond een waterbron
gebouwd.
De reizigers konden hun dieren op de open binnenplaats voeden en drenken en hun waterzakken aan de put vullen.
Arme reizigers sliepen waarschijnlijk ook op die binnenplaats, maar bij slecht weer zochten ze met hun dieren onderdak in de overdekte gang onder de eerste verdieping.
Vaak als ik de tekst las in Lc 2:12:
“En dit zij u het teken:
Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe”,
heb ik mijzelf altijd afgevraagd:
“Wat is toch dat teken?”
Een teken strekt zich veel verder dan
een aanwijzing.
Een teken laat een achterliggende gedachte zien.
Ik had er dan ook altijd een gedachte bij, zo van:
“Jezus wordt toch niet tussen het vee geboren?”
Het bijzondere aan deze studie is, dat we nu ook begrijpen als Jezus zegt:
“Ik ben het Brood dat uit de Hemel is nedergedaald.” Joh 6:41
Ook een bijzonder gegeven is dat Jezus geboren is in de stad van David, ‘Betlehem’, wat broodhuis betekent.
Hij die de zoon van David wordt genoemd wordt ook nog eens in dezelfde stad geboren, in het Broodhuis, liggende in een broodbak.
Wat ook nog een bijzonderheid was, dat is dat de geboorte van Jezus samenviel met het begin van het loofhuttenfeest.
Mensen moesten hutjes of sukkots naast het huis bouwen en daar moest men voedsel meenemen voor 8 dagen om daar te gedenken hoe de Israëlieten in tenten woonden tijdens hun vlucht vanuit
Egypte naar het beloofde land.
Joh 1 zegt ook:
“het Woord is vleesgeworden en heeft onder ons gewoond.”
Dat wonen staat eigenlijk voor tabernakel.
Hij heeft onder ons ‘getabernakeld’.
Doch op de vijftiende dag van de zevende maand, wanneer gij de opbrengst van uw land inzamelt, zult gij zeven dagen het
feest des HEREN vieren;
op de eerste dag zal er rust zijn en op de achtste dag zal er rust zijn.
Op de eerste dag zult gij vruchten van sierlijke bomen nemen,
takken van palmen en twijgen van loofbomen en van beekwilgen, en gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht van de HERE, uw God,
zeven dagen lang.
Gij zult het als een feest des HEREN vieren
zeven dagen in het jaar, een altoosdurende inzetting voor uw geslachten;
in de zevende maand zult gij het vieren.
In loofhutten zult gij wonen zeven dagen; allen die in Israël geboren zijn,
zullen in loofhutten wonen, opdat uw geslachten weten, dat Ik de Israëlieten in hutten heb doen wonen, toen Ik hen uit het land Egypte leidde:
Ik ben de HERE, uw God. Lv 23:39-43.
Tijdens die doorreis in de woestijn zorgde God ook voor de Israëlieten, door hen brood uit de hemel te geven.
Het brood, ‘Manna’, regende letterlijk uit de hemel.
Men moest het alleen gaan verzamelen, iedere dag.
Voor Jezus was geen plaats in de herberg, omdat het veel te druk was in de stad en daardoor kon Maria niet in openbare herbergen bevallen.
Jezus werd geboren in de sukkot, naast het huis en Hij werd in een schone broodbak gelegd en in linnen doeken gelegd, die bedoeld
waren, om het brood vers te houden.
Jezus Christus werd niet geboren in een stal of grot, maar
beter in een tijdelijk sukkot of tabernakel,
dat gebouwd was voor het feest van de sukkots of tabernakels
‘het loofhuttenfeest’.
Gods Woord is zo rijk, dat we zelfs na een heel leven nog niet uitgestudeerd zijn.
Jezus is ons Levende Brood,
dat wij iedere dag tot ons mogen nemen.
Agnès Laurey