De komst van de Messias is nabij;
De Bijbel is hoogst actueel;
de contouren van de komende gerichten tekenen zich af tegen de horizon van de wereldgeschiedenis, waarin Israel een centrale plaats inneemt;
De mensheid staat voor enorme ontwikkelingen, die alle in de Heilige Schrift voorspeld zijn.
Deels radeloos, deels onverschillig staat de mensheid tegenover een catastrofe, die onontkoombaar dichterbij komt.
Nederland draait mee in volle vaart naar de ondergang, naar het lijkt in versneld tempo.
Terwijl Nederland voorheen op velerlei gebied een leidende rol speelde in de goede zin des woords, geeft het nu de toon aan in een ontwikkeling van afbraak en goddeloosheid.
Hoe kan het, dat een volk nu een volkomen ander gezicht laat zien, terwijl het zolang in een traditie van geloof en kerkgetrouwheid heeft geleefd en de zegen daarvan heeft ondervonden?
Zoals een kledingstuk van goede stof gemaakt, lang meegaat en ondanks de slijtageplekken toch nog altijd zijn kwaliteit toont, zo heeft Nederland, nog na de tweede wereldoorlog en tot in de 60-er jaren, de zegen van de vroomheid van de voorafgaande eeuwen ervaren.
Maar toen er een omkeer in het geestelijk leven kwam, verspreidde zich een golf van verval en immoraliteit, en dat niet geleidelijk, maar met de kracht van een vloedgolf !
Hoe kan dat?
Geloof en traditie bewaren in een hart, dat oprecht naar God uitgaat, is zegen-brengend.
Maar als geloof en traditie gehandhaafd worden om wille van het 'erfgoed' zelf, terwijl het hart er steeds minder bij betrokken is, blijkt dit goed zich in kwaad te veranderen en zich tegen ons te keren.
Dan blijken geloof en traditie toch niet het zelfde te zijn als bekering en wedergeboorte.
Dan wordt duidelijk dat de leer van de kerk op enkele wezenlijke punten niet met het Woord van God overeenstemt, en dat juist die dode leer een struikelblok vormt voor de mens op de Weg naar de levende God.
Een uitermate misleidend element in dit verband is de kerkelijke uitleg van de
(kinder)doop.
In het uur van de waarheid zal men voor de keus worden gesteld:
Of men blijft zich vasthouden aan de kerkelijk vaststaande geloofsartikelen, of in een daad van gehoorzaamheid geeft men zich over aan God, om vervolgens te leven in verbondenheid met Hem.
Wordt u door uw doop opgenomen in het verbond en wordt u daardoor lid van het Lichaam van Christus, of treedt u toe tot het nieuwe verbond door eenmaal in uw leven heel persoonlijk en welbewust tot bekering te komen en zo uw leven aan God over te geven?
Juist door de leer krijgen teveel mensen dit laatste, de enige weg, niet gepredikt.
Omdat het ons om de eer van God gaat en om zijn liefde voor de verloren mens, hebben we gemeend onomwonden de vinger te moeten leggen op de zieke plek.
We weten dat dit bij velen hard zal aankomen. We raden de lezers aan nee, niet de kerkelijke boekjes - maar alleen het Woord van God nauwkeurig te onderzoeken.
Het Woord van God, de Waarheid, zal u vrijmaken.
Einde inleiding.
Hoe wordt de (kinder)doop gezien?
We laten niet onze fantasie spreken, maar gaan af op uitspraken, formuleringen en terminologie, door gezaghebbende kerkleden en ambtsdragers gebezigd.
Hoewel de argumenten van de vrijzinnigen rond de doop veel oppervlakkiger klinken dan die van de rechtzinnigen, richten we onze kritiek op de leringen van alle kerken, omdat de vrijzinnigheid, onvermijdelijk, wel moest voortkomen uit de rechtzinnige leer.
Een eerste groep, randkerkelijken, laat zijn kinderen dopen, omdat het nu eenmaal zo hoort: 'je kunt nooit weten, baat het niet, het schaadt ook niet', vindt men.
Deze doopleden blijven, tot zorg van de kerk, slechts doopleden.
Toch heeft de kerk niet de vrijmoedigheid hen zonder meer als lid te schrappen, want je zou hen daarmee van de bron afsnijden.
Wie of wat die bron is wordt in het midden gelaten.
Sommige doopleden hebben nog wel een vaag religieus besef, bezoeken de kerk in de kerstnacht en zien die kerk als laatste redmiddel.
Het zijn die mensen, die bij huwelijken en begrafenissen behoefte gevoelen aan de kerk als decor.
Een voorganger zegt hierover: 'Persoonlijk vind ik een onchristelijke begrafenis een afschuwelijke en trieste zaak.
Het geeft zo'n gevoel van leegte, en zelfs diegenen, die weinig met een kerk te maken willen hebben, hebben er behoefte aan dat de dingen volgens een vast ritueel verlopen.
Het is duidelijk dat de doop door deze mensen gezien wordt als passend in het kader van plechtige rituelen en ceremoniën.
Een andere groep laat zijn kinderen dopen' ...omdat de kleine kinderen als lidmaten van de kerk behoren gedoopt te wezen'.
Op deze wijze is het kind als het ware op prille leeftijd christelijk gemeentelid geworden;
, ... het invoegen in de gemeente en daardoor in de ene heilige, algemene, christelijke Kerk.
Zo'n kind krijgt door de doop een plaats in de Kerk van de Heer. Het maakt deel uit van de kerk.
De gedachte daarbij is dat de kerk mag weten dat het allemaal volbracht is. Christus is voor de mensen gestorven en is uit de dood opgestaan (wat die opstanding ook moge betekenen);
En Hij roept de mensen op, óók op te staan.
Het spreekt vanzelf dat men wel het een en ander in het leven als Christen waar moet maken, door kerkbezoek, culturele activiteiten, bevorderen van ontwikkelingshulp, sobere levensstijl en verzet tegen de bestaande orde.
In deze categorie bevinden zich de meeste kerk bezoekers.
In dit denken past:
"Samen op weg naar een rechtvaardige maatschappij;
Bouwen - met andere gelovigen - aan het koninkrijk van vrede en gerechtigheid.
Christus heeft hiervoor de basis gelegd en alle mensen van goede wille moeten het nu gestalte geven.
" Voor wat betreft de zonden:
"Christus heeft het immers al volbracht".
Zij mogen nu zingen: "Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw."
Het bijbelse begrip bekering wordt niet meer gepredikt.
Of het heeft een geheel andere betekenis gekregen.
Aangezien Jezus het al volbracht heeft, behoeft men zich geen zorgen meer te maken over schuld en zonde.
Schuldgevoelens worden op modern pastorale wijze psychologisch weggepraat.
Waarden en normen veranderen, grenzen verschuiven, taboes worden opgeheven en in de liefde van Christus is er, volgens hen, ruimte voor alles en iedereen.
"De belofte van het heil was er altijd al voor heel de bewoonde wereld en wordt door christenen doorgegeven in de kinderdoop.
Anderen in die bewoonde wereld, b.v. moslims, hebben hun eigen weg tot het bereiken van het heil en moeten daarin gerespecteerd worden.
Een dergelijke gedachtengang is niet alleen te lezen in de uitspraken van de Hervormde zendingspredikant Dirksen, maar het is de algemene teneur, die als een rode draad loopt door de hedendaagse kerkelijke verkondigingen en publicaties.
Voor een derde categorie heeft de doop een diepere betekenis.
Hieraan voorafgaand eerst enkele citaten uit het doopformulier uit het kerkboek van de Gereformeerde kerken in Nederland:
'... dat wij met onze kinderen in zonde ontvangen en geboren, en daarom kinderen des toorns zijn, zodat wij in het rijk Gods niet kunnen komen, tenzij wij van nieuw geboren worden.
Dit leert ons de onderdompeling in en de besprenging met het water, waardoor ons de onreinigheid onzer zielen wordt aangewezen.
... betuigt en verzegelt ons de Heilige Doop de afwassing der zonden door Jezus Christus.
... Want als wij gedoopt worden in de naam des Vaders, zo betuigt en verzegelt ons God de Vader, dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht, ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt.
... En hoewel onze kinderen deze dingen niet verstaan, zo mag men ze nochtans daarom van de Doop niet uitsluiten; aangezien zij ook zonder hun weten der verdoemenis in Adam deelachtig zijn, en alzo ook weder in Christus tot genade aangenomen worden, gelijk God spreekt tot Abraham, de Vader aller gelovigen, en mede tot ons en onze kinderen, zeggende:
" Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u; en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om te zijn tot een God, en uw zaad na u.
Dit betuigt ook Petrus, met deze woorden: "Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal."
Daarom heeft God voormaals bevolen hen te besnijden, hetwelk een zegel des verbonds en der gerechtigheid des geloofs was; gelijk ook Christus hen omhelsd, de handen opgelegd en gezegend heeft.
Als dan nu de doop in de plaats der besnijdenis gekomen is, zo zal men de kinderen, als erfgenamen van het Rijk Gods en van Zijn Verbond, dopen.'
In de nieuwe orde van dienst van de Gereformeerde kerken lezen wij in het doopformulier dat aan de prediking van het evangelie de doop zeer nauw wordt verbonden, namelijk , ... om aan allen, die in Hem geloven te verzekeren, dat hun zondige leven door zijn bloed en door zijn Geest gereinigd en herboren is, evenals de onreinheid van het lichaam door water weggenomen wordt.
Door deze doop ontvangen wij het voorrecht,dat de Drie-Enige God Zijn naam op ons legt en ons onder Zijn verlossende
' Heerschappij brengt.'
"... De doop, die ons slechts eenmaal bediend wordt, blijft gedurende heel ons leven van kracht." ...
'Ook als wij uit zwakheid in zonde vallen, mogen wij aan Zijn Genade niet twijfelen, noch in de zonde blijven liggen, omdat wij een eeuwig verbond met God hebben.'
En in de catechismus (Heidelb.), zondag 27, lezen wij: '... zo moeten zij ook door de Doop, als door het teken des Verbonds, der Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden, gelijk in het Oude Verbond of -Testament door de besnijdenis geschied is, voor wie
in het Nieuwe Verbond de doop ingezet is.'
De doop wordt als een sacrament gezien.
Een sacrament is een gewijde handeling.
De r.k. kerk kent er zeven, de protestantse kerken kennen er twee:
Doop en Avondmaal.
'Sacramenten worden beschouwd als uitwendige tekenen, door Christus ingesteld, waardoor bijzondere genaden worden aangeduid en meegedeeld.'
(van Dale's woordenboek).
De kerk hanteert de Doop als het teken en zegel van 'het invoegen in de gemeente en daardoor in de ene Heilige, algemene, Christelijke Kerk.'
Zo is de doop geworden tot een middel, om lid van het Lichaam van Christus te worden, d.w.z. om aan de genade van Jezus Christus deel te krijgen.
"Berkhof "stelt in 'Christelijk Geloof' dat de kerk hierbij als bemiddelingsinstantie tussen Christus en de wereld fungeert en tussen Christus en de enkeling.
'Na het bad van de inlijving verricht de kerk de heilsbemiddelende handeling van het onderricht.
Te vergelijken dus met een moeder, die baart en voedt.
' We citeren verder: 'het instituut is de moederschoot en de voedingsbodem, waaruit deze gemeenschap steeds opnieuw moet worden geboren en moet opgroeien' .
De kerk heeft dus twee gezichten:
'zij is instituut en gemeenschap, voedingsbodem en gewas, moeder en gezin.' **
Een veelzeggende uitdrukking is:
"de kerk is onze moeder".
Aangezien het de kerk is, die het sacrament van de doop bedient, het de kerk is, die de toelating tot haar instituut verleent, kan men, zo luidt de leer, alleen middels de kerk bij het godsvolk worden ingelijfd.
M.a. w. de kerk verleent de toelating tot het heil.
Tot zover de leer van de protestantse kerken.
Deze redenering verschilt in niets van wat Rome zegt:
** Deze gedachtengang vinden we al bij de vroege kerkvaders.
Een citaat van Cyprianus:
'Aangezien de geboorte van de christen zich in het doopsel voltrekt en de wedergeboorte in het doopsel alleen plaats vindt bij de enige bruid van Christus, die de zonen van God op geestelijke wijze kan verwekken, waar zou dan hij geboren worden, die geen zoon van de kerk is'.
'Middels Maria tot Jezus'.
Door de kerk tot het Lichaam van Christus.
Maar de Bijbel leert: door Jezus tot God.
Dit toont dat de reformatie het beeld van de 'kerk als moeder' als erfelijke belasting uit de roomse kerk heeft meegekregen;
Maria de middelares.
'Buiten de kerk geen zaligheid'.
De gedachte dat men tot de kerk moet behoren om behouden te worden, vindt men in principe in alle modaliteiten en denominaties.
Bij de rechtzinnigen legt men er meer de nadruk op, dat de Doop de gelovige afzondert van de wereldling, heiden genoemd.
Door zich zo te isoleren van de wereld, ontstaat de gedachte: wij zijn het uitverkoren volk, de enige ware kerk,
waar de ware leer, verkondigd wordt.
De rechtzinnigen stellen dat de doop alleen niet zalig maakt.
Voorwaarden voor wat met de doop gegeven wordt, zijn, volgens hen, het geloof in 'Schrift en Belijdenis', zoals die onderwezen wordt in de desbetreffende kerk, trouw kerkbezoek, het volgen van catechisatie, doen van belijdenis en deelname aan het avondmaal.
In het Nederlands Dagblad lazen wij:
'... een lid der ware kerk kan verloren gaan.
Gedoopt in Zijn Naam en toch verloren gaan?
Is het erg? Ja, heel erg.
Zijt toch een levend lid der kerk.
Dan is er toekomst voor u en een heerlijk voorrecht lid der kerk te zijn.
Dit lijkt een waardevolle aansporing.
Maar de Bijbel roept op een levend lidmaat' van de Heer Jezus Christus te zijn.
En dit is net iets anders dan een levend lid der kerk te zijn.
Het lijkt een nuance verschil, maar het is een wezenlijk verschil.
*Drost* schrijft in zijn boek 'Gesterkt door genade':
, ... leer het kerkvolk zijn doop te verstaan en het is gered'
En elders:
'De troost van de doop, het is de enige troost in leven en in sterven' .
'De doop, waardoor wij in de kerk Gods ontvangen worden...'.
'Spreken over de doop is spreken over het verbond.'
Toen we gedoopt zijn, zijn we gedoopt in de Naam van de Vader en toen betuigde God, de Vader, ons tot onze troost, dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade heeft opgericht en ons tot Zijn kinderen en erfgenamen heeft aangenomen.
Dit leert de kerk. Bij het dopen van kinderen wordt immers gezongen: 'het verbond met Abraham Zijn vrind, bevestigt Hij van kind tot kind.'
Psalm 105.
Maar in deze psalm wordt gesproken over het oude verbond.
En is Israel niet het oude verbondsvolk?
Of denkt men nu plotseling aan het nieuwe verbond, waarbij de kerk zich als het nieuwe verbondsvolk beschouwt?
Is er een verbond met de kerk gesloten?
Laten we eens zien wat de Schrift hiervan zegt..
Ook het nieuwe verbond is gesloten met Israel.
Belofte. Jeremia 31:31-34
Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israel en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal.
Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden:
Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik Heer over hen ben, luidt het woord des HEREN.
Maar dit is het verbond dat Ik met het huis van Israel sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des HEREN:
Ik zal Mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven.
Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.
Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren:
Kent den HERE: want zij allen zullen Mij kennen, van den kleinste tot den grootste onder hen, luidt het woord des HEREN, 'want Ik zal hun ongerechtigheden vergeven en hun zonde niet meer gedenken.
Vervulling.
Lukas 22:14-20
En toen het uur aangebroken was, ging Hij aanliggen en de apostelen met Hem.
... En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende:
Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis.
Evenzo den beker, na den maaltijd, zeggende:
Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt.
Zie ook 2 Cor. 3:6, 14-16; Hebr. 8:6-12; Hebr. 10:15-17 en Hebr. 12:24
We zien dat het nieuwe verbond door God beloofd werd aan het huis van Juda en het huis van Israel.
God zou niet God zijn, als Hij zijn belofte niet had waargemaakt.
Vandaar dat het nieuwe verbond dan ook werd gesloten, niet met heidenen, maar met Israel.
Aan de Joodse paastafel, waaraan Joodse mannen aanzaten, sloot de Jood, Jezus, het nieuwe verbond.
Teken van het nieuwe verbond is Zijn Bloed (Lukas 22).
Na zijn opstanding was het ook weer aan Joden, dat Jezus het gebod oplegde te Jeruzalem te blijven, totdat de belofte des Vaders op hen zou komen.
Die belofte des Vaders was de Heilige Geest als zegel en onderpand van dat nieuwe verbond (Lukas 24:49).
Vandaar dat Petrus uitsprak: Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn (Hand. 2:39). *
Petrus spreekt hier over de vervulling met de Heilige Geest nadat men tot geloof kwam!
Tot wie richtte de God van Israel door de mond van Petrus deze woorden?
De verbondsbelofte, verwoord in Gen. 17:7;
Ik zal Mijn verbond - het verbond, waarbij God Zich definitief vastlegde op Israel - oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn, en Hand. 2:39
Want voor u is de belofte - de belofte genoemd in Joel 2:28-29 ev. - en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, er toe roepen zal, werd gegeven aan Israel.
De kerk nu leert, dat deze verbondsbelofte op haar is overgegaan.
(zie doopformulier).
Maar de Schrift zegt dat Petrus daar alleen sprak tot het volk Israel, de nakomelingen van Abraham, Isaak en Jacob:
Gij mannen van Israel.
(Hand. 2:5, 14, 22, 36; 3:12-13, 20-21, 25-26 en 4:10).
Petrus sprak daar tot Israelitische mannen, die in Israel woonden, of naar Jeruzalem gekomen waren, om daar het Israelitische Pinksterfeest (Sjawoeot) te vieren. .
Nog altijd komen er van over de hele wereld Joodse mensen naar Jeruzalem om daaraan deel te nemen.
Dit is een feest, door God op de Sinai ingesteld
(Lev. 23:15 e.v. en Deut. 16:10).
Het wordt, na 3500 jaar, nog altijd gevierd.
De aanwezigen daar en toen waren dus allen mannen van het volk Israel, van binnen en buiten het land Israel.