2de Regiment Carabiniers
Inhoud blog
  • “De Oorlog in Beeld” van 16 september 1918
  • 2 Carabiniers houd op te bestaan 26/02/2004
  • Een Cornet
  • De muziekkapel van de Karabiniers
  • Muziekkapel 2 karabiniers
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    10-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Samenstelling 2 Regiment Karabiniers

                          2de Regiment Carabiniers

    Overzicht op 10 mei 1940

    Type

    Infanterieregiment   van de eerste reserve

     

    Ontdubbeld   van

    1ste Regiment   Carabiniers

     

    Onderdeel   van

    7de   Infanteriedivisie

     

    Bevelhebber

    Kolonel   SBH Long

     

    Standplaats

    Dekkingsstelling   Albertkanaal
    Ondersector Eigenbilzen-Veldwezelt

     

    Samenstelling

    I   Bataljon (Majoor Moedts)

    1ste compagnie fuseliers
    2de compagnie fuseliers
    3de compagnie fuseliers (Cdt Goffaux)
    4de compagnie mitrailleurs

     

    II   Bataljon (Majoor Van Driessche)

    5de compagnie fuseliers (Kpt Louis)
    6de compagnie fuseliers (Cdt Jammaers)
    7de compagnie fuseliers
    8ste compagnie mitrailleurs

     

    III   Bataljon (Majoor Lorent)

    9de compagnie fuseliers (Cdt Lemercier)
    10de compagnie fuseliers
    11de compagnie fuseliers
    12de compagnie mitrailleurs

     

    IV   Bataljon

    13de compagnie Mitrailleurs
    14de compagnie C47 Anti-Tankkanonnen
    15de compagnie M76 Mortieren

     

    Stafcompagnie
      Medische Compagnie (Luitenant Geneesheer Habig)
      Peloton Verkenners

     

    Ons roemrijk vaandel

     

    Het vaandel van 2C is een van de meest gelauwerde van het Belgisch leger met haar acht vermeldingen en het snoer van de Orde van Leopold.

     De eerste vermelding “IJZER” werd toegekend met het Algemeen Legerorde (A.O.) van 08.05.1915

     “WESTROZEBEKE”; om de wapenfeiten en de heldenmoed, betoond door de troepen tijdens het offensief,begonnen op 28.09.1918. A.O. 14.10.1918

     “RUMBEKE” : om de roemrijke houding te gedenken op 14.10.1918,dag waarop het ruimschoots bijdroeg voor de val van Roeselare. A.O. 31.01.1919

     “TERVAETE” :om de moed en het uithoudingsvermogen te gedenken,opgebracht door 2C tijdens de dagen van 22 en 23.10.1914. A.O. 04.09.1919

     “VELDSLAG 1914-1918” : Nota E.M.A. 18.05.1919

     “ANTWERPEN” : A.O. 21.06.1930

     “STEENSTRATE” : A.O. 21.06.1930

     “ALBERTKANAAL” :(Vermelding samen met de 7 I.D.) Als eerste grote eenheid die een zware aanval van de Wehrmacht onderging, onverwachts blootsgesteld aan een zeer hevige luchtaanval en aan intense druk van nieuwe en demoraliserende gevechtstechnieken,daarenboven verspreid over een front van meer dan twintig kilometer en hierdoor verstoken van reserves, heeft ze aan het Albertkanaal weerstand geboden aan een materieel veel sterkere en machtiger vijand, waardoor ze zeer zware verliezen heeft geleden. A.O. 112/1946.
     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (4 Stemmen)
    10-09-2014, 00:00 geschreven door 2 Regiment Karabiniers
    Reacties (0)
    20-06-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.“De Oorlog in Beeld” van 16 september 1918





    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (4 Stemmen)
    20-06-2016, 19:35 geschreven door 2 Regiment Karabiniers
    Reacties (0)
    16-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2 Carabiniers houd op te bestaan 26/02/2004

    2 CARABINIERS HOUD OP VAN BESTAAN

    AFSCHEIDS. 26.02.2004

     

    Beste vrienden,ik meen dat we tot slot van onze laatste algemene vergadering even moeten terugblikken naar ons verleden.

     Notre régiment a vu le jour par arrêté royal le 29 aout 1913,un an avant la grande guerre. Son premier commandant fut le Colonel Biebuyck

    Le régiment a eu son baptême de feu à Schiplaken en aout 1914. Pendant la guerre notre unité a pris part aux opérations les plus importantes et souvent les plus dangereuses. Le côut était de 1208 hommes tombés au champ d’honneur, et les huit citations sur notre drapeau prouvent le courage hors pair des nos prédecesseurs.

     Het 2e vestingregiment karabiniers verloor in 1914 zoveel manschappen in de buurt van Mechelen dat het gefusioneerd werd met haar moedereenheid en ophield te bestaan.

     Het 2e karabiniersregiment werd op 1 februari 1926 ontbonden.

    Na de 1e wereldoorlog hadden de oud-strijders veel contact met elkaar maar het duurde tot 6 februari 1929, nu dus 75 jaren geleden, eer de Verbroedering van de Oud-strijders van het 2e Carabiniers en het 2e Vestingregiment Carabiniers gesticht werd met als erevoorzitter de Lt Gen Biebuyck en als voorzitter Lt Aloys Collin groot invalide van 1914-18 en als secretaris Maurice Jadin.

     La fraternelle a connu un succès impressionnant puisqu’il y avait même plusieures sections dans le pays.

    Le 17 janvier 1939 l’association de fait devenait une asbl avec siège à la Rue de la Meuse 86 à Bruxelles toujours sous la présidence de Collin

    Après la 2e guerre quelques frictions entre les anciens combattants de 1914- 18 et 40 furent assez vite applanies et la commémoration de Veldwezelt fut organisée à partir de 1946 avec beaucoup de succès. Le Col BEM Long ancien chef de corps était président d’honneur, Adj COR Gudrun président 1940-45 et le Maj hon Collin président 1914-18)

     In 1950 had een grandioze plechtigheid plaats voor de inhuldiging van de bronzen gedenkplaat met de namen van onze gesneuvelden,geschonken door onze verbroedering en de inhuldiging van de 2e Karabinierslaan. Een afgevaardigde van Z.M. de Koning, de burgemeesters van Veldwezelt en Maastricht,talloze prominenten en het muziekkorps van de Luchtmacht waren aanwezig.

     Pendant cette période nous avions même un périodique d’une douzaine de pages. Malheureusement nous n’avons plus que deux exemplaires dans nos archives. Les assemblées générales étaient parfois organisées par les sous-sections comme celle de 1950 à Antwerpen.

    Notre régiment, étant une unité de réserve, faisait des rappels à partir des années 1950 et régulièrement tous les deux ans à partir de 1970 .Le 2C était un des deux régiments d’infanterie blindée de réserve équipé comme les unités de l’active,avec les mêmes missions en temps de guerre. A ce moment les contacts avec les cadres se sont renoués. Quelques jeunes d’après 1945 ont rejoint la fraternelle et ont donné un appui aux anciens et repris contact avec les édiles de Veldwezelt pour donner un renouveau à la commémoration qui tout doucement perdait de l’importance. Officiellement le régiment a été parrainé par la commune en 1972.

     De V.Z.W. werd terug een feitelijke vereniging, onder de benaming Verbroedering 2C, op 1 maart 1979. In 1984 betreurden we het overlijden van de voorzitter Collin die 55 jaren de Verbroedering had geleid. Een moeilijke periode brak aan wegens het tekort aan bestuurders en de erbarmelijke financiële toestand.

     De inzet van Frans Robbroeckx, zoon van een Karabinier, die het voorzitterschap gedurende tien jaren op zich nam zette de Vereniging terug op het goede spoor. De verbroedering is hem veel dank verschuldigd. Frans die ver van Brussel en Veldwezelt woont heeft zich heel wat moeite getroost om steeds als eerste overal aanwezig te zijn en de vernieuwde organisatie van de plechtigheden te Veldwezelt mede te organiseren,samen met het lokale afdeling van het Geheim Leger. Hij verzamelde ook heel wat geschiedkundige feiten over ons regiment die keurig uitgegeven werden.

    De geslaagde viering van het 75 jaar bestaan van ons regiment in 1988 te Leopoldsburg mag ook op zijn blazoen geschreven worden samen met Emile Waroquier.

     Emile Waroquier devint trésorier en 1986 .Il a fait son service militaire en 1935 au carabiniers et a été rappelé au 2e en 1938 et en 39.A Veldwezelt il a combattu comme tireur lance grenade D.B.T. à la 7e cie, Pendant la guerre il était résistant au M.N.B.,et maintenant il s’occupe encore de plusieures sociétés patriotiques entre autre comme président F.N.C. de Villers St.Ghislain et trésorier provincial FNC

    Notre trésorier avait hérité de ses prédecesseurs une caisse vide et même une dette assez conséquante mais grâce à son énergie et son travail méticuleux et assidu,et avec l’aide de quelques généreux donateurs, il est arrivé a assainir les comptes en un an de temps.

    Il a allégé le travail de ses présidents d’une façon exemplaire et peut être cité comme un comittard modèle. Il n’a pratiquement manqué aucune manifestation à Veldwezelt. Il faut le faire à son âge,il aura 90 ans dans deux mois. Cher Emile nous te souhaitons pour ta 9e decade une bonne santé, un pélérinage annuel à Veldwezelt et un grand merçi pour tout ce que tu as fait pour le 2C.

     In 1995 nam Frans eervol ontslag en kreeg ik de eer hem op te volgen. Secretaris werd Rodolphe Vismara, die ik ook in de bloemetjes moet zetten voor zijn overdroten werk. Hij is daarenboven de rechter hand van LtKol Van Hooren, nationaal voorzitter van de Koninklijke vereniging der Officieren van de Veldtochten en steeds paraat voor zijn regiment waar hij bij een wederoproeping de functie van S1 waarnam. Hij cumuleerde het secretariaat met de tijdrovende en soms zware job van vaandrig van onze verbroedering. Hij werd hiervoor ten andere gediplomeerd door de minister van Landsverdediging. Hij blijft ter beschikking van Intercarabiniers, waarvoor onze oprechte dank. Ons vaandel wordt ook overgedragen aan de Inter maar we vragen dat het voorlopig blijft berusten bij onze vriend Rodophe opdat het nog steeds aanwezig zou zijn op de plechtigheden.

     Alle huidige en vroegere leden die samen verscheidene honderden zijn geweest moet ik danken voor hun trouw aan hun geliefd regiment en de inspanningen die ze gedaan hebben voor hun verbroedering.

    De tijd is nu gekomen om de boeken dicht te doen. Met veel spijt in het hart. Wij en onze voorgangers hebben onze plicht gedaan gedurende 75 jaren;Wij hebben het blazoen van het 2e Carabiniers hoog gehouden, onze gesneuvelde makkers geëerd en de banden tussen oudgedienden en het regiment verstevigd.

    Ons ledenaantal is echter ieder jaren geslonken. Het. reserveregiment 2C werd in 1991 ontbonden,de leden van 1940 zijn allen ver in de tachtig en op nieuw bloed moeten we niet meer rekenen.

     Nous avons discuté longtemps entre nous et avec l’Intercarabiniers. Nous avons exploré toutes les pistes mais on a été obligé de se rendre à l’évidence que continuer avec notre fraternelle n’était qu’ajourner notre disparition. Alors autant mourir en beauté et fusionner avec l’Inter et transmettre la responsabilité de la commémoration de Veldwezelt à nos Limburgse vrienden.

    J’ai averti de notre intention et remercié nos amis de l’Armée Secrète de Veldwezelt et le Collège de bourgmestre et d’échevins de Lanaken pour les années de bonne entente et de travail en commun pour la réussite des commémorations de mai 1940.

    Pour nos membres, il n’y aura pas de grand changement : La Fraternelle du 1C encaissera notre cotisation,nous restons membre de l’UFAC et le périodique Le Carabinier nous sera envoyé comme avant.

    Onze dank gaat naar Kol Peiren, die de Inter aan het reorganiseren is en in dewelke iedere oud en nieuwe Karabiniers zijn plaats zal hebben. Wij zijn ervan overtuigd dat hij hierin volledig zal slagen.

    Albert Hendrickx,de bezieler van de Vriendenkringen van de Carabiniers Limburg en zijn medewerkers zetten we ook figuurlijk in de bloemen omdat ze onmiddellijk bereid waren de verantwoordelijkheid voor de herdenkingen te Veldwezelt op zich te nemen. Wij hebben het volste vertrouwen in hun onderneming en wensen hen veel succes.

    Je vous remercie tous d’avoir voté la fusion avec l‘Intercarabinier et de lui transmettre le solde de notre avoir et nos archives.Je suis convaincu qu’ils seront dans des bonnes mains.

    Avant le repas de ce midi je vous demanderai de lever le verre à notre 75e anniversaire et pour souhaiter encore une longue vie à tous nos membres, à l’Inter et au Vriendenkringen van de Karabiniers

    Note historique

    Nous avons trouvé,grâce au Col BEM Peiren ,la date exacte de la fondation de notre fraternelle.Elle fût fondée le 6 février 1929 sous le nom de « Fraternelle des Anciens Combattants du 2 Carabiniers et du 2 Régiment Carabiniers de Forteresse ».Le président d’honneur était le LtGén Biebuyck,premier chef de corps du 2C en 1913, et sous la présidence du Lt Aloys Collin

     

    La société de fait devint une A.S.B.L. le 17 janvier 1939.Le 1 mars 1979 l’ A.S.B.L. fût de nouveau transformée en société de fait sous la nomination de Fraternelle du 2C toujours avec A.Collin comme président.

    Nous féterons nos 75 ans d’existence en 2004,encore un peu de patience avant de lever le verre !

    Il y a 30 ans :

    le 2 régiment de Carabiniers d’infanterie blindée faisait un rappel au mois de septembre à Leopoldsburg avec comme chef de corps le Lt Col (R) Swinnen, le comd en second le Maj Wauters et l’ S3 le Maj BEM Verspreet. Les commandants des Cies de fuseliers étaient le Cdt Smet et les Capitaines Jacobs et Sijs.

    Le régiment était au grand complet avec plus de 700 hommes, dont 36 officiers. La plus grande partie des rappelés avaient fait leur service au 1Carabiniers ou au 1 Grenadiers . L’équipement était celui des régiments d’active c.à.d.56 blindés M75 et 150 vehicules sur roues.

    Le 2C faisait partie de la 10 Bde blindée sous le commandement du Col BEM Stevens(un ancien du 1C) .Les autres grandes unités étaient le 4 Li (Comd LtCol Waer, aussi un ancien du 1C),le 6 Lanciers et le 75 Artillerie.

    La Fraternelle était présente au défilé du régiment et à la manifestation en souvenir de nos anciens à Veldwezelt .C’était grâce au RSM du LtCol De Pauw , qui avait noué des relations avec les autorités de Veldwezelt, qu’une Cie, avec notre emblème, a pu se rendre pour la première fois, dans la commune qui prit, plus tard, le parrainage du 2C. Cette tradition a continuée pendant chaque rappel du régiment grâce au bourgmestre Dirickx et son conseil communal  et les chefs de corps Jacobs et Van Thomme..

     

    Dertig jaren geleden :

    werd het 2C wederopgeroepen in de maand september te Leopoldsburg onder het bevel van LtKol (R) Swinnen,met als 2e Comd Maj Wauters,als S3 Maj SBH Verspreet en als Fus Cie Comd de Cdt Smet en de Kapiteins.Jacobs en Sijs.

    Het regiment had een getalsterkte van meer dan 700 man, waarvan 36 officieren. De meeste wederopgeroepenen waren oudgedienden van de regimenten Carabiniers en Grenadiers. Het materieel waarover ze beschikten was praktisch hetzelfde als dat van de actieve regimenten,nl 56 gepantserde voertuigen M 75 en ongeveer 150 wielvoertuigen.

    De eenheid maakte deel uit van de 10e pantserinfanterie brigade onder bevel van Kol SBH Stevens (een oud-carabinier) samen met 4 Li (LtKol Waer ook een oud carabinier),6 Lansiers en 75 Artillerie.

    De Verbroedering 2C was aanwezig op de traditionele défilé en op de plechtigheid te Veldwezelt. Deze kon plaats hebben dank zij de contacten voorheen gelegd door de RSM van LtKol De Pauw. Met een volledige Cie en het regimentsvaandel werd hulde gebracht aan de gesneuvelden van 1940.Later werd deze traditie voortgezet, dankzij de korpsoversten Jacobs en Van Thomme, telkens 2C werd wederopgeroepen en werden vriendschapsbanden gelegd met burgemeester Dirickx en het gemeentebestuur zodat de gemeente zelfs het peterschap nam over onze eenheid.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    16-09-2014, 17:01 geschreven door 2 Regiment Karabiniers
    Reacties (0)
    13-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Cornet
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het muziekinstrument dat het meest gebruikt wordt in het leger voor de signalen 


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    13-09-2014, 17:06 geschreven door 2 Regiment Karabiniers
    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De muziekkapel van de Karabiniers

    DE MUZIEKKAPELLENVAN DE KARABINIERS.

     Het 1e Jagers te Voet werd gesticht op 1 november 1830 en tegelijkertijd gemachtigd een muziekkapel op te richten,de eerste van ons leger. De muziekkapellen van de Hollandse periode vormden de basis van de Belgische. De reglementen van 21 april 1819 betreffende de muziekkapellen werden overgenomen, die bijna allen van kracht bleven tot 1914!

     De kapel bestond uit 33 man : 14 stafmuzikanten of musiciens,10 kwekelingen of élèves en 7 soldaten uit het regiment. De kwekelingen waren mannen met aanleg voor muziek die door hun afdeling werden gedetacheerd. De kapelmeester Ernest Spindler (Duitser)werd aangesteld op 17 november 1830 en de stafmuzikanten werden door de korpsoverste ingelijfd voor minstens twee jaren.

    Spindler kreeg de rang van adjudant onderofficier,echter niet de graad. In feite waren de muzikanten gewone huurlingen. De vaandrig van het regiment, een officier, regelde de inwendige dienst en de administratie van het muziekkorps.

     Het regiment had een muziekfonds dat alle kosten moest regelen. Dit werd gevoed door een bijdrage van de officieren en de opbrengst van concerten. Later werd een dotatie van het ministerie toegekend.

    De compagnies hadden cornets die voornamelijk gebruikt werden als “signaalinstrumenten”. Deze speelden een belangrijke rol in de militaire muziek. Zonder hen zou er geen sprake geweest zijn van militaire muziek.

    De Jagers te Voet hadden in 1831 : 1 sergeant-cornet, 40 cornets en 8 leerlingen cornets. De cornets waren natuurtrompetten in Bes, een soort kleine jachthoorn.

    De andere infanterieregimenten hadden 1 tamboer-majoor,44 trommelaars,8 cornets en 12 leerlingen trommelaars.                                                                                                                     

    Bij de Jagersregimenten vervulde de sergeant-cornet dezelfde functie als deze van tamboer-majoor.

    We kunnen niet terugvinden wanneer trommen bij de Jagersregimenten ingang vonden,wel dat ze 24 paradetrommen kregen van de gemeente Schaarbeek in 1939 samen met 12 jachthoorns (die ze niet mochten gebruiken).

    Instructies van juli 1831 beschreven het uniform van de Linieregimenten, Grenadiers en Jagers te Voet. De tamboer-majoor van de Jagers had een rood borststuk en een groene sabelriem met goudkleurige galon. De kolbag had een rode wimpel, rode pluim in een goudkleurige tulp met enkele neerhangende gele en zwarte pluimen. De jas met de galons van sergeant-majoor, een groene pantalon met een groene bies tussen twee rode banden. De muzikanten droegen hetzelfde rode borststuk en dezelfde pantalon; de pluim op de shako was wit en groen. De zwaluwnesten van de trommelaars en cornets hadden een groene achtergrond.

    In 1833 namen de Jagers te Voet deel aan het Groot Militair Muziekfestival te Brussel samen met 15 andere Belgische militaire harmonies en 5 militaire fanfares. De Jagers kregen een speciale vermelding evenals hun kapelmeester met de klephoornsolo(door kapelmeester Spindler zelf gespeeld) in een Air Varié pour cor à clefs avec accompagnement d’instruments à vent en een potpourri op thema’s van Donizetti in een bewerking van Jean Valentin Bender (eerste dirigent van het 1ste Gidsen).

    In 1835 werd weer een Duitser, Jacques Zetsche, kapelmeester van de Jagers. Hij bleef in dienst tot 1853.

     In 1838 werd het aantal muzikanten teruggebracht op 31. De totale jaarsom van de soldij van de muzikanten leerlingen mocht voor het 1e Jagers te Voet de 12.000 frank niet overschrijden. De muzikanten moesten in het bezit zijn van hun instrument; leerlingen en soldaten kregen ze van het korps. Ze werden geassimileerd met de graad van onderofficier,doch bezaten deze graad niet effectief. De bezoldiging was ondermaats,t.t.z. 65 centiem per dag en geen recht op anciënniteitspremies.

    Massa optredens van de Brusselse militaire kapellen werden in die periode een traditie. De Jagers te Voet namen er steeds met succes aan deel samen met het 5e Linie, de Gidsen en de Grenadiers. 24 september 1848 concert op het Koningsplein bij de herdenking van de Belgische revolutie. In 1850 had het evenement plaats in de Botanische tuin: ze speelden o.m Hommage à Grétry van de overleden componist Van Calck.

    De cornet werd officieel vervangen door de klaroen in 1850,in feite een soort trompet. De cornet kon niet luid en juist genoeg aangeblazen worden en de hoornblazer moest met zijn rug naar de manschappen staan opdat deze de signalen goed zouden horen vermits de beker van de cornet naar achter is gericht. De sergeant-cornet had een klaroen met ventiel.

    Het 1ste Jagers te Voet werd dat jaar het Regiment Karabiniers. De muziekkapel bleef onder de directie van Zetsche die in 1853 opgevolgd werd door adjudant Ch.Françis Panne. Voorheen was deze wachtmeester-trompetter bij het 2de Jagers te Paard. Hij componeerde in 1854 een stuk dat later de mars van de Karabiniers zou worden(bewerkt door Turine). De Jagers te Voet moesten wachten tot 1874 eer ze terug een muziekkorps mochten       oprichten

    Een omzendbrief bepaalde in 1853 dat de Karabiniers lieren op de halsboorden de galons moesten vervangen en in 1856 werden de uniformen grondig aangepast van kapelmeester tot leerling-muzikant. Eveneens werd de kledij van de trommelaars en trompetters opgelegd.

    Op 21 en 22 juli 1856 waren er te Brussel grote plechtigheden om de vijfentwintigste verjaardag van de inhuldiging van Leopold I te vieren. De Karabiniers speelden concerten in het Park en op grote pleinen. Samen met de andere Brusselse kapellen speelden ze op het terras van het Hertogenpaleis met als hoofdschotel een fantasie op de opera Mozes van Rossini. Op 23 juli was er een concert in de zaal van de Société Royale de Zoölogie te Antwerpen.

    De kapelmeester was nog steeds gelijkgesteld met de graad van adjudant,verdiende slechts 1800 tot 2400 frank per jaar en had 600 frank pensioen na 40 jaren dienst. De stafmuzikanten,gelijkgesteld met sergeant hadden een pensioen van 400 frank. Het bleef dus moeilijk om goede kapelmeesters en uitvoerders aan te trekken en vooral om ze te behouden. De titel van militaire beroepsmuzikant werd wel gebruikt om talrijke bijverdiensten te

    bekomen als dirigent of solist in burgerfanfares of harmonies hetgeen een compensatie betekende tegenover de lage wedde.

    In 1860 werd le Chant des Carabiniers gecomponeerd door Ermel op woorden van Batardy.

    Tijdens de crisis in de textielsector in 1862 speelden de Karabiniers,zoals vele andere korpsen, concerten ten bate van de getroffen arbeiders.

    De kapelmeester Panne van de Karabiniers werd onderluitenant in 1863,dank zij de nieuwe wet die de kapelmeesters assimileerde met de graad van onderluitenant na 10 jaren dienst. Ze kregen de soldij, de toelagen van de officieren en de deelname aan de kas voor weduwen. Charles Panne verdiende dan 2500 frank per jaar. Hij werd opgevolgd in 1871 door Henri Labory die voorheen trompetter-majoor was bij het 1ste Jagers te Paard. Zijn grootste verdienste was dat hij saxofoons invoerde bij de Karabiniers die later echter weer afgevoerd werden.

    Een filantropisch concert werd gegeven op 3 augustus 1879 in het Park van Brussel samen met de andere korpsen van het garnizoen.

    Ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de onafhankelijkheid van België werd te Brussel op 21 juli 1880 een cantate van Lucien Solvay,op muziek van Adolphe Samuel,uitgevoerd door de Société des Mélomanes uit Gent samen met de muziekkapel van de Karabiniers. Op 26 juli namen ze deel aan een internationaal festival voor blaasinstrumenten .

    23 januari 1881 een liefdadigheidsconcert ten bate van de slachtoffers van overstromingen. De Karabiniers speelden Souvenir de 1880 een ouverture van Labory,Fantasie sur Quentin Durward van Gevaert en Schiller mars van Meyerbeer.

    Michel-Joseph Steenebruggen, kapelmeester bij het 3e Linie, volgde Labory op in hetzelfde jaar tot aan zijn pensioen in1891.Hij componeerde talrijke muziekstukken waaronder vooral marsen,polkas en pas-redoublés.

     Om de slachtoffers te helpen van de ontploffing in de mijn van Anderlues werd op 3 april 1892 te Brussel in het Beurspaleis een concert gegeven door de kapellen van het garnizoen . De Karabiniers onder leiding van de onlangs aangestelde nieuwe kapelmeester Turine hadden op het programma : La Promenade du Khalife van Turine,;Les Noces du Figaro van Mozart;Struensée van Meyerbeer en Scènes Napolitaines van Massenet.

     Pierre-Joseph Turine voerde in maart 1893 twaalf trompetten in in de fanfare van de Karabiniers. Deze moesten de bugels vervangen tijdens het opstappen,want hij meende dat de melodie van de mars,door trompetten gespeeld,beter tot zijn recht kwam uit het geheel van de fanfare. Dit leidde zelfs tot heel wat discussie in de Brusselse pers. Het jaar daarop kwamen de bugels terug in de kapel.

    Turine componeerde meer dan tweehonderd blaasmuziekwerken,waaronder de mars van het 1ste Karabiniers,geïnspireerd door een mars van Panne en een cantate voor de onthulling van het borstbeeld van Prins Boudewijn in de kazerne van de Karabiniers te Brussel.

    Bij zijn pensioen kreeg hij een bronzen beeld “De Karabinier” gebeeldhouwd door Leon Mignon.(geb.Liége 09.04.1845 – overleden Brussel 30.09.1898 ). Deze karabinier,met geweer en rugzak,was 31,50cm.hoog (een exemplaar is in het bezit van het huidig regiment Karabiniers-Grenadiers). Dezelfde kunstenaar maakte eveneens een beeld van een grenadier,met een hoogte van 46cm.waarmede hij het verschil in gestalte van karabiniers en grenadiers waarschijnlijk wilde uitbeelden. Hij is vooral bekend om zijn monumentaal beeld de “Stierentemmer” op de Terrasses van Liége.

     De samenstelling van de fanfare was in 1894: 14 bugels,2 kornetten,4 trompetten,4 hoorns,2 alto’s,2 baritons,4 trombones,4 bombardons,4 tuba’s,1 kleine en 1 grote trom,in totaal 42 muzikanten.

     20 februari 1895 concerteerden de Karabiniers met volgend programma : Marche Indienne van Van Geel,Billet Doux polka van Tavernier,Mignon fantasie van Thomas en Sur le Tanganika van Turine.

     In 1910 werd Alfred Mahy kapelmeester met de graad van adjudant-chef. Hij was een uitzonderlijk musicus en maakte naam als componist.

     Ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling te Brussel in 1910 werden tal van concerten georganiseerd. De Karabiniers namen deel aan een ”Groot Militair Muziekfeest” op 2 oktober samen met vier andere muziekkapellen van het garnizoen Brussel onder leiding van Clovis Lecail,kapelmeester van de Grenadiers. Het massaorkest van 300 uitvoerders speelde op een grote tribune op het expoterrein. Op 20 oktober traden de Karabiniers alleen op.

     Een omzendbrief van 20 februari 1911 bepaalde een nieuwe samenstelling van de muziekkorpsen van de infanterie. De 32 muzikanten werden ingedeeld : 5 muzikanten 1e klasse,5 2e klasse,10 3e klasse (allen geassimileerd met de sergeanten),6 4e klasse,6 5e klasse (geassimileerd met de korporaals). Elke muzikant moest zijn eigen instrument bezitten.

      Het 2de Karabiniers werd opgericht in 1913 en kreeg onmiddellijk een muziekkorps onder de leiding van Arthur Prevost,voorheen dirigent bij het 11de Linie. Hij componeerde de mars van het 2de Karabiniers en talrijke andere militaire – en concertmarsen. De meeste muzikanten kwamen van de muziekkorpsen van de cavalerie die allen,behalve het 1ste Gidsen,afgeschaft waren. Het is niet duidelijk of de kapel op dat ogenblik een fanfare of een harmonie was.

     Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 kwam de activiteit van de muziekkapellen stil te liggen. Jonge muzikanten moesten deelnemen aan de militaire operaties,anderen zoals deze van het 2de Karabiniers werkten als keukenpieten in het kamp van Rosdam bij Oostkerke en Pervijze .

     In 1915 werden alle kapelmeesters gelijkgesteld met de rang van officier voor de duur van de oorlog hetgeen bevestigde dat ze erkentelijkheid en rangverhoging verdienden.

     De wedersamenstelling van de meeste muziekkorpsen verliep moeizaam. Enkele,zoals deze van het 1ste en 2de Karabiniers traden aanvankelijk slechts op in open lucht,bij begrafenissen en kerkelijke plechtigheden. Nadien gaven ze concerten in de kantonnementen, hospitalen en bij feestelijkheden. Ze kregen zelfs faam in het buitenland vanaf 1916. Het 1ste Karabiniers trad op in Parijs en Londen. De kleurrijke uniformen van voor de oorlog werden definitief afgeschaft en vervangen door de kaki gevechtskledij met helm. De lier op de kraag bleef het enige onderscheidingsteken.

     In 1917 werden een ganse reeks infanterieregimenten opgericht en deze kregen elk een muziekkapel toegewezen,o.a.het 3de Karabiniers met kapelmeester Emile Warnier,voorheen muzikant bij het 2de Grenadiers ; het 4de regiment Karabiniers met kapelmeester René De Ceuninck gediplomeerd van het Kon.Conservatorium te Brussel en solofluitist bij de Koninklijke Muntschouwburg. Ze componeerden respectievelijk de marsen van hun regiment.

     Het 2de Karabiniers gaf een concert in april 1917 te Bordeaux met op het programma Belgische muziek : o.a.de ouverture Richard III van Paul Gilson,een fantasie op Kaatje van Victor Buffin (generaal en baron) en Feuillets d’Album van de dirigent Prévost. Volgens René Lyr ,schrijver van het werk “Onze Helden - België’s epische strijd 1914-18” (uitg.1931) zou een muziekkorps van oorlogsverminkten van 2K talrijke concerten gegeven hebben in Frankrijk. Bij de oprichting van de Symfonie van het Veldleger in de schoot van het 2de Karabiniers onder leiding van sergeant Corneil de Thoran was kapelmeester Prevost zeer actief. (Een afzonderlijk artikel werd gepubliceerd over deze symfonie).

     Prevost verliet het 2de op 12 juli 1918 om de leiding te nemen over de kapel van de Gidsen waar hij een uitzonderlijke carrière maakte, zelfs op internationaal niveau. Toen hij op rust ging was hij drager van 20 eretekens! De muziekkapellen van de Karabiniers hadden veel succes bij de “Blijde Intocht” van het vorstenhuis te Brussel op 22 november 1918.

    Het 4de Karabiniers bleef te Brussel tot januari 1919,daarna legerde het te Tienen. Het 1ste en het 2de namen terug hun intrek,na een kantonnement te St.Truiden , in de Prins Boudewijnkazerne,het 3de te Vilvoorde.

    Vanaf 1921 werden te Brussel van 1 mei tot 30 september iedere week op donderdag en zondag van 15 tot 17h. concerten gegeven door de kapellen van het garnizoen waaronder deze van de Karabiniers (behalve als ze in opdracht waren in het bezette Ruhrgebied)

     

    We vonden volgende activiteiten terug :

    1922

    Februari : 4K opluisteren van de wielerzesdaagse te Schaarbeek

                                                              

    8 april : 4 K retraite (avondwandeling) door Brussel ter gelegenheid van de verjaardag van de                                 Koning

    6 mei : 3 en 4 K retraite om 20.30 door Brussel met ieder 38 muzikanten en 18 klaroenen. Het groot aantal klaroenen is zonderling maar waarschijnlijk werd beroep gedaan op de klaroenblazers van de compagnies.

    28 mei : 4 K inhuldiging van een oorlogsmonument te Anderlecht

    18 juni : 4 K concert te Marchienne au Pont

    21 juni : 4 K concert in het Militair Hospitaal van Woluwe

    25 juni : 4 K concert in het Park van Brussel

    11 december : 1 en 2 K geven een taptoe op de Grote Markt te Brussel,samen met de andere garnizoenskapellen, in aanwezigheid van de Italiaanse en Belgische Vorsten

    Activiteiten 1923 :

    6 februari : 4 K opluisteren van de wielerzesdaagse

    4 april : 4 K stadium van St.Jans Molenbeek ter gelegenheid van de cross Tabora

    26 april : 1 en 4 K inhuldiging van Engels-Belgisch monument samen met 1 Gr. 1 K stond   onder de leiding van Lt Mahy

    4 mei : 3 K, samen met 1 en 2 Gr, opluisteren van de ontvangst van de koning van Spanje

    13 mei : 4K concert te Leuven voor het Nationaal Werk Invaliden

    27 mei : 4 K concert op de Grote Markt Brussel voor een liefdadigheidsdoel

    17 juni : wandelconcert door Brussel

    21 juni : concert Park Brussel

    7 juli : Oud Gemeentehuis Laken medewerking aan Feest van Nationale Strijdersbond

    De Brusselse muziekkapellen, met deze van 1ste en 2de Karabiniers, gaven een taptoe op de Grote Markt op 11 december 1922 in aanwezigheid van de Italiaanse en Belgische Vorsten. Het 1ste stond onder de leiding van luitenant Alfred Mahy.

    Het 3de en het 4de namen toen deel aan de bezetting van het Ruhrgebied.

     

    Op 1 oktober 1923 verscheen een rondschrijven omtrent de samenstelling van muziekkorpsen van de infanterie (43 of 47 manschappen) :

    1 kapelmeester (officier of adjudant)

    1 onderkapelmeester (1e sergeant-majoor)

    6 muzikanten 1e klasse (7 bij Karabiniers en Grenadiers)

    7 muzikanten 2e klasse (8 bij Karabiniers en Grenadiers)

    12 muzikanten 3e klasse                                                                               

    8 muzikanten 4e klasse (10 bij Karabiniers en Grenadiers)

    8 muzikanten 5e klasse (10 bij Karabiniers en Grenadiers)

    De Karabiniers en Jagers te Voet blijven fanfares,al de andere harmonies.

     In hetzelfde jaar werden verschillende regimenten ontbonden waaronder het 3de en 4de Karabiniers. Van het 3de gingen 23 muzikanten en kapelmeester onderluitenant Walnier   over naar het 1ste regiment en 9 muzikanten plus een onderkapelmeester naar het 2de Karabiniers. De kapelmeester van het 4de René De Ceuninck muteerde naar de Grenadiers en 9 muzikanten naar het 2de Karabiniers. In totaal verdwenen toen 12 muziekkapellen.

     De taksen die geheven moesten worden voor de medewerking aan feestelijkheden zonder vaderlandslievend of filantropisch karakter werd op 1200 frank gebracht voor alle korpsen,voor de Karabiniers en Grenadiers bedroeg dit 1500 frank.

     In 1926 was het de beurt aan het 2de Karabiniers om ontbonden te worden.

    Het 1ste had dan twee kapelmeesters de luitenanten Jules Honnay en Walnier (tot 1928) en één onderkapelmeester Coeckelbergh.. Honnay was voorheen kapelmeester van het 2de Grenadiers.

     In 1930 ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het Regiment kreeg het de toekenning van de titel “Prins Boudewijn” en met de inhuldiging van het Kolonel Bremerplein zijn er uitzonderlijke feestelijkheden waaronder op 30 augustus o.l.v.Honnay een concert in de grote hal van het Halfeeuw Feestpaleis te Brussel. Het programma : Belgica van Lecail,Fantaisie Espagnole van Gevaert,Rapsodie van Gilson en Italiaans Capriccio van Tschaikovsky (bewerking van De Roeck).

     De Karabiniers waren specialisten in het vertolken van originele blaasmuziek en muziek van Belgische componisten. In september 1931 speelden ze in het Park van Brussel met o.m. het Trompet concerto van Gauzet (solist M.Glabeck),Kermesse Flamande van C.Lecail,Valse Caprice voor saxofoon van Meysmans en Rhytm van Coates en originele werken van Marcel Poot.

       In de dertiger jaren moest elk muziekkorps,ook de Karabiniers, een kamp van 32 dagen doorbrengen in het kamp van Beverlo. Ze repeteerden daar en gaven concerten om de manschappen morele steun te geven.

     Ter gelegenheid van de Grote Wereldtentoonstelling in 1935 gaven de muziekkapellen van het garnizoen Brussel 56 concerten waarvan een groot deel verzorgd werd door de Karabiniers. 11 augustus werd een gezamenlijke auditie gegeven door de vijf kapellen van het garnizoen.

     29 augustus een optreden van de Karabiniers samen met de kapel van de 1st Gordon Highlanders en de 2nd Cameron   Highlanders uit Groot Brittanië.

     In mei 1937 waren er te Brussel grote militaire feestelijkheden,genaamd Fastes Militaires Belges en georganiseerd door de Vereniging van de Verbroederingen van Oudstrijders. Ze werden gehouden als huldebetoon aan ons leger. De deelnemende muziekkapellen waren de Gidsen, 7de , 8ste en 9de Linie,de Grenadiers en de Karabiniers onder leiding van kapitein Honnay. Het programma werd geopend met een massa uitvoering door alle muziekkapellen en trommelkorpsen onder leiding van kapitein-kommandant Arthur Prevost met Vive le Roi,een fanfare van Rameau en militaire marsen waaronder deze van de Karabiniers Daarna volgden taferelen met de geschiedenis van de artillerie,een rijkswachtcarrousel,het verleden van de cavalerie en haar marsen.

     Tijdens de wereldtentoonstelling te Parijs in 1937 was er een massaoptreden van twintig Belgische militaire muziekkapellen op de Place de la Concorde onder leiding van Arthur Prevost. De Karabiniers waren erbij.

    In hetzelfde jaar werd Simon Poulain kapelmeester. Voorheen was hij solotrompettist bij de Gidsen en daarna dirigent bij het 2de Linie. Na de oorlog dirigeerde hij de Grenadiers,dan de 4de Brigade en als hoogtepunt de Gidsen van 1946 tot 1956.

    In 1939 begonnen verscheidene wederopgeroepen infanterieregimenten niet-officiële muziekkorpsen samen te stellen. Het ministerie regulariseerde dit spoedig. De 3de Karabinierskapel werd erkend op 29 november.

       Na de capitulatie in 1940 werd het leger gedemobiliseerd. Twintig officiële muziekkorpsen verdwenen met ongeveer 800 muzikanten. Talrijke muzikanten kwamen terecht in gevangenkampen,andere werden tewerk gesteld bij “Winterhulp”. Enkele, waaronder Karabiniers, werden aanvaard bij de “Nationale Muziekkapel”onder leiding van Arthur Prevost. Deze kapel hing af van “ L’Office des Traveaux de l’Armée Démobiliséé” en speelde gedurende de bezetting voor filantropische,educatieve en dergelijke doeleinden.

     Na de oorlog werd de muziekkapel van de Karabiniers niet wederopgericht tot groot verdriet van de Vereniging Interkarabiniers die verschillende pogingen ondernam bij de Minister van Landsverdediging. Op haar brief van 18 januari 1945 antwoordde de Minister dat hij bij zijn beslissing bleef met de bewering dat hij niet alle korpsen kon wederoprichten en de Gidsen en Grenadiers (die ondertussen reeds een officieuse kapel hadden opgericht met gewezen muzikanten van Grenadiers,Karabiniers en 9 Linie onder leiding van hun oude chef René De Ceuninck) voldoende waren om in Brussel alle protocolaire taken te vervullen.

    Hier speelde,meer dan waarschijnlijk,ook het feit mede dat de Karabiniers traditioneel een fanfare hadden die in die periode niet paste bij het protocol.

     De compagnies van de Karabiniers en de Jagers te Voet kregen klaroenen en hoorns,de andere infanterie eenheden slechts klaroenen die als signaalinstrumenten werden gebruikt. Slechts enkele jaren bleven ze officieel in gebruik .

     Als besluit moeten we vaststellen dat de fanfares van Karabiniers en Jagers te Voet,niettegenstaande hun uitstekende kwaliteit,minder bijval hadden bij het publiek dan de harmonies van de andere regimenten wegens het gemis aan houtinstrumenten en ook omdat er weinig gecomponeerd werd voor deze ensembles. De uitgevoerde werken waren bijna steeds transcripties van traditionele composities. Dit is waarschijnlijk ook een van de redenen dat er in de discografie geen enkele opname terug te vinden is van een van de Karabinierskapellen. Het is slechts na de laatste wereldoorlog dat fanfares,brass-bands en de Amerikaanse en Britse militaire muziekkorpsen van dezelfde aard succes oogsten. De muziekkapellen van Karabiniers en Jagers waren dan al geruime tijd opgedoekt.

     

                                                   Paul Swinnen

                                                   Korpsoverste   Ps Inf Rgt 2e Karabiniers 1972-1979    

     

    Bronnen :

     

    Dominique Huybrechts – 1914-18 ; Les Musiciens dans la Tourmente–1999 –        Ed.Scaldis

    Francis Pieters – Van Trompetsignaal tot Muziekkapel – 1981

                   Uitg.Muziekcentrum vzw. Kortrijk

    Arthur Prévost – Les Musiques du Front (Nos Héros morts pour la Patrie,Brussel)-        1922

    Harmonies en Fanfares – 1980 – Gemeentekrediet

                          Marsen 3e en 4e Carabiniers – Muziekkapel 9 Li, leiding Depestel – 78t – Homocord F4 55293

                           Marsen 2e en 3e Carabiniers - Muziekkapel 9 Li, leiding Depestel – 78t - Homocord HB4 59013

                           Mars 4e Carabiniers – Muziekkapel 9 Li, leiding Depestel – 78t – Homocord HB4 59014

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-09-2014, 16:35 geschreven door 2 Regiment Karabiniers
    Reacties (0)
    12-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Muziekkapel 2 karabiniers
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Foto genomen in 1917 Bordeaux

    Op dat ogenblik was Arthuur Prévost dirigent kapelmeester


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    12-09-2014, 19:18 geschreven door 2 Regiment Karabiniers
    Reacties (0)
    10-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Symphonie van het Veldleger, 1917-1919,

    onder de hoge bescherming van Hare Majesteit Koningin Elisabeth.

    (OSAC : Orchestre Symphonique de l’Armée de Campagne.)

     

    Na opzoeking in het standaardwerk “Van Trompetsignaal tot Muziekkapel “van Francis

    Pieters, het archief van de Muntschouwburg,”Les Musiciens dans la Tourmente” van D.Huybrechts en het dagboek van A.Cyrille Swinnen oud-strijder, soldaat bij het

    1e Regiment Grenadiers en fluitist in de Symfonie,kunnen we een beknopt relaas opstellen van de “Symphonie van het Veldleger” beheerd door het 2de Regiment Karabiniers.

     Het muziekleven achter het front in de eerste wereldoorlog kende reeds een zeker succes vanaf 1915 met het optreden van een strijkkwartet in de hospitalen van Fécamp(F) en de volgende jaren achter de IJzer. Koningin Elisabeth,zelf een violiste,generaal-majoor burggraaf

    Buffin de Chosal, (componist en oud bevelhebber van het 1e Gidsen) en generaal Jacques de Dixmude steunden volledig deze initiatieven. De militaire muziekkapellen waren eveneens zeer actief en waren een morele steun voor de troepen

     In het najaar van 1917 deed in de 6e Legerdivisie het gerucht de ronde dat Sergeant Corneil de Thoran muzikanten zocht om een symfonieorkest op te richten in de schoot van het 2de Karabiniers. Het initiatief kwam van generaal Buffin met de goedkeuring van Koningin

    Elisabeth. De korpsoverste Kolonel SA Doutrepont was vereerd dit muziekensemble in zijn eenheid op te nemen.

    Corneil de Thoran was geboren te Luik in 1881,studeerde af als pianist aan het Kon.Conservatorium van zijn geboortestad,was koorleider en dirigent van verschillende theatergezelschappen en benoemd tot tweede dirigent van de Brusselse Muntschouwburg in 1911. Bij het uitbreken van de oorlog melde hij zich als oorlogsvrijwilliger bij het 6de Genie. Hij overleed in 1953.

    De musici van bestaande strijkensembles waren de eerste deelnemers zoals Henri Gadeyne later eerste viool solo,Germain Prevost altist,Jules Nizet cellist,Franz André violist (later orkestleider van de nationale radio omroep),e.a..

    Arthur Prevost,broeder van Germain en kapelmeester van het 2de Karabiniers,was een belangrijke hulp voor de Thoran Hij was actief bij de recrutering van muzikanten en speelde in zijn vrije tijd mede als basklarinettist. Hij was gediplomeerd van het conservatorium van Brussel,had in het orkest van de Muntschouwburg gespeeld,was als kapelmeester aangesteld in 1910 bij het 11de Linie,in 1913 bij het 2de Karabiniers en benoemd tot Onderluitenant in 1916. Hij was aangezocht door Koningin Elisabeth om de kinderen van de “School van de Koningin” te Vinkem te onderwijzen in de muziek. De mars van het 2de Karabiniers werd door hem gecomponeerd. In 1918 werd hij voorgedragen door Generaal Majoor Buffin als kapelmeester van de Gidsen waar hij een schitterende carrière maakte.

    Op 28 november 1917 waren er reeds meer dan 50 musici aanvaard. Grenadier Alexander Cyrille Swinnen slaagde in de toelatingsproef ,gehouden te Loo,en werd aanvaard als orkestlid op 1 december. Hij moest echter zelf zorgen voor een degelijk instrument. Hij bezat slechts een dwarsfluit die hij van in het begin van de oorlog meesleepte en van mindere kwaliteit was. Na contacten,o.a. met Bodson van de muziekkapel van het 3de Karabiniers en een collega fluitist Vandamme slaagde hij erin een goede occasie van het merk Bonneville op de kop te tikken (besteld in Bordeaux) en betaald met geleend geld van vrienden en Belgische kennissen die in Engeland vertoefden.

    16 januari 1918 stond Grenadier Swinnen op de orders voor de verwachte mutatie en verhuisde naar het 2de Karabiniers,5de Compagnie, te Sijsele.

     De muzikanten werden uitsluitend buiten de bestaande militaire muziekkapellen aangeworven,het waren beroepsmusici in het burgerleven of uitstekende liefhebbers. Ze bleven de soldij of vergoeding ontvangen alsof ze nog steeds in hun eenheid waren. Ze logeerden bij burgers. Soldaat Swinnen had een kamer,samen met sergeant Mertens(ook een Grenadier) in Hondschoote,later in Villa André te De Panne. De orkestleden hadden de opdracht thuis te oefenen, hun partijen in te studeren,de bijna dagelijkse repetities bijwonen en aan de concerten medewerken.

     De Symfonie trad voor het eerst op in het theater van het hospitaal te Beveren/IJzer op 3 december 1917 en werd ingezet met de Ouverture “Le Roi d’Ys” van Edouard Lalo. Delen uit “Werther” van Jules Massenet en “L’Arlésienne” van Georges Bizet vervolledigden het programma. Van 25 tot 30 december gaf de Symfonie concerten in Koksijde (Kamp Bador) en De Panne (Ambulance L’Océan) waar o.m. “Après l’Eté” gespeeld werd van Florent Schmitt.

    Uit het palmares van dat jaar citeren we de uitvoering van de “Polovtiaanse Dansen” uit “Prins Igor” van Alexander Borodin,samen met het koor van het 2de Karabiniers en het vioolconcert van Max Bruch met solist Henri Gadeyne. Als solisten traden eveneens fluitist Paul Gason en pianisten Delporte,De Groot,Mommaert en Toussaint de Sutter op.

    Uitvoeringen hadden plaats te Beveren 2,3 en 4 maart 1918 , 11 maart te Pollinckhove, 17 te Vinckem. Tevens werd er in kleine formaties gespeeld in het hospitaal “L’Océan” en om het aperitief op te luisteren in hotel “Cosmopolite” te De Panne.

    In april waren er concerten te De Panne op 4,te Beveren op 12 en 13,op 22 te Hoogstade voor de openingsfeesten van het Théâtre Reine Elisabeth.

    In die periode stonden de 7de Symfonie van Beethoven ,de 5de van Glazoenov,L’Attaque du Moulin van Bruneau en La Marche Héroïque van St.Saëns op het programma.

    Sergeant Jules Toussaint de Sutter werd benoemd tot tweede dirigent.

    In mei concerten te Hoogstade (2 maal) en De Panne en bijna dagelijkse repetities in het vooruitzicht van een concert te Londen

    Leden van het orkest luisterden de Hoogmissen van Pasen en Pinksteren op in de St.Elisabethkapel te De Panne.

    Ondertussen bleef De Panne niet gespaard van luchtbombardementen,artillerievuren en zelfs door geschut vanuit zee. Er vielen heel wat doden en gewonden,ook onder de burgerbevolking. Op 28 mei registreerde men 27 doden waaronder vele jonge meisjes die in een strijkerij werkten.

    6 en 8 juni concerten te De Panne,22 te Hoogstade samen met de opvoering van een toneelstuk “Le Cloître”,drama in vier bedrijven van Emile Verhaeren. In dezelfde maand kreeg iedereen een nieuwe kledij voor de reis naar Londen. Er werd nog geconcerteerd te Hoogstade 28,29 en 30 juni.

    Begin juli dagelijkse repetities voor het concert te Londen zelfs eenmaal in het bijzijn van Koningin Elisabeth. De algemene repetitie op 6 juli werd bijgewoond door talrijke generaals

    te Vinckem.Het orkest speelde in een grote formatie: we telden op een foto in de Daily Mirror tien contrabassen.De bezetting was inderdaad uitgebreid tot 112 muzikanten.

    Op 7 juli vertrokken de musici per trein vanuit Adinkerke naar Calais waar overnacht werd in het ziekenhuis. Vandaar naar Boulogne om de boot te nemen naar Folkestone en verder de trein naar Londen Victoriastation waar ze onthaald werden op de tonen van de Brabançonne door de muziekkapel van de Royal Guards en een optocht door de stad waar onvoorstelbaar veel volk was komen opdagen. Het avondmaal had plaats in de Club for Belgian Soldiers,Marble Arch; logies was voorzien in een Hostel,150 Southampton Row.

    Op dinsdagvoormiddag 9 juli had een repetitie plaats in de Royal Albert Hall en in de namiddag een concert in de “Forecourt” van Buckingham Palace in tegenwoordigheid van het Vorstenpaar van Groot-Brittannië. Na afloop werd een glas aangeboden in de hovingen van het Paleis.

    De dag nadien repetitie in de Royal Albert Hall en om 14.45 u.had het concert plaats voor een nokvolle zaal met op het programma de ”Symphonie in D klein” van César Franck,aria uit de “Gioconda” van Amilcare Ponchielli,balletmuziek uit ”Céphale et Procris” van André-Modeste Grétry,”She alone charmed my sadness” van Charles Gounod,”Egmont ouverture” van Ludwig van Beethoven,aria uit “Carmen” van Georges Bizet,”Variations symphoniques”voor cello-solo en orkest van Léon Boëllmann,”I’m a roamer”lied van Felix Batholdy Mendelsohn en een “Fantaisie sur deux Noëls wallons”van Joseph Jongen die zelf op het concert aanwezig was. Mevrouw d’Alvarez en de Heer Radford (zang) verleenden hun medewerking.

    Het orkest kwam op het toneel met de helm op en zette deze af bij het binnenkomen van de dirigent. De “Brabançonne” werd gespeeld bij het verschijnen van het Belgisch Vorstenpaar. Gedurende de pauze nam Graaf Curzon of Kedleston het woord om het Vorstenpaar te verwelkomen en ze te feliciteren omdat ze met het vliegtuig naar Londen waren gekomen! Het lijden van de Belgen in het bezette gebied weerhield zijn aandacht evenals het heldhaftig gedrag van het Leger aan de IJzer. Lange ovaties en hoerageroep waren niet van de lucht. Tot slot werd de “Brabançonne” en “God save the King “gespeeld.

    Daarna werd in het restaurant van de Hall een “tea” aangeboden door de graaf en de gravin Curzon overhandigde aan elke muzikant een aandenken.

    Op 12 juli volgde de terugreis langs dezelfde weg als de heenreis. Op 14 juli,dag van de Franse Nationale Feestdag,werd in Calais in de namiddag een concert gegeven in de schouwburg voor een uitverkochte zaal.

    Op de Belgische Nationale Feestdag concerteerde men in het hospitaal “Cabourg” te Adinkerke.

    Repetities en studie was het lot van de musici die regelmatig optraden in “l’Océan” of andere plaatsen zoals op 11 augustus in Teteghem bij Ghyvelde. Op 30 augustus luisterde de Symfonie een plechtigheid op te Vinckem ter gelegenheid van de verjaardag van de brand van de

    Leuvense Bibliotheek. De Koning en Koningin waren aanwezig.               .

    Concerten : 6 september te De Panne in aanwezigheid van de Koningin met als solist de cellist Gerardy,13 te Hoogstade,17 te De Panne in het bijzijn van het Vorstenpaar en gewijd aan muziek van Saint Saëns,20 te De Panne.

       Op 7 september ontving de Thoran een schrijven van het Militair Huis van de Koning dat de Koningin een afspraak had gemaakt met de Franse President Clemenceau over een optreden van het orkest in Parijs. de Thoran moest zich hiervoor in verbinding stellen met de Minister van Oorlog. Daarnaast kreeg de Thoran ook een schrijven van volksvertegenwoordiger Paul Neven om in Parijs op te treden op 17 november 1918 voor l’Association Générale Belge in het Palais du Trocadéro ter gelegenheid van de Koningsfeesten. Beide initiatieven kregen geen gevolg wegens de militaire operaties.

    Vanaf 21.09 werden alle orkestleden ter beschikking gesteld van het hospitaal “L’Océan” waar 4000 bedden waren bijgeplaatst in het vooruitzicht van het groot eindoffensief. De orkestleider verzekerde zijn musici dat ze binnen de zestig dagen in Brussel zouden zijn! En hij kreeg ook gelijk!

    Het werk in het hospitaal was zeer slopend en weinig aantrekkelijk voor de meeste muzikanten die hun makkers aan het front wisten.                                                                   

    Eindelijk,op 30 oktober kwam er schot in de oorlogszaak.Overijld werd het orkest in beestenwagens gestopt te Adinkerke en ging de reis met de trein naar Brugge over Woesten,Boesinghe en Langemark. Daar werden ze ingekwartierd bij de burgers,soldaat Swinnen kwam terecht bij een koperslager in de St.Katharinastraat 3.

    De repetities herbegonnen in het Theater en in de Grote kerk,waar de Mis van zondag 5 november opgeluisterd werd.

    Op de dag van de wapenstilstand vertrok het orkest te voet naar Brussel! Eerst naar Knesselaere,dan naar Hansbeke waar ze hun helm moesten afgeven (oef).Dan verder over St.Martens Leerne,Nazareth,Oosterkerke,Aalst naar Zellick. Ondertussen waren heel wat muzikanten (een derde?) hun familie gaan bezoeken zodat slechts een klein orkestje Brussel bereikte,tijdig om op 22 november de Blijde Intrede bij te wonen van onze Koninklijke Familie. Iedereen werd dan terug opgetrommeld in de Karabinierskazerne op het Daillyplein te Schaarbeek waar de repetities herbegonnen.

    25 november werd een concert gegeven in de Muntschouwburg ten bate van de oorlogswezen dat 11000F.opbracht.

    Dan werden enkele dagen verlof toegekend om de familie te bezoeken,maar op 1 december was er terug een concert in de Munt

    Op 8 december neemt de Thoran zijn functie weer op in de Munt,nu als eerste dirigent,wegens het overlijden van zijn voorganger Guillaume Guidé.Hij werd nog niet gedemobiliseerd en Sergeant Jules Toussaint de Sutter neemt de leiding over van de Symfonie. Toussaint de Sutter was pianist en componist,geboren te Gent op 10.04.1889, eerste Prijs van Rome in 1919 toegekend voor zijn cantate Tijl Uilenspiegel en later Directeur van het Kon.Conservatorium van Gent. Hij vond de dood bij de breuk van de stuwdam te Fréjus (Zuid-Frankrijk) 3 december 1959.

     De volgende optredens hadden plaats 13 en 16 december in de Théatre du Parc waar tegelijkertijd het toneelstuk “Le Cloître” werd opgevoerd. 27 december werd een concert gegeven te Leuven.

     Voor de Nieuwjaarsperiode volgde eindelijk een echt verlof tot 15 januari. De daarna volgende concerten hadden plaats 18 januari in het Conservatorium te Luik,19 te Spa, 13 februari 1919 in de Muntschouwburg, 21 in de Trocadero te Brussel, 7 maart in de “Ecole Moyenne pour Jeunes Filles” te Brussel, 15 te Gent in de Koninklijke Schouwburg, 21 in de zaal van de Dierentuin te Antwerpen.

    Op 22 januari 1919 vertrok het ganse orkest met de trein naar Neuss over Leuven,Hasselt,Tongeren en Aachen.

    De musici zochten zelf logies bij burgers en gingen naar de kantine om hun eten te halen. 29 januari concert in de mess officieren, 30 en 31 voor de soldaten, 1 april te Oberkassel, 3 te Mönchen- Gladbach in de Kaiser Friedrich Halle. Dan een week verlof. Naar België met de verlofgangerstrein.

    In april : 12 concert te Mönchen-Gladbach,17 te Neuss,19 te Krefeld met zangers van de Muntschouwburg,20 in het Stadt Theater van Aachen,22 te Kleve.

    Dan volgde de thuisreis naar het Daillyplein . 4 mei concert te Aalst, 11 te Mechelen met de medewerking van de sopraan barones A de Jamblinne de Meux met op het programma “Marche Solennelle” van A.Bernaert,”L’Après-midi d’un faune” van Claude.Debussy met solofluit door Paul Gason,”Air de Louise” van G.Charpentier,”Le Chasseur Maudit” van César Franck,”Ronde Wallonne” van Joseph Jongen,”Eglogue” van Rabaud,”Mystère” van August De Boeck,”La Procession” van C.Franck en de ouverture tot “Le Roi d’Ys” van Edouard Lalo, 22 te Brussel ter ere van Generaal Leman, 23 te Schaarbeek.

    Op 24 juni terug naar Aachen, waar in de kazerne Janne werd gelogeerd.Voor de eerste maal was er sprake het orkest te ontbinden.

    Er werden nog regelmatig repetities gehouden maar de demobilisatie was nakend. Na de repetitie van 2 juli werd een foto genomen om als aandenken aan te bieden aan Kol.SA Doutrepont,korpsoverste 2de Karabiniers,de dirigent de Thoran en zijn plaatsvervanger Toussaint de Sutter.Er werd eveneens een omhaling gedaan voor een geschenk.

    Op 3 juli 1919 had een laatste concert plaats in het Altes Kurhaus te Aachen. De demobilisatie moest plaats hebben op 5 juli maar de betaalmeester van het 2de Karabiniers had onvoldoende geld in kas zodat de verlofbrief slechts werd getekend op 9 juli. 10 juli waren de documenten en de demobilisatiepremies klaar in Mönchen-Gladbach.

    Iedereen trok dan zijn plan om thuis te geraken. Na meer dan zes jaren legerdienst kwam A.Cyrille Swinnen (klas 1913),later vader van Camille en Paul,thuis te Lummen op 12 juli 1919.

     

                                                                                      Ereluitenant-kolonel Paul Swinnen

                                                                           Korpsoverste Ps Inf Regiment 2de Karabiniers

                                                                                                 1972-1979

     

    Henri Gadeyne : 1e viool werd leraar aan het Kon.Conservatorium van Gent en aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth.

    Paul Gason : 1e fluitist was de mentor van Cyrille Swinnen en maakte van hem een eerste rang speler. Zelf werd hij dirigent van het symphonisch orkest van Radio Brussel. Hij dirigeerde zelfs de Philharmonie van Wenen en deze van Radio Parijs.

    In het 2de Karabiniers werd ook het “Fronttheater”opgericht door Lt Emile Van Iseghem gesneuveld eind 1918.Op hun repertoire stond o.a. : Le Médecin malgré lui, Le Mariage du Figaro, Le Mariage de Mademoiselle Beulemans, La Demoiselle de Magasin...

     

    Alexander,Cyrille Swinnen 1893 – 1981.

     14.07.1919           lid van het “Syndicat des Artistes Musiciens” te Brussel

    15                         Gaan zien in Antwerpen voor werk

    16                         Gaan aanmelden in Brussel voor een job als boekhouder

    17                         Naar Lummen om te musiceren met Wellens en Cie en “Correspondance  Commerciale”te  studeren

    18                         Brussel :getracht flutist te worden in de Alhambra

    01.08.1919            Eerste maal gaan spelen in Hasselt bij de Rhétorique

    16                         Speelt in l’Olympia (als free lance?) Brussel

    17                        Krijgt betrekking op vliegveld van Evere als boekhouder

    18                        Logies gevonden op de Haachtsestw.

    01.09                   Begint te Evere en komt alle W.E.s naar Lummen

    03.10                   Werk opgezegd

    02.12                   Werkt bij Leyssens te Boussu

    Later bediende Koolmijnen Beringen dan Bank Goetsbloets Hasselt


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    10-09-2014, 18:51 geschreven door 2 Regiment Karabiniers
    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brug van Briegden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Brug van Briegden mei 1940.

    Verscheidene pelotons van het 2C moeten zeer zware verliezen incasseren bij hun pogingen om de brug te ontzetten. Rond 11.00 uur trekken de Belgen zich terug achter de Steenweg op Lanaken en rondom 14u00 wordt het dorp Veldwezelt ingenomen door de vijand. De Duitse infanterie steekt de brug over rond 13u20 en de parachutisten trekken zich terug in de vroege avond.

    Ten noordwesten van Veldwezelt bewaken de Carabiniers ook de brug van Briegden. De Belgen willen de brug zo snel mogelijk vernielen, maar dit wordt hen verboden omdat de 5de en 6de compagnie van de Grenswielrijders Limburg en de Groep Wielrijders van de 17de infanteriedivisie aan het verderop gelegen Verbindingskanaal Maas-Schelde zitten en de brug gebruiken als verbindingsroute naar het zuiden. Kapitein Louis van de 5de compagnie heeft echter besloten het bevel te negeren maar slaagt er niet in het kunstwerk op te blazen omdat het ontstekingsmechanisme nergens te vinden is. De mannen die het wel weten -een detachement van de grenswielrijders - zitten op dat moment vast in het bombardement op hun kazerne te Lanaken.

     In de sector van 2C

    10 mei 1940 was de brug over het Albertkanaal te Briegden slechts bewaakt door een peloton van 2C. De nodige voorbereiding was niet genomen om deze te vernietigen omdat er een terugtocht van het noorden naar het zuiden van de Belgische troepen langs deze weg mogelijk moest zijn. Er was wel hiervoor een afdeling van de Grenswacht voorzien maar deze kwam niet ter plaatse op 10 mei wegens het bombardement op hun kazerne te Lanaken.

    In de namiddag van 10 mei gaf de comd van de 7 Div bevel aan de Comd van zijn Genie afdeling de nodige schikkingen te nemen om de brug te vernietigen. De Comd van de Gn, Majoor TILOT, ging zelf op verkenning met de vrijwilligers Adj Brasseur,Sgt Mahieu,Kpl Godfroid en Sdt Poncelet. s’Avonds kreeg hij steun van een peloton van de 5 Cie van 2C onder bevel van Lt Dumoulin en een paar secties onder bevel van Adj Van Lancker. Deze moeten lange tijd schuilen wegens een beschieting van de eigen Artillerie.

    Op 11 mei om 5h begint Maj Tilot met zijn ploeg aan het mijnen van de brug waarmede hij klaar is om 11h. Hij blijft alleen achter om de ontsteking te doen. Deze slaagt en samen met Sgt Mahieu gaan ze zich vergewissen of de vernietiging totaal is.

    Bij de aftocht sneuvelen Adj Brasseur en Kpl Godfroid. Tilot,Mahieu en Poncelet werden gevangen genomen .

    Na de oorlog werd Tilot bevorderd tot Kolonel.

    Deze heldendaad werd zelden in het daglicht gesteld en bij de heropbouw van de brug heeft men vergeten een gedenkplaat te plaatsen.

     

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (8 Stemmen)
    10-09-2014, 15:53 geschreven door 2 Regiment Karabiniers
    Reacties (0)
    Archief per week
  • 20/06-26/06 2016
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Foto
    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!