+ Poëzie.
Als een naaste persoon in het hart verscheen. Verdeel de regen en slok ermee, de zon en de sneeuw! Laat hem niet achter in verdriet, verdriet en ellende, om in de buurt te zijn. Elke minuut en bijna overal. Niet belangrijker is uw steun, loyaliteit is duurder. Om dergelijke gevoelens te vervangen kan iemand. Onmogelijk om in de wereld te leven. Zonder een grote liefde. Degene die alleen vreugde geeft. De dagen versieren. Liefde en trouw, zoals twee zussen, van jou houden zie je niemand in de buurt, in je favoriete ogen alleen jij kijkt, bang om iets niet plotseling te beledigen. Je liefde als je kunt, wees voorzichtig. In een minuutzwakte moet niet bezwijken, u loopt van de verleidingen van het leven weg, dan zal geluk vaker glimlachen, naar jou.
Moe regen sloeg door het gebladerte, niet begrijpend de onbeschaamde schoonheid, het bordeauxrode tapijt bedekte het gras: Van Gogh's verhaal. Je zou het hebben gezien. Hij sloot vriendschap met haar in september, sloeg de warmte van de hemelse stromen, trok zich dan terug in de ochtendgloren, dat de stortbui klopte zoals in een ondeugende juni. De regen gaat met de cycloon naar het oosten, meet de zon vijf herfstdagen. Ik nodig je uit voor een uur. Luister naar het gefluister van de stervende lichten. Zonsondergangen hebben een spoor achtergelaten ter nagedachtenis aan de magische avonden. Onze bladval, als een sprookjesachtig ballet, registreert autumn voor altijd in de harten. Ik zal niets zeggen, luister zelf maar, loop langs het steegje door haar gebladerte.En nu pas, de winter uit te voeren, te dekken alles sneeuw. Vergeet me. Begrijp en u, dat we vallen verstandiger. Begrijp dat het blad niet durft te liegen.Hoor het gefluister en geloven, kan het niet begrijpen vandaag. De regen oktober klopte meer bladeren, niet van plan om onze tijd haasten. Onder het geritsel van bladeren herinnerde de lente. Loop. En je nog. Misschien ...
Het witte zeil wordt wit in de mist van de blauwe zee. Wat zoekt hij in het verre land? Wat hij gooide in de rand van zijn eigen.
De golven spelen, de wind fluit. En de mast buigt en verbergt. Helaas! Hij zoekt geen geluk en vlucht niet weg van geluk.
Onder hem een stroom lichtere azuren. Boven hem is een zonnestraal goud. En hij, opstandig, vraagt om stormen, alsof er rust is in stormen.
Hoe vreselijk is het leven van deze ketenen, die wij alleen hanteren. Deel het plezier, iedereen is klaar voor. Niemand wil het verdriet delen.
Ik ben hier alleen, als een luchtkoning. Mijn hart is verlegen in mijn hart. En ik zie hoe het lot gehoorzaamt. Jaren gaan weg als dromen.
En opnieuw komen zij, met een geglazuurde blik. Maar dezelfde oude droom. En ik zie een kist afgelegen. Hij wacht; Waarom blijven we over de grond?
Niemand zal er afbrokkelen, en ze zullen ik weet zeker over de dood meer plezier hebben, dan over mijn geboorte.
|