Als alle mensen eensklaps bloemen waren zouden zij grote bloemen zijn met lange snorren. Vermagerende vliegen, dode torren, zouden blijven haken in hun haren.
Tandenstokers, steelgewijs ontsproten, zouden zwellen tot gedraaide tafelpoten. Katoenen knoppen zouden openscheuren, tot pluchen harten die naar franje geuren.
Op het water dreven bordkartonnen blaren, de vlinders vielen uit elkaar tot losse vlerken. En van geur verdorden alle perken, als alle mensen eensklaps bloemen waren.
Leo Vroman
|