Als ik zondagnamiddag rond 3 uur bij mama kom, hangt er een geur van koffie en urine rondom haar. Als ik haar uit de stoel haal, grijpt ze meteen haar natte broek vast. Bah, t is nat, zegt ze afkeurend en dat klopt nog ook, vandaar die vervelende geur! Ik vraag hulp aan een verzorgende en mama krijgt weer droge kleren aan.
Even later staan we met ons tweetjes in de lift, waarin aan één zijde een grote spiegel is aangebracht. Mama geeft mij een duw en wijst glimlachend op ons spiegelbeeld. Ja, dat zijnwij hé, mama! zeg ik. Ze blijft ons spiegelbeeld aankijken. Moeder en dochter, help ik haar, maar ze staart me onbegrijpend aan. Ik ben jouw dochter, zeg ik. Mama kijkt van het spiegelbeeld weg terug naar mij, geeft me een por en zegt lachend: Ja, het zou wel kunnen! En hoewel ze niet helemaal zeker is dat ik haar dochter ben, belet het haar niet om mij een hele dikke zoen te geven.
Deze week had ik, na mijn bezoekjes aan mama, geen behoefte om in mijn dagboek te schrijven. Sommige lezers van mijn blog werden bezorgd en vroegen mij of er iets ergs scheelde. Neen, alles gaat zijn gangetje. Weinig afwisseling: met dit koude en natte winterweer kunnen mama en ik niet naar buiten. We wandelen wat doelloos op en neer in de gangen van het rusthuis en zoeken wat afleiding in de cafetaria. En ondertussen doet mijnheer Alzheimer zijn werk grondig en gaat mama stilaan verder en verder achteruit. En ik, ik blijf maar proberen om daar mee om te gaan en om het te aanvaarden.
Zaterdagnamiddag haal ik mama uit de stoel. Haar broek is gevlekt, vol met etensresten. Ik vraag hulp om mama een propere broek aan te doen. De verzorgende en ik maken van de gelegenheid gebruik om mama op de wc te zetten. Ik krijg het vandaag opnieuw te horen van de bejaardenhelpster dat het een echt probleem wordt om mama nog te verzorgen: Ze begrijpt niets meer We blijven maar alle twee tegen mama herhalen dat ze moet gaan zitten op de wc. Mama staat met de rug naar de wc stokstijf recht en plooit haar benen niet om te gaan zitten. Net zoals ik het vorige week ook al meemaakte, merk ik dat ze niet weet wat er van haar verlangd wordt. Goed gesteund door de verzorgende wordt mama zachtjes achteruit geduwd, tot ze bijna haar evenwicht verliest en zo op de wc terechtkomt. Het is pijnlijk om te zien, maar ik besef dat het niet anders kan. Mama krijgt ondertussen een propere broek aan.
Na het toiletbezoek gaan we met zijn tweetjes naar beneden. We komen Denise tegen. Kijk mama, Denise is er ook, zeg ik. Mama is blij als ze Denise ziet en steekt beide handen naar haar uit. Mama wil Denise verwelkomen en zegt lachend: Ewel, moet gij niet , maar daar stopt het. Natuurlijk moet ik, antwoordt Denise ook lachend. Was mama enkele maanden nog heel ongelukkig, triest en soms heel opstandig omdat ze de juiste woorden niet vond, nu heeft ze er al geen erg meer in dat ze haar zin niet kan afmaken. Kom geef mij maar een kus, zegt Denise terwijl ze mamas uitgestoken handen vast neemt.De twee vriendinnen kijken elkaar aan en geven elkaar een dikke zoen.
In de cafetaria eten Denise en mama oliebollen. Een echte lekkernij, maar wat zwaar om eten. Denise stelt voor om een portie te delen. Aan snoeperijen doe ik niet vaak mee, dus Denise neemt drie oliebollen, mama krijgt er vier. Niet helemaal eerlijk verdeeld, opper ik. Toe, zegt Denise vergoelijkt, laat maar, ze eet dat zo graag en dat is iets waar we haar nog eens een pleziertje kunnen mee doen! En hoewel mama vandaag niet alleen kan eten en ik met haar vork beetje voor beetje de oliebollen in haar mond moet stoppen, knikt ze uitbundig van ja als we vragen of het haar smaakt. Oké, dat heeft ze dan toch maar weer gehad.
Voor de kerstdagen had ik mamas kamer versierd met enkele kerstballen en een goudkleurige slinger, hoog opgehangen zodat ze er niet bij kon. Op een klein tafeltje stond een leuke stoffen Kerstman en een plastic kerstkrans. En net voor we op reis vertrokken, maakte ik voor mama nog een kerststukje. Met levend groen en echte glazen kerstballetjes. Mama vond het vroeger altijd heel leuk om met kerst een zelfgemaakt stukje van mij te krijgen, dus ik dacht ik zet ook dit jaar de traditie voort. Toen ik het meebracht, had mama er totaal geen interesse voor.
Woensdagnamiddag ruim ik de kerstversiering op. Kerstballen, slinger, Kerstman en kerstkrans worden weer tot volgend jaar in een doos opgeborgen. Mama loopt ondertussen wat in haar kamer rond. Ik moet haar voortdurend in de gaten houden. Terwijl ik op de stoel sta om de kartonnen doos hoog in de kast op te bergen, verlies ik haar even uit het oog. Plots hoor ik hevig gekraak en gekrets in mamas mond. Ik spring van de stoel en heb meteen in de gaten wat er is gebeurd. Mama heeft één van de kleine glazen kerstballetjes uit het stukje gehaald en eet het op. Ik schrik me rot en heel bezorgd, zelfs een beetje paniekerig begin ik: Doe je mond open, mama Mama, niet opeten, het is glas mama alsjeblieft, doe je mond open het glas niet opeten! ... Maar mama opent haar mond niet en blijft mij verbaasd aankijken. Zij begrijpt niet wat ze verkeerd doet en knabbelt rustig voort op het kerstballetje. Ten einde raad ga ik met mama naar het bureau waar drie verzorgende druk bezig zijn. Mama trekt wel af en toe vieze gezichten, maar ze blijft hardnekkig op het glas bijten. Als ze horen wat er aan de hand is, laten ze hun werk vallen en scharen ze zich alle drie rond mama. Doe eens je mond open, Marcella Zegeens A Ze doen hun best en eindelijk doet mama haar mond eventjes open. Eéntje neemt meteen mamas gebit uit haar mond, een andere probeert de kleine stukjes glas uit mamas mond te halen en nog een andere haalt vlug een glas melk: Kan geen kwaad, een glas melk. Mama drinkt zonder problemen het glas leeg en heeft blijkbaar geen last meer van kleine stukjes glas in haar mond. Even later lachen we met zijn allen opgelucht de spanning weg.
En ik heb weeral iets bijgeleerd: voor mama volgend jaar geen kerststukje met glazen balletjes erin. Té gevaarlijk!
Als Arsène en ik zondagnamiddag bij mama toekomen, zit ze te slapen. We maken haar zachtjes wakker. Heel verdwaasd kijkt ze ons aan. We geven mama de nodige tijd om te bekomen. En dan heeft ze ineens door wie we zijn. Haar oogjes glinsteren, ze is blij dat we er zijn. We verlossen haar uit de stoel en gaan dan met haar naar haar kamer.
Ik ga eerst proberen of ze naar de wc wil. Maar dat blijkt een ondoenbare klus te zijn geworden. De opdracht neerzitten zegt mama nog maar weinig. Ondanks het steeds maar herhalen van: Zet je neer, mama, kijkt ze me onbegrijpend aan en blijft ze stokstijf rechtstaan. De wc- pot herkent ze al een tijdje niet meer. Voor haar is het een zeer onhandig ding geworden om op te zitten en bovendien ziet ze er helemaal het nut niet meer van in. Korte tijd geleden ging het steeds zo: Mama, we gaan eerst naar het toilet en dan gaan we op stap! Mama was het daar steeds volledig mee eens en met de nodige hulp ging ze vóór elk uitstapje netjes naar de wc. Nu lukt het niet meer. We gaan dan maar zonder voorafgaand toiletbezoek op weg naar de cafetaria.
Mama heeft enorm veel aandacht voor Arsène. Net als vroeger noemt ze hem: Jongetje, zowat haar troetelnaam voor haar schoonzoon. Als we dat horen en mama mij wat later haar zoete noemt, kijken Arsène en ik elkaar aan. Een knikje van verstandhouding naar elkaar: Allesis oké met ons ma, ze kent ons nog! Arsène brengt mama aan het lachen en ze keert zich naar mij toe. Met haar stil piepstemmetje zegt ze trots: Dat is een kerel, jong!
In de cafetaria zit ze naast hem. Om de haverklap wordt Arsène door mama over de rug gewreven. Wat ze allemaal op Arsènes pull ziet, is voor ons een raadsel. Maar het lijkt wel of ze hem afstoft. Steeds opnieuw. Maar het afstoffen verandert ook in een liefdevol en teder geknuffel. Mama gaat zelfs rechtstaan en geeft Arsène zelfs een dikke kus op zijn rug. Karoline, die er samen met Marcel is komen bijzitten, en ik zitten de kijken naar dit tafereeltje. Het is zó eenvoudig mooi. Het straalt zoveel nog niet vergeten vriendschap en liefde uit!
Maandagavond arriveerden wij om 23.45u met de TGV in Rijsel. Door hevige sneeuwval in Frankrijk was de snelheid van de trein beperkt tot 220 km per uur en hadden we drie kwartier vertraging. Rond 1u.s nachts waren we weer veilig thuis.
Dinsdagmorgen hebben we wat uitgeslapen en de valiezen aan kant gedaan. Toen begon het al flink te kriebelen om naar mama te gaan. Ik moest s namiddags les geven, maar ik wou haar absoluut zien. Dus toch nog even vlug naar mama! Ik was zo blij om haar terug te zien en haar weer eens goed te kunnen vastpakken. Maar mama keek me aan en herkende me niet. Pas toen ik weg ging, zei ze: Dag zoete, tot morgen!
Woensdagnamiddag gaan Arsène en ik samen naar mama. We gaan eerst Denise ophalen, want we willen niet dat ze over de gladde trottoirs te voet naar het rusthuis gaat. We komen met ons drieën bij mama toe, die in de leefruimte zit. Mama is opgewekt en geeft mij meteen een dikke kus. Dat voelt goed. Als ze Arsène ziet, slaat ze haar armen om zijn nek. Ze herkent hem meteen en dat maakt hem gelukkig. Ook Denise wordt door mama hartelijk begroet. Mama is in opperbeste stemming, lacht en ziet er tevreden uit. Is ze dan toch blij dat wij er weer zijn? Heeft ze ons toch gemist? Vragen die onbeantwoord blijven. Karoline en Marcel komen er ook bij en we gaan even later met zijn allen naar de cafetaria. Mama laten we tussen Arsène en mij in neerzitten, dicht bij ons om haar van tijd tot tijd te kunnen knuffelen. We drinken er eentje op het nieuwe jaar. We zijn weer allemaal samen, het is goed!
De laptop is weer mee op reis, dus kan ik vanuit de Provence een berichtje laten op mijn blog.
Maandagnamiddag had ik met een heel klein hartje afscheid genomen van mama. Toen ik zei: Tot de volgende keer, hé mama? had ze mij vol vertrouwen aangekeken en overtuigd van ja geknikt. Ik had moeite om mijn tranen te bedwingen. Ik kon maar niet met mezelf in het reine komen: dat ik mama met de feestdagen achterliet. En terwijl iedereen mij ervan trachtte te overtuigen dat mama mij niet zou missen, dat er voor haar goed zou gezorgd worden, dat Arsène en ik er maar eens flink moesten van profiteren , ik werd steeds triestiger. Maar de reis was geboekt, onze vrienden in de Provence rekenden op ons, dus ik kon niet meer terug!
Valiezen werden gepakt en dinsdagmorgen vroeg was het zo ver! Om 3.30u werden we opgehaald door een vervoersdienst, die ons door de versgevallen sneeuw heen, veilig naar het station Lille Europe bracht. Daar namen wij de TGV naar Avignon. Na een vier en een half uur durende reis kwamen we daar om 10.30 toe. Onze vriend Charles stond ons al op te wachten in het station op het point de rencontre. Het was een heel blij weerzien. Zijn vrouw Andrée wachtte ons thuis op.
s Middags werd er bij het aperitief en bij een lekkere stoofpot en een goed glas wijn heel wat bijgepraat. En ze wilden ook alles weten over mama. Na de koffie keken we via onze laptop naar de fotos van mama en de filmpjes die op mijn blog staan. Het was voor onze vrienden, die mama gezond hebben gekend, weer schrikken om haar zo terug te zien. Maar we kletsten over van alles en nog wat en we maakten er wel een gezellige namiddag van.
Wat later liet ik Denise en Karoline per e-mail weten dat de reis goed was verlopen en alles in orde was. Ik weet dat ik opnieuw op deze twee lieve mensen kan rekenen voor bezoekjes, verwennerij en geknuffel aan mamas adres terwijl ik en Arsène er niet zijn. Zowel van Denise en Karoline kreeg ik meteen antwoord op mijn mailtjes. Allebei blij dat alles oké was met ons, en goed en geruststellend nieuws van Karoline over mama. Zij schreef mij dat 'ze met Marcel én mama was gaan stappen, ... dat mama in haar nopjes was ... en dat ze de volgende dag mama ook weer zou meenemen voor een wandelingetje ... en dat ik mij vooral géén zorgen hoefde te maken ...'
Ondertussen zijn onze vrienden vertrokken naar hun kinderen en kleinkinderen, bij wie ze de feestdagen gaan doorbrengen. Vanavond vieren Arsène en ik kerstavond in de Provence, gezellig leuk 'thuis' met onze twee 'pleeghondjes' erbij.
In juli brachten wij gewoontetrouw onze vakantie door in het zuiden van Frankrijk. We huren steeds dezelfde studio, uniek gelegen midden in de wijngaarden met weids uitzicht op de 'Mont Ventoux' en 'Les Dentelles de Montmirail'. De eigenaars Andrée en Charles zijn door de jaren heen vrienden geworden. Deze zomer vroegen ze ons of we zin hadden om tijdens de kerstvakantie naar de Provence te komen. Andrée en Charles zouden een vakantiehuis huren in Bretagne en daar de feestdagen doorbrengen met hun kinderen en kleinkinderen. Wij zouden dan tijdens die periode in hun prachtige mas uit de 17de eeuw verblijven en zorgen voor hun twee schatten van honden Titus en August. Enkele jaren geleden hadden we in de maand mei, toen onze vrienden voor hun veertigjarig huwelijk er een weekje op uit trokken, ook al de zorg voor het huis en de honden op ons genomen. Het kost ons, op de heen- en terugreis na, helemaal niets. Gratis vakantie, wie zegt daar nu neen tegen. Dus toen ik deze zomer het heel verleidelijke voorstel hoorde, was ik meteen laaiend enthousiast.
Arsène, reageerde wat terughoudender. We hadden eigenlijk plannen om met de kerstdagen net zoals vorig jaar het vakantiehuisje in Langerak in Zuid-Holland te huren. De rest van de kerstvakantie zouden we dan thuis zijn. Arsène dacht vooruit: Enmama dan? Ik was in zomerse vakantiestemming, totaal ontspannen en ik hoor mezelf nog zeggen: Schat, mama beseft nietmeer dat het kerstdag of Nieuwjaar is! Dus we besloten om de kerstvakantie door te brengen in de Provence.
Maar nu de vertrekdatum steeds dichter bijkomt, voel ik mij met de dag schuldiger dat ik mama achterlaat. Ik voel er mij absoluut niet goed bij. Mama weet niets af van onze vakantieplannen. Het heeft ook zo weinig zin om het haar te vertellen, want ze kan het niet meer vatten. En toch heb ik het gevoel dat ik er stiekem achter haar rug van onder muis. Na een kort bezoekje deze namiddag aan mama, stond het huilen me nader dan het lachen. Mama nam mij vast nam en zei: Gij zijt mijn kindje, hé! Ik dacht op dat moment: Ja, een kind dat binnenkort je voor veertien dagen in de steek laat. Mijn schuldgevoel werd nog groter en de tranen sprongen mij in de ogen. Ik had zin om eens goed uit te huilen op haar schouder. Maar daar zou mama ook alleen maar triest van worden. Dus heb ik dan maar maandagavond in bed eens goed uitgehuild!
Vrijdagmorgen slaapt mama bijna de ganse tijd dat ik bij haar ben. Zelfs terwijl ik haar haar in de krulspelden draai, dommelt ze in. De momenten dat ze wakker is, zit ze zwijgzaam vóór zich uit te staren. Ze is heel afwezig deze morgen. Als het tijd is om soep te eten, breng ik haar naar de leefruimte. Marcel, die al klaar zit aan tafel voor het middageten, hangt scheef gezakt in zijn stoel. Hij slaapt ook. Het kost mij weer heel wat moeite om mama te laten neerzitten. Als ze eindelijk zit, blijft ze stil en gelaten wachten op de soep. Of weet ze eigenlijk wel waarop ze wacht? Ze glimlacht even als ik haar nog een dikke kus geef. Ik ga met lood in mijn schoenen naar huis, hopelijk gaat het morgen wat beter met haar.
En ja hoor, zaterdagmiddag zit ze lachend in de stoel. Ik word meteen overladen met een pak zoenen. Mama is opgewekt. Ook als Denise op haar kamer binnenkomt, is ze blij om haar te zien. Ze steekt meteen haar armen uit naar Denise en zegt: Kom hier, jij klein ding! Denise en ik moeten er eigenlijk een beetje om lachen, want Denise is inderdaad niet van de grootste en zeker een stuk kleiner dan mama. Voor het eerst in veertien dagen doet mama weer zelf haar schoenen aan. Denise en ik worden er helemaal vrolijk van om mama zo te zien.
We gaan met haar naar de cafetaria. Alsof we het willen vieren dat mama er weer een beetje bij is vandaag, worden er pannenkoeken besteld. Mama kan die, nadat ik ze voor haar heb gesneden, helemaal zelfstandig opeten. Opgewekt lopen we nog even de gangen door. We blijven een praatje maken met Karoline, die ook op wandel is met Marcel. Karoline straalt, want ook Marcel is goed vandaag. Maar het babbeltje duurt mama iets te lang. Ze trekt me bij de arm en vraagt ongeduldig: Zeg, zijn we nu weg ja? Als ze niet meteen haar zin krijgt, wordt haar toon gebiedend: Zeg we zijn weg hé! En als een brave dochter luister ik naar mama en we gaan weg! Ze kijkt me goedkeurend aan. Oef, denk ik, jij bent vandaag weer een stuk beter. Houden zo?
Alzheimer is een ongeneeslijke hersenaandoening die binnen vrij korte tijd de patiënt verandert in een kwetsbaar en totaal gedesoriënteerd mens. Ook al komt Alzheimer méér voor dan de statistieken ons doen geloven, - men vermoedt dat er in België zowat 150.000 senioren aan deze verschrikkelijke hersenziekte lijden, - bij het grote publiek en ook bij sommige artsen, hulpverleners en verzorgenden hangt er nog steeds een taboesfeer rond de ziekte van Alzheimer.
Deze twee filmpjes vond ik op de nieuwe website van Expertisecentrum Dementie Vlaanderen vzw: www.omgaanmetdementie.be.
Het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen lanceerde een webapplicatie (www.omgaanmetdementie.be) waarin personen met dementie zelf en hun families aan bod komen. Ze doen dit ter ondersteuning van deze steeds groter wordende groep personen met dementie en hun families, en onrechtstreeks ook van de professionele hulpverleners. Nieuw is dat men is afgestapt van de klassieke wijze waarop men mensen informeert over dementie. De webapplicatie schenkt o.m. belangrijke aandacht aan de fase waarin men voelt dat er iets niet pluis is en dat de omgeving vindt dat er iets aan de hand is, nog voor er sprake is van dementie. Herkenbaarheid staat centraal. Niet alleen professionele hulpverleners geven hun kijk op de ziekte, maar ook familieleden en - bijzonder - personen met dementie zelf getuigen. Verder is er een grote korf omgangstips en links naar meer informatie.
Ik krijg het zo vaak van de lezers van mijn blog als reactie op mijn berichtjes toegestuurd: hou je vast aan de goede momenten! En dat probeer ik zeker te doen.
Zondagnamiddag ga ik langs bij mama. De laatste tijd gaat het heel snel bergaf met haar en ik maak me zorgen. Ik wil weten hoe het vandaag met haar is. Van zodra ik om de hoek van de leefruimte kom, merkt mama mij meteen op. Als ik de glimlach zie om haar mond als ze naar mij kijkt en haar naar mij uitgestoken handen, voel ik me ineens een stuk beter. Ik geef haar een dikke kus en zij slaat haar armen om me heen. Zoete k ben zo blij, zegt ze. Meteen galmt het geluid van al de zoenen die ze op mijn wang drukt de hele leefruimte door. Een goed moment dat maar even duurt, maar waar ik zo gelukkig mee ben.
Zaterdagnamiddag gaan Denise en ik naar mama. Terwijl ik de auto parkeer, gaat Denise al op weg naar mamas afdeling. Als ik boven kom, heeft zij mama al uit de stoel gehaald en is druk bezig om mama op de wc te zetten. Dat doen we altijd vooraleer we met mama op stap gaan. Zo gebeuren er geen ongelukjes. Het is werkelijk een vaste routine geworden.
Maar deze keer verloopt het niet zo vlot. Ik zie meteen dat Denise het behoorlijk lastig heeft met mama, die volledig tegenwerkt. Bovendien staat mama weer zeer wankel op haar benen. Ik schiet haar meteen ter hulp en we hebben onze handen vol aan mama. Zij wil absoluut niet op de wc gaan zitten. Er zit niets anders op dan haar weer aan te kleden. Ik druk Denise op het hart dit vaste ritueel achterwege te laten, zeker als ze alleen bij mama op bezoek is. Nu dat mama steeds minder begrijpt wat er van haar verlangd wordt, is de taak om haar naar het toilet te laten gaan, echt te zwaar geworden voor Denise. Ook voor mij wordt het langzaam aan een ondoenbare opdracht.
Van een verplegende vernam ik enkele dagen geleden, dat ze nu telkens met twee personeelsleden moeten zijn om mama te verzorgen: wassen, aan- en uitkleden, en ook om haar s avonds in bed te leggen. Alleen lukt het niet meer! zei de bejaardenhelpster nog bezorgd.
Meer en meer kom ik tot het besef dat mama sterk achteruit gaat. Mijnheer Alzheimer doet zijn werk grondig. De onmenselijke aftakeling zet zich schrijnend verder en het is onomkeerbaar. Ik kan enkel hopen dat mama nog eens een goede dag heeft. Maar er rest mij niets anders dan machteloos toe te kijken hoe mama, - om het met de woorden van singer songwriter Ron Buitenhuis te zeggen -, nog slechts een hoopje mens is geworden.
Vrijdagmorgen om 10 uur ga ik weer met volle moed naar mama.
Ze zit in de stoel op haar kamer, de televisie aan, maar mama slaapt. Verdwaasd als ze is, nadat ik haar heb wakker gemaakt, herkent ze mij niet. Ik laat haar een tijdje bekomen, praat tegen haar, spreek haar zoveel mogelijk aan met het woordje mama, in de hoop dat ze door krijgt wie ik ben. Maar het lijkt aan haar voorbij te gaan. Ik krijg niet de minste reactie. Nog maar een korte tijd geleden kreeg ik haar met een kleinigheidje aan het lachen, ook dat gaat nu vandaag mis. Ze blijft me onbegrijpend aanstaren met die lege blik van haar. Ik heb het er erg moeilijk mee. Op zo een moment zou ik het willen uitschreeuwen: Mama, ik ben het, Ellen!, maar ik doe het niet. Het heeft totaal geen zin. Maar de moed zakt me in de schoenen.
En dan eindelijk, terwijl ik haar haar in de krulspelden draai, grijpt ze naar mijn hand en zegt: Zoete, oh jij bent toch mijn lotje, hé? Ik neem haar in mijn armen en fluister stilletjes in haar oor: En jij bent mijn lotje. Ik blijf haar veel te lang heel stevig vasthouden alsof ik bang ben als ik haar loslaat, ik haar weer kwijt zal zijn. Ik weet maar al te goed dat ik haar langzaamaan verlies, elke dag een beetje meer. En de pijn om dat verlies blijft.
Donderdagmorgen bel ik naar mamas afdeling. Een verzorgende vertelt me dat ze gisteren meteen na het avondeten en deze morgen vóór het ontbijt mama hebben geprikt. Haar suikergehalte is helemaal normaal, dus er is niets aan de hand, verzekert ze mij. Dat stelt me enigszins gerust. De verzorgende legt uit dat ze op vaste tijden drank krijgen: s morgens koffie bij het ontbijt, s middags soep en drank bij het middageten, snamiddags krijgen ze koffie of een frisdrank en s avonds koffie bij de boterhammen. Voor het slapen gaan nog een glas water voor het nemen van de pillen. Bij warm weer geven wij ze nog een extra drankje.
Ik zeg haar dat dit voor mama misschien toch niet voldoende is en vraag of het mogelijk is om haar tussendoor nog wat te drinken te geven. Ik vind het zo erg dat ze voortdurend dorst heeft. Ik weet dat ze zelf niet meer in staat is om een drankje te vragen. Mama is volledig afhankelijk geworden van de goodwill van anderen om haar regelmatig te laten drinken. Wat erg toch!
De laatste tijd valt het mij op dat mama voortdurend grote dorst heeft. Zo ook weer vandaag. Ze drinkt eerst het groot glas water dat ik haar geef meteen volledig uit, daarna in de cafetaria drinkt ze haar fruitsap in één teug leeg. Ik zit er een beetje raar naar te kijken.
s Avonds aan tafel vertelt Karoline mij dat mama de vorige dag bijna geen tijd nam om haar boterhammen te eten, maar de ene kop koffie na de andere dronk. Dat is niet meer normaal en ik vraag mij af of mama ouderdomsdiabetes heeft. Ik weet dat mensen met suikerziekte vaak veel dorst hebben.
Ik begin mij zorgen te maken. Ik leg alles uit aan een verplegende en die verzekert mij dat ze mama zullen prikken om haar suikergehalte te bepalen.
Het gaat met mama weer iets beter vandaag. Ze herkent ons meteen en wat is ze weer blij dat Arsène er bij is. We halen mama uit de stoel. Ik merk op dat haar broek volledig gevlekt is. Mama heeft het weer voor elkaar gekregen om een stuk van de zondagse taart onder haar poep te deponeren. Zondagsdienst, dus geen mens die tijd heeft om dat te voorkomen. Ik krijg wel meteen hulp om mama een andere broek aan te doen. Mama is zo slecht te been, dat ik dat niet meer alleen aan kan. Ze moet vastgehouden worden of ze valt.
Als ze er weer netjes uitziet, gaan Arsène en ik met haar naar de cafetaria. Als we binnen komen en een tafel uitzoeken, kijkt de dame, die gisteren voor de bediening zorgde, mij bedenkelijk aan. Ze heeft de hele toestand, dat mama niet wou gaan zitten, meegemaakt. Oei! zegt ze. Wijzend op Arsène, lach ik haar toe: Geen probleem, ik heb vandaagversterking meegebracht! Het lukt vrij goed om mama te laten plaats nemen.
We bestellen voor mama een fruitsap, voor ons het biertje van de week, een Tongerlo. De Tongerlo wordt geserveerd met wat kaas bij. Goed voor ma, heeft ze iets om te knabbelen zegt Arsène. Wat wordt ze weer verwend! Mama vertelt van alles tegen hem, maar hij kijkt me een beetje hulpeloos aan. Ze spreekt zo stilletjes. Ik begrijp er niets van! zegt hij. Ja, ik was er al bang voor. Het ziek zijn, heeft toch weer gevolgen. Ze staat niet alleen heel wankel op haar benen, maar ook de kracht in haar stem is ze (voorlopig?) kwijt. En van haar brabbeltaaltje is nu bijna niets meer te verstaan.
Karoline en Marcel komen er bijzitten. Marcel wordt verwend met een wafel met slagroom en een cola. Ondertussen heeft mama het glas bier van Arsène in de gaten gekregen. Het wordt een welles nietes spelletje tussen mij en haar. Telkens zij naar het glas grijpt, neem ik het haar weer af. En daar wordt ze niet blij van. Maar Arsène zou Arsène niet zijn als mama weer haar zin niet kreeg. Laat haar dantoch eens proeven is zijn reactie. Mama neemt meteen een grote slok, schudt hevig met haar hoofd en zegt: Bah, wat slecht! We kunnen niets anders doen dan allemaal eens hartelijk om haar lachen.
De buren van Karoline, ook trouwe bezoekers van Marcel, komen er ook nog bij. Ik merk dat mama bleekjes wordt. Ik verlaat de compagnie en ga met haar naar boven. Ik laat haar plaats nemen in de stoel en stel voor dat ze nog wat rust vooraleer het avondeten wordt opgediend. Ze gaat, moe als ze is, direct akkoord.
Als ik een tijdje later op de lift wacht om terug naar beneden te gaan, stappen Arsène, Karoline, Marcel en buurvrouw Jo net uit. Arsène gaat wel heel erg debiel tegen de deurstijl van de lift hangen en vraagt heel onnozel weg: Wanneer gaan we naar de inrichting? Waarop ik antwoord: Je bent er al, je mag hier blijven! Spotten met onze eigen miserie, het moet kunnen. En Marcel begint meteen spontaan te lachen om het dwaze gedoe van Arsène. Ik kijk hem eerst verwonderd aan, want ik wist niet eens dat hij dat nog kon. Karoline is al even verbaasd. Het ismaanden geleden dat hij nog zo gelachen heeft! zegt ze verrast. Marcel weet van geen ophouden. Karoline wordt er ook helemaal vrolijk van en iedereen met haar. Binnen de kortste keer staan we met zijn allen uitbundig te lachen. Dat doet eens deugd!
Vandaag is mama blij als ze mij ziet. Ze ziet er nog heel bleekjes uit, maar ze is toch al wat beter. Ik ga met haar naar haar kamer.
Vorige week heb ik een pak nieuwe handdoeken, een peignoir en wat slaapkleedjes voor mama afgegeven op de afdeling. Alles moet verplicht gemerkt worden met mamas naam. Het rusthuis zorgt daarvoor en wij betalen de rekening. Als ik de wekelijkse was wil opbergen in de kast, zie ik dat het ganse pakket, is toegekomen. Alles is netjes in mamas kast opgeborgen. Maar ja, ik wil alles toch wat herschikken naar mijn zin. Ik doe mijn jas uit, leg die op bed en vertel aan mama wat ik ga doen. Helpen kan ze niet meer, dus ze loopt een beetje verloren rond. Ik ga op een stoel staan om op het hoogste legblad in de kast de nieuwe reserve handdoeken te leggen. Ik probeer ondertussen mama in de gaten te houden. Ze staat in de badkamer tegen haar spiegelbeeld te praten. Af en toe begrijp ik een enkel woord van wat ze zegt. Plots hoor ik mama mompelen: Ik kan ook nog wel iets, hoor! Ik draai me meteen om en mama is bezig mijn winterjas in de wc te duwen. Ik spring meteen van mijn stoel en trek mijn jas uit mamas handen. Ze blijft beteuterd staan, maar mijn jas is nog op het laatste nippertje gered!
Ze heeft dorst en ik geef haar een glas water. Maar drinken doet ze niet. Ze speelt met het glas en als ik het haar voorhoud, weigert ze nog steeds te drinken. Ze verstaat het niet. Misschien fleurt een bezoekje aan de cafetaria haar op, dacht ik bij mijzelf. Maar pantoffels uit en schoenen aan, het lukt aan geen kanten. Mama begrijpt geen enkele opdracht. Dan maar op pantoffels naar beneden! Ik sterf van de dorst, zegt ze. We gaan ietsdrinken in de cafetaria, troost ik haar, is dat geen goed idee? Ze knikt tevreden. Maar eens in de cafetaria kan ik er niet voor zorgen dat ze gaat zitten. Hoe ik ook mijn best doe, mama begrijpt alweer de opdracht: zitten op de stoel niet! Een dame aan een tafel wat verderop, kijkt mij meelevend aan. Uiteindelijk zit er niets anders op dan weer weg te gaan. Ik krijg maagpijn. Zou het van al dat gedoe komen? Maar ik geef het niet op. Wij maken een korte wandeling door de gang en keren meteen terug. We kiezen ons een tafeltje uit en mama gaat meteen zitten. De dame heeft alles in de gaten gehouden en steekt meteen haar duim naar me op: Goedgedaan! Ik kijk haar lachend aan en zeg: De aanhouder wint!
Mama drinkt haar fruitsap in twee keer leeg, dus dorst had ze wel. Maar ze zegt weinig. Ze speelt voortdurend met mijn hand, net alsof het een voorwerp is. Ze neemt mijn hand vast, bekijkt het langs alle kanten en legt het een eindje verder op tafel weer neer. Het is alsof voor haar mijn hand niet bij mij hoort. Mijn maag wordt er niet beter van.
Als we terug naar de afdeling gaan, zegt ze eindelijk mijn naam en kunnen we weer samen lachen. Maar mama is moe. Ik laat haar in de stoel gaan zitten. Ik neem haar eens goed vast, geef haar een dikke zoen en zeg: Tot morgen, mama! Ze kijkt me aan en antwoordt: Alleszins, want ik ben niet meer zoals ik vroeger was! Helemaal onderste boven van deze woorden ga ik naar huis. Ik doe het hele verhaal aan Arsène. Nu ik alles verteld heb, en weer een stuk rustiger ben, is mijn maagpijn over. Maar mamas laatste woorden blijven ook bij Arsène hangen. Morgen ga ik mee naar ons ma! zegt hij beslist.
Woensdagnamiddag ligt mama in bed. Dat is schrikken. Mama is in een diepe slaap. Ik ga meteen vragen wat er scheelt. Een bejaardenhelpster vertelt me dat mama de vorige dag moest overgeven en diarree had. Omdat ze bovendien koorts kreeg, hadden ze de huisdokter laten komen. De diagnose: niets ergs, het is een plaagske. Daarom hadden ze mij niet gewaarschuwd dat mama ziek was. Ik laat mama rustig verder slapen en ga naar huis.
Ik ben toch bezorgd om haar. Ik weet dat ziek zijn betekent dat ze in alle opzichten weer een stap achteruit gaat. Donderdagmorgen bel ik om 9 u naar de afdeling , om te vragen hoe het met haar is. Mama is al een stuk beter en ze zit op. s Namiddags vooraleer ik naar school vertrek, telefoneer ik nog maar een keer. Er wordt mij verzekerd dat ik mij helemaal geen zorgen hoef te maken. Mama is aangekleed en heeft deze middag al goed gegeten.
Vrijdagmorgen zit mama in de stoel op haar kamer. Ze is in bad geweest en dat heeft haar blijkbaar erg vermoeid. Ze slaapt en ik heb de grootste moeite om haar wakker te krijgen. Ze reageert nauwelijks. Ze begrijpt niets van wat ik tegen haar zeg. Ze staart mij maar aan. Ik geloof niet dat ze weet wie ik ben. Terwijl ik haar haar in de krulspelden draai, valt ze terug in slaap. Als ik klaar ben, loop ik met haar nog even de gang op en neer. Maar dat lukt niet zo goed. Tot tweemaal toe struikelt ze. Ik was bijna gevallen, zegt ze met een piepstemmetje. Ik breng haar naar tafel waar de soep klaarstaat. Mama moet geholpen worden om haar beker soep te drinken. Het lukt haar niet alleen. Ik ga de vuile was halen in haar kamer, die ik meeneem naar huis en zeg haar nog gedag. Maar ze begrijpt er niks van.
Ik kan alleen maar hopen dat het morgen weer een beetje beter gaat.