Mama heeft haar dagje niet volgens de verpleegster: Ik weet echt niet waar ze met haargedachten zit vandaag. Ja, die gedachten van mama! Ze ligt in bed op een andere kamer. Ze kijkt heel nors, geeft het weeral af op de verpleegster. Wij kunnen haar niet begrijpen, maar wat ze tracht uit te leggen klinkt niet al te positief. Ze is er zich ook niet direct van bewust dat ik er ben. Maar eens ze dat door heeft, slaat haar stemming weer om. Plots is ze weer blij gezind.
We trekken er eventjes met ons tweetjes op uit. Niet in het park, maar gewoon een blokje om. Bij elke auto die passeert drukt ze zich als een bang kind dicht tegen me aan. Wat is dat tochallemaal? vraagt ze een beetje angstig. Gewoon autos, mama. Zij rijden op de weg en wijlopen op het voetpad. Er kan niets gebeuren stel ik haar gerust. Toch maar voorzichtig zijn,hoor. is haar reactie. Na de wandeling gaan we nog naar de cafetaria van het rusthuis. Ze heeft zin in een ijscrème. Ik bestel voor haar een coupe met aardbeien. Ze eet genietend alles netjes op. Even later breng ik mama naar haar kamer. Nog wat geknuffel en een paar dikke zoenen: Nu ga ik naar huis mama, naar Arsène. Zal ik hem de groetjes doen van jou? Ze neemt mijn twee handen vast: Mag ik niet eens mee naar hem? Wat doet dat weer pijn. Zullen we dat op een andere dag eens doen, mama? Nu is het etenstijd trek ik mij uit de slag. Goed hoor! en ik krijg nog een laatste kus.
Ik neem haar binnenkort toch weer eens mee naar huis. We zien wel of dat nog lukt.
Ik had hem woensdag al zien staan. Mama schonk er toen niet de minste aandacht aan, dus ik ook niet. Ik was blij dat hij terug was. Vandaag, vrijdag, is hij weer het gespreksonderwerp van de dag. - Mama: Kijk toch, hoe mooi hij daar weer zit! - Ik: Ja, hij zit daar weer. - Mama: Moet je die mooie oogjes zien. - Ik: Ja, hij heeft heel mooie oogjes. - Mama: Hij houdt weer alles in de gaten. - Ik: Hij kijkt of ik jouw haar wel goed in de krulspelden draai. - Mama: Kijk eens, het is toch een schoon beestje hé? - Ik: Ja, hij is zeker schoon. Mama blijft maar, vol vertedering, glimlachend het beeld aankijken. - Mama: Precies echt hé? - Ik: Het is een heel mooi beeldje, goed nagemaakt. Hij lijkt wel erg goed op een echte teckel - Mama: Kijk, kijk hij zit met zijn rug naar de muur Ik wil iets - Ik: Wat wil je, mama? - Mama: Als hij weer wil slapen een matje een bakje heb ik nodig voor dat beestje.Denk je dat ik het aan Arsène kan vragen? - Ik: Natuurlijk kan je dat aan Arsène vragen. - Mama (lachend): Wat zou ik aan Arsène moeten vragen? Ondertussen ben ik klaar met mamas kapsel. Ik neem haar mee naar de badkamer. - Ik: Kijk maar eens in de spiegel hoe mooi jij weer bent. We staan arm en arm vóór de spiegel en mama begint uitbundig naar mijn spiegelbeeld te zwaaien. Ik zwaai even uitbundig terug. En we schieten beiden in een lach. - Mama (nog steeds lachend): Ellen, hoe oud zijn wij eigenlijk? - Ik (lachend): Mama, ik denk dat wij nooit volwassen zijn geworden! - Mama: Dat is het, kind. - Ik: Mama, nu moet ik weg. Ik moet nog boodschappen doen. Even kijkt mama heel beteuterd. - Mama: Goed, dan ga je maar. Ze geeft mij een kus, doet de deur van haar kamer open, stapt de gang in en wandelt weg.