![](http://img182.imageshack.us/img182/2974/oudeman1sj2.jpg)
Ik zie hem nog zo voor me.
Een oude kalende grijsaard.
Wanneer het weer het ook maar enigszins toeliet, zat hij ietwat ineengedoken op
een houten stoel naast zijn huisdeur.
Zijn hoofd hield hij steevast naar de grond gericht.
Hij droeg een wit overhemd zonder kraag.
Een beige fluwelen broek die hem veel te wijd was, en waarvan de pijpen hem te
kort waren.
Hij is fel vermagerd liet zijn vrouw steeds weten, maar dat zei ze al jaren.
Kareltje, zo heette hij.
En Kareltje was voor ons kinderen afwisselend boeman en clown.
Boeman omdat hij steeds gromde wanneer je te dicht in zijn nabijheid kwam.
Wanneer je om boodschappen moest bij de beenhouwer, dan moest je wel langs hem
gaan, want hij woonde er vlak naast.
Als je alleen was liep je met een boogje om hem heen, maar als je in groep was
durfde je al wat meer.
Dan liepen we express enkele keren langs hem heen, enkel maar om zijn
wolfimitatie te kunnen horen.
Want als grommen je geen schrik aanjoeg, dan liet Kareltje een langgerekt wolfsgehuil
horen.
En daarvan rezen onze kinderharen geheid ten berge, dan liepen we met een schrille
gil, als een pijl uit een boog, de andere kant op.
Maar onze clown was hij ook.
Wanneer je hem een snoepje gaf, dan begon hij vreemd te giechelen.
Stond dan op van zijn stoel, en deed een vreemd dansje.
Later hoorde ik dat hij de Horlepiep deed, een soort Schotse dans, want
Kareltje was een Schot.
Tijdens de bevrijding had hij zijn Cornelia ontmoet.
Het was liefde op het eerste gezicht, trouwde met haar, en bleef in België
wonen en werken.
Kareltje was aan de dokken gaan werken, werd daar ceelbaas, verdiende goed
geld, doch hun enige wens werd niet vervuld.
Het echtpaar bleef kinderloos.
Maar Kareltje was ook een held, een oorlogsheld.
Elk jaar met de bevrijding stopte de Harmonie voor hun deur.
Dan had hij zijn mooie pak aan dat glinsterde van de medailles. Want als soldaat, had hij niet alleen mee Antwerpen bevrijd,
maar ook bij Auswitch had hij gevochten.
Hij had de massagraven gezien, had de ovens gezien, en vooral had hij de
uitgemergelde Joden gezien.
En nu was hij oud.
Oud en dement, maar dat snapten wij niet als kinderen.
Voor ons was Kareltje een beetje gek.
Maar hij was ook een deel van ons, want als hij niet buiten zat, dan misten we
iets.
Dan durfden we aanbellen om te vragen of hij buiten kwam.
Want in onze ogen was Kareltje net zon kind, zoals wij zelf ook waren.
Cornelia antwoordde dan steevast ja hoor, hij komt, want binnen loopt hij toch
maar in de weg.
En met veel liefde hielp ze hem de gang door, zette ze hem op zijn
stoel, en voor ze naar binnen ging streek ze over zijn handen.
En dan gromde Kareltje.
Op een dag stond de stoel niet meer op straat, en ook de
dagen erna niet.
Van onze moeders hoorden we dat Kareltje naar het ziekenhuis was gebracht.
Niet lang daarna is hij gestorven.
Hij werd begraven met militaire eer.
Een groot zwart gordijn aan de voordeur, en een rode loper naar de onder
bloemen bedolven lijkwagen.
De harmonie begeleide hem naar zijn laatste rustplaats.
En zo verdween Kareltje uit het straatbeeld, en uit onze
kinderogen.
Cornelia volgde hem niet lang daarna.
Het huisje werd verkocht, en er kwam een jong gezin met kinderen wonen.
En wij maakten die kinderen wijs dat het spookte in dat huis.
Dat Kareltje er kwam grommen, en zijn wolvengehuil liet horen s nachts.
En ze geloofden het nog ook.
Ze waren er zelfs zo van overtuigt, dat we het zelf ook gingen geloven.
Waarom ik aan Kareltje moest denken vandaag, weet ik niet.
Is het omdat het hier bijna bevrijdingsfeesten zijn?
Is het omdat ik las over een vijftigjarig huwelijksfeest, waarbij lief en leed
werden gedeeld?
Of is het omdat de schrik voor dementie toeslaat, omdat ik mij wel feiten
herinner uit mijn kindertijd, maar daarbij gisteren wel vergat om brood te
halen?!
Maar één ding weet ik wel, je hoeft niet veel te praten om herinnerd te worden.
Een beetje grommen is al genoeg.
|