BEDELAARS - LANDLOPERS en LEURDERS
Als kleine jongen herinner ik mij nog duidelijk dat venters langs de straten liepen met karren en wagens getrokken door een paard, zelfs enkelen van een hond en die dankbaar gebruik maakten door hun komst aan te kondigen met een bel om alzo hun waren aan te prijzen.
Eind jaren '80 zag men nog in de straten het 'traditionele' boerinnetje met voorschoot, gekruisten borstdoek en strooien pothoek met wapperende; kleurige linten.
De hondenspannen evenals de stootkarren kwam ook nog talrijk voor. Soms zagen we wel een ezeltje die de kar voorttrok.
Buiten het leuren werd ook nogal wat afgebedeld te Antwerpen, vooral op de zaterdag. Schooiers, gebrekkigen zowel mannen als vrouwen, bedelden zelfs van huis tot huis.
Rond de feestdagen, vooral bij Kerstmis, merkten wij een toeloop aan de politiekan- toren waar de bedelaars zichzelf kwamen aangeven in de hoop om doorgestuurd te worden naar het Rijksweldadigheidskolonie Wortel, omdat ze wisten dat ze daar een goed feestmaal en onderdak te wachten stond. Deze kolonie was sinds 1902 een bijhuis van het Bedelaarsgesticht te Merksplas. Voordien konden zij opgeslpoten worden en van hun vrijheid bereoofd en opgesloten worden in speciale open gevangenissen zoals deze van Merksplas en Wortel.
Wie was nu landloper ? Hij die geen beroep of vaste woonplaats en/of bestaansmiddelen had ( ook kregen ze de naam van zwerver, clochard, vagebond en dakloze)
De Wet van 27.11.1891 voorzag wel de beteugeling van bedelarij en landloperij. De Wet werd echter opgeheven door de Wet van 12.1.1993, zodat bedelaars en landlopers niet meer strafbaar zijn. Velen van mijn collega's zullen deze afschaffing wel verkeerd hebben gevonden.
Nen hoop sukkelaars (soms ook wel "normale burgers" die een zware tegenslag hadden gekregen) konden in ...Merksplas een centje sparen door er wat werkjes te verrichten. Met die centjes kwamen die mensen dan afgezakt naar ONZE stad om er een stuk in hunne frak te drinken in het "Koetsierke" of den "Breda" , dan af te zakken naar de miekes, om zich tenslotte (dikwijls nog dezelfde dag of nacht) met een lege zak (zowel letterlijhk als figuurlijk), aan te bieden op één van die "blauwe bureeltjes", waarna ze werden teruggestuurd (zonder amok te maken ) naar hun vertrekpunt.
Het is een schande dat ONZE mensen vandaag in weer en wind op een bank in't park moeten slapen (and nobody gives a shit about it!!), want wie zit er nu droog en goed doorvoed in Merksplas ? Iets om over na te denken. De leurders daarentegen zagen we meest rond de herbergen, waar de vrouwelijke leursters van krabben, garnaal, harde eieren met zout en zelfs sauciezen, hun waren aan de man trachten te brengen.
De mosselverkoopsters zeulden langs de straten en riepen met een langgerekt "Kepeles" wat betekende "'kheb er levende". De garnaalverkoopsters "gare, gare, noot" De palingmannen "Pa-ling" De zandleurder "zand, wit-zand". Deze leurders waren zeer in trek, gezien er nog geen "tolie-cirée" of linoleum bestond en het zand diende om de vloeren van de woning, herberg, kantoren te reinigen. De viswijven "Kabeljau-auw" De voddewijven "Vodde-liege".
Dit waren werkelijk nostalgische tijden. Heden ten dage komt men deze leurders of venters niet meer in het straatbeeld tegen, gezien men de warenn nu in de meeste grootwarenhuizen kan kopen en zijn deze toestanden volledig verdwenen.
Tot voor enkele jaren hoorden we nog in onze straat het geluid van een oudijzer -en koperopkoper die met zijn tripporteur of driewieler rondreed en luidkeels, na belgerinkel, riep : "koper - zink - oudijzer".
De messen -en scharenslijper verdween ook uit het straatbeeld, en riep dan : "schere-sliep".
Door de aanhechting van sommige Oostbloklanden bij Europa, zien we af en toe de bedelaars terug in de straat.
-o-o-o-O-o-o-o-
|