Larissa Olkhovsky (80) slaat overvaller het huis uit
Die week las ik iets in de krant over een dappere dame in Nederland. 'k Zou niet durven wat zij dierf, 'k zou het niet kunnen ookni. Haar wapens zijn een busje pepperspray en een kleine handzaag, die heeft ze klaar liggen achter de deur. Maar ze had de tijd niet die te pakken. Dus greep ze naar het mes van haar belager…
’Ik maakte een vuist en bleef slaan, ik was zó boos!’ 80 is ze, maar Larissa Olkhovsky uit Gouda is voor geen kleintje vervaard. Vrijdagmiddag sloeg ze met haar vuisten een jonge knul, die haar huis binnendrong en dreigde met een mes, de deur uit. 'Ik werd toch zó fantastisch boos, precies zoals ik op zelfverdedigingsles heb geleerd!'
door: Sarie Katsman ma-10-2-14 - 06:31 bron: AD
'Met mijn rechterhand maakte ik een vuist en ik heb geslagen en geslagen, en alle vieze woorden naar hem toe geslingerd die ik maar kende! Ik bleef maar slaan, ik was zó boos! Mijn woede heeft mij gered.'
De ongeveer 16-jarige jongen die op zoek was naar een makkelijk te verschalken prooi voor een overval, had vette pech. 'Hij heeft precies het meest verkeerde ouwe vrouwtje uitgezocht dat je maar kunt bedenken!' zegt haar familie trots. Larissa Olkhovsky heeft aan haar ontmoeting met de jeugdige overvaller een bont en blauwe rechtervuist, een linkerhand vol hechtingen, een gekneusde schouder, zere ribben en wonden op haar hoofd overgehouden.
'Maar ik heb het overleefd, al die training op de sportschool en mijn zelfverdedigingslessen hebben gewerkt! Ik ben heel sterk en gespierd, weet je. Een voorbeeld, zeggen ze altijd op de sportschool.'
Verdedigingslessen
Een paar jaar geleden werd er in haar buurtje, vlakbij het spoor in Gouda, een oudere vrouw overvallen. 'De hele buurt was bang, ik ook. En dat is een heel onprettig gevoel: bang zijn. Op de sportschool heb ik toen gevraagd: kunnen jullie mij wat zelfverdedigingslessen geven. Dat wilden er wel meer: in een mum van tijd meldden zich een stuk of vijftien vrouwen.' Zo'n 6 uur per week is de charmante Larissa aan het sporten. 'Ik ben altijd zó voorzichtig, sluit alle deuren goed af en na zevenen 's avonds doe ik nooit open. Maar wie verwacht er nou om drie uur 's middags een overvaller? Waarom hij mij moest hebben, weet ik niet: ik denk dat hij gewoon de eerste de beste die een deur opendeed, te pakken nam.' Toen ze nietsvermoedend de deur opende, drong de jonge knul meteen het piepkleine halletje binnen. Altijd heeft ze een busje pepperspray klaar staan, en een kleine handzaag. Tip van de zelfverdedigingsinstructeur.
Maar ik had helemaal geen tijd om die te pakken! Die jongen, een éngeltje om te zien, zo knap, bedreigde me meteen met een mes. Dat mes heb ik gepakt met mijn linkerhand, ik voelde er niks van. Dacht alleen maar: dat ding moet niet in de buurt van mijn keel of mijn hart komen! Ik heb geen seconde losgelaten. Met mijn rechterhand maakte ik een vuist en ik heb geslagen en geslagen, en alle vieze woorden naar hem toe geslingerd die ik maar kende! Ik bleef maar slaan, ik was zó boos! Mijn woede heeft mij gered.'
Mes
Ze sloeg de overvaller de deur uit. 'Hij weg, en ik had het mes. Dat was dubbel geluk: met zijn DNA erop!' Eventjes ging ze op de bank zitten, bijkomen. Toen belde ze haar dochter. Die schrok zich een ongeluk: 'Overal lag bloed, de vloer zat onder.' Bang is ze nog steeds niet. 'Ik heb zelfvertrouwen, dat is nu echt bewezen. De eerste nacht heb ik wel steeds dat mes gezien. Die paar klappen: oké, maar dat mes... Ach, nu is het alweer over. Ik heb in mijn leven al zoveel meegemaakt, en overal ben ik sterker uit gekomen.'
te gast bij Wim Helsen, Chris Dusauchoit met een gedicht van Ingrid Jonker
GRAF
In die aand by Gordonsbaai het sy kinderlik geraai waar die lelieblom kan wees wat haar hart van pyn genees.
In haar soektog raak haar hande aan die onkruid op die strande word haar oë sag en blind waai haar drome in die wind hurk sy roerloos vasgerank toegemaak deur wier en sand.
De aandacht voor Jonker en haar werk herleefde nadat president Nelson Mandela haar gedicht Die kind (wat doodgeskiet is deur soldate by Nyanga) voordroeg bij zijn rede tijdens de eerste zitting van het eerste democratisch gekozen Zuid-Afrikaanse parlement, in 1994. Mandela noemde haar "Afrikaner én Afrikaan".
LM en ik bewonen een gewoon appartement. Stel dat we het voor het kiezen hadden. Dat er geld zou zijn. Ik bedoel poenig veel geld, een villa met binnenzwembad en ook kunst aan de muur.
'k Zou er maar van wakker liggen : zijn de deuren op slot? allemaal? zijn de ramen dicht? allemaal? staat het alarm aan? staan álle alarmen aan?
Nu, als we op geen euro moeten kijken & we er op los mogen fantaseren dan zouden we natuurlijk wel een butler hebben in zo’n villa. En hij zou Justin heten. 'k Laat hém dan alle alarmen instellen en zich bekommeren over de beveiliging.
Maar stel u voor dat Justin door al die beveiligingsbeslommeringen slecht slaapt zoals ik en 's morgens de koffie lauw zou serveren, of erger : dat hij later op de dag de champagne slecht gekoeld zou serveren ...
Misschien zou 'k beter een veiligheidsman aanwerven om de Justin te ontlasten van het beveiligingsgedoe. Goed, dat is dan beslist : er komt een securityman, ook inwonend. Hij zet dan 's avonds de alarmen aan. Maar hij moet wel wachten tot ik terug in de woning ben hé. Anders kan ik de nacht doorbrengen bij het binnenzwembad. Meneerke Security heeft alles vergrendeld en ik kan het woongedeelte niet meer in. En de binnenhuistelefoon hoort niemand want iedereen is bezig met de voorbereidingen voor het avondeten -souper heet dat dan- de chef, de sous-chef, Justin ... allen hebben het druk met bezig zijn. Rosario is op dit uur bezig met mijn tenues voor straks en morgen en het niet-inwonend personeel is al naar huis.
Daar zit ik dan in zo'n floddertje elegant te koukleumen, één-en-al heimwee naar een flanellen pyjama en knuffelsloefkes en een warm maaltje voor de TV.
Een titske meer euros mag, maar niet zo dat ik een villa met kunst en zwembad zou kopen. Nee, voor mij liever geen al te grote rijkdom. Jammer, want ik had graag Justin eens ontmoet.
m - EZW-06/2009, HiH-10/2014,02/2017, bijgewerkt -
te gast bij Wim Helsen, Tine Embrechts met een fragment uit 'De verliefden ' van Javier Marías
Dat is de misvatting, [...] te geloven dat het heden altijd voortduurt, dat de situatie van elk moment definitief is, terwijl we allemaal zouden moeten weten dat niets dat is, als ons nog maar weinig tijd rest. [...] We leren geleidelijk dat iets wat ons heel ernstig leek ons op een dag niets meer zegt, alleen maar een feit is, een gegeven. Dat er een dag zal aanbreken waarop degene zonder wie we niet konden leven en om wie we geen oog dichtdeden, zonder wie we ons bestaan ondenkbaar achtten, van wiens woorden en aanwezigheid we dag in dag uit afhankelijk waren, onze gedachten niet meer in beslag neemt, en als we af en toe even aan hem denken zullen we onze schouders ophalen, en ons op zijn hoogst heel even afvragen: "Wat zou er van hem zijn geworden?", zonder ons zorgen te maken, zelfs zonder nieuwsgierigheid.
Over het boek : María Dolz, een jonge redactrice, is gefascineerd door het echtpaar dat ze elke ochtend tegenkomt in het café waar ze ontbijt. Dan komen ze van de ene op de andere dag niet meer en blijkt dat Miguel op straat is doodgestoken. Als Luisa maanden later weer opduikt leert María ook Luisa’s huisvriend Javier kennen, met wie ze een innige relatie opbouwt. Maar na verloop van tijd begint ze zich af te vragen of Javier wel te vertrouwen is. Haar hevige verliefdheid maakt plaats voor onberedeneerde angst en ze vermoedt zelfs dat hij een rol speelde in de dood van zijn vriend Miguel.
De verliefden is een onthutsende roman over de nasleep van onze daden en de onmogelijkheid om de waarheid te achterhalen.
Eerste indruk : Zoals het programma startte, hield ik efkes mijn hart vast. Het is een zotte bie als Tine Embrechts wel gegeven om de mensen op het verkeerde been te zetten.
Een gewezen collega van mijn zus Tina woonde gedurende een tiental jaren met zijn nieuwe echtgenote, een Ghanese, in haar thuisland. Tijdens een bezoek in België liet hij horen dat hij er aan dacht om terug hier te komen wonen, aangezien hij de 70 voorbij was en de gezondheidszorg in België toch beter is en uiteindelijk waren de voorzieningen in Ghana niet echt waar een westerse senior het wil mee stellen in de aanloop naar het einde.
In Ghana is was hij met zijn pensioen een rijk man, in België is men met datzelfde pensioen een gewone, welstellende burger. En dat schikte zijn echtgenote niet. Verlies van levensstandaard en decorum, ver van de familie in dit koud kikkerlandje … Een paar weken na hun terugkeer in Ghana is hij plots overleden. Hartfalen. Dat is de officiële versie. Consternatie bij de familie in België, want Charles had voor zijn vertrek een volledige medische controle ondergaan.
De Ghanese echtgenote gaf geen toestemming voor het overbrengen van het stoffelijk overschot, ook niet op kosten van de zussen van Charles. Er had zo een autopsie kunnen van komen hé. Wat natuurlijk de bedoeling was, want de familie had ondertussen gevonden dat er wel meer plotse overlijdens waren (en misschien nog zijn) in bepaalde contreien. Mogelijk door gif voor speerpunten.
Maar Charles werd niet overgebracht naar België. De echtgenote aldaar had het voor het zeggen. En als er geen stoffelijk overschot kwam in België, kwam er geen autopsie in België. De zwarte weduwe kan ongehinderd, met behoud van pensioen, op zoek naar een nieuwe prooi.
Dan denk ik : wat is bij de jongere generaties hier de beeldvorming over dit soort oude dag van de opa en over het einde van die opa …
'Hij heeft het dan toch maar gehad, de ouwe rakker' of 'Hij heeft het zelf gezocht, de ouwe zot'.
m – HiH-02/2016, herwerkt – naar een gegeven van FIV
Bij TeleOnthaal en bij andere opvangmogelijkheden krijgt men verhalen te horen die elkaar bevestigen en die aangeven dat er iets relatief nieuws aan de gang is.
“De ouderen van vandaag zijn niet meer de ouderen van 50 jaar geleden.”
'k Beschrijf het misschien te bondig maar het komt hierop neer : echtgenoot weg, spaarcenten weg, huis weg. Een heel leven van spaarzame/zorgzame huisvrouw : wég. Het gebeurt veel vaker dan vroeger. Het gebeurt nu in een ander sociale klasse. En viagra duikt al eens op in die verhalen.
De Tweede Jeugd of het Oud Zot is niet meer het privilegie van rijke zakenlui. En wat The American Dream was na '45, welstand is bereikbaar voor iedereen die hard werkt, is nu het Richard Gere Syndrome: er moet uiteindelijk en tot slot een Pretty Woman komen als bekroning en als beloning voor een leven van hard werken.
Jan/Jean/John-met-de-pet wil nu na zijn carrière ook zo'n dubbele badkuip met iemand in, een trofee-vrouw. Bompa woont nu in Varna of Phuket of Sainte-Marie.
Er is wel degelijk iets aan het verschuiven en er bestaan al studies over. In 2008 ben ik een maand of drie met dat onderwerp bezig geweest en heb ik daarover nogal wat artikelen gevonden op het Net. Er was toen zelfs al een Bulgaarse (!) sociologische studie in de maak.
Na gemiddeld twee jaar zijn de spaarcenten opgesoupeerd, zolang duurt die tweede jeugd, euro-gewijs. En dan wordt bompa enkel nog geduld omwille van de maandelijkse cheque met het pensioen. In een dorpje in de Balkan of in Thailand of op Madagaskar bvb betekent een Westers pensioen een heel bedrag. Ik vermeld deze drie gebieden, omdat ik in deze drie gevallen zeker ben.
Bompa leeft dan gedumpt bij de moeder, want de dochter, het groen blaadje in kwestie, is al weer elders in Europa aan het werk, op zoek naar een volgende sugar-daddy. Hoe het verder loopt met bompa in de Balkan of in Thailand of op Madagaskar en met zijn gezondheid, is vanaf dan een aparte verhaallijn.
Die jongedames worden beschouwd als goede dochters, zij brengen welstand voor het gezin en voor de hele familie. Als ik de artikelen terug vind zet ik de linken op 't blog. Maar erg opwekkende lectuur is het niet.
Dit alles om te zeggen dat over het sociaal scenario -echtgenoot weg, spaarcenten weg, huis weg- wat nu gebeurt en aan de gang is in de lagere regionen van de middenklasse-inkomens, én over de filières die juist daarop mikken, dat daarover al vakliteratuur bestaat.
Welk beeld kinderen en kleinkinderen zich vormen dat soort bompa's, daar denk ik voorlopig efkes niet over na.
Niet verwarren met de programma-reeks ‘Exotische Liefde’, dat waren case-studies, of wat er moest voor doorgaan. m - EZW-11/2012, HiH-02/2016, bijgewerkt -
Deze voormiddag in de keuken had ik een fijn idee, iets dat mogelijk werkbaar was om een schrijfsel te produceren in de stijl fantasy. Wanneer ik een ingeving krijg ben ik gewoonlijk bezig met water. Met stromend water. Waarom dat zo is weet ik niet, ik probeer het zelfs niet meer te weten, maar zo gebeurt het. Niet elke keer, wel soms. Bij stromend water.
Onder de douche valt dat tegen, in geval van ingeving kan ik daar niet onmiddellijk weg. In de keuken valt dat al eens mee, ik droog mijn handen af en denk dat ik het idee wel efkes kan onthouden. Dat was vandaag ijdele hoop, de ingeving wasemde weg terwijl ik naar hier, naar het klavier stapte.
Nu zit het idee in de X-zone, ergens waar ik niet bij kan. Een zone die op geen enkele hersenscan voorkomt.
Ik ski over de plooiingen van mijn hersenschors. Niks. Ik daal af in de grijze materie. Niks. Ik zwem rond in mijn ventrikels. Niks.
Het idee danst telkens een andere kant uit.
Het is weer zo'n een bolleke van wit albast in een wazige sluier. Telkens ik bijna een tip van de sluier te pakken heb, danst het bolleke verder weg.
Desmond Morris over maatschappelijk gedrag ~ vervolg op tekst nr 292
Over groepsgedrag en maatschap, over maatschappij en maatschap-pijn.
Gisteren en vandaag heb ik een flink deel van de tijd gezocht naar dit boek en ik kan u met zekerheid zeggen dat we het niet meer hebben, het is weg, foetsjie, ribbedebie. Waarschijnlijk ooit uitgeleend.
Uitlenen. Ook zo'n typisch menselijk gedrag. Dieren lenen niet uit. Die weigeren. Puur op intimidatie. Ze meppen en grauwen. Of ze snauwen de vrager af. Ik niet. Ik doe onnozelweg wat er gevraagd wordt. Want het boek was een tijd moeilijk te vinden. - Dit boek lenen? Ja natuurlijk! Wacht, ik zal het in een plasticske doen, want het regent. Ziezo. Alstublieft ! En waarschijnlijk was ik nog blij ook, dat ik iemand had kunnen helpen. Sociaal wenselijk gedrag vertonen? Ik liet een boek verdwijnen! Met de glimlach! Gelukkig ben ik die fase voorbij. En gelukkig bestaat Internet. Het boek is er overal te koop en de tekst van de achterflap heb ik gevonden :
“In De Naakte Aap deed zoöloog Desmond Morris een boekje open over het menselijk dier, in De Mensentuin laat hij zijn licht schijnen over de maatschappij die de naakte apen hebben gemaakt.
Hij vergelijkt ons gedrag met dat van dieren in gevangenschap en de overeenkomsten zijn verbluffend. Met veel humor behandelt Morris onderwerpen als seks, status, creativiteit en intelligentie. En aan het slot van het boek vraagt hij zich af wat we uiteindelijk van onze samenleving zullen maken: een nog groter gekkenhuis of een mensen-speeltuin. Voor de laatste mogelijkheid geeft hij waardevolle tips aan wereldverbeteraars en andere optimisten.”
Naar mijn gevoel zou er kunnen staan 'aan de wereldverbeteraars en andere optimisten onder ons.' Want volgens mij heeft iedereen ooit een wereldverbeterende of andere optimistische fase doorgemaakt, al dan niet hormonaal gestuurd. Los daarvan, ik zou graag horen of lezen wat Desmond Morris van de huidige situatie denkt, van de maatschappij zoals ze er vandaag uitziet, de mensentuin van de voorbije tien jaren
We hebben op TV en radio al beschouwingen gehad van politiekers, filosofen, economen, historici, kunstenaars en andere denkers en rond die tafels krijgt een gewone mens geen stoel- maar ik zou heel graag eens zoöloog aan het woord horen over ons groepsgedrag en wat daaruit voort vloeit, over de internationale situatie van vandaag. Liefst Desmond Morris hemzelve op die stoel.
Of dit een realistische wens is, ik denk het niet. Dr. Morris is in januari 91 geworden. Of hij nog zin heeft om de maatschap-pijn van vandaag te bekijken …
Het kan de lerares biologie geweest zijn of de leraar esthetica die soms nogal de filosofische toer op ging. Iemand heeft ons ooit aangeraden het boek te lezen. Het was een pocketboek, betaalbaar voor iedereen en geschreven in een taal die verstaanbaar was voor iedereen. Het was 1969 en ik was 17 en ik herinner mij dat ik die blote achterwerken op de kaft toen 'onbeleefd' vond.
"De homo sapiens, ook al is hij zo geleerd geworden, is niettemin een naakte aap gebleven. Ondanks de verheven nieuwe motieven, is hij geen van zijn oude motieven kwijtgeraakt. Dit brengt hem nogal eens in verlegenheid, want de oude driften hebben hem miljoenen jaren vergezeld, de nieuwe zijn hoogstens een paar duizend jaar jong."
1969 2007
“Wij mensen onderscheiden ons van de aap door onze schamele beharing, maar ook door onze intelligentie, door onze onderzoekende aard en door onze onstuitbare neiging de natuur om ons heen te willen beheersen en veranderen.”
- beheersen en veranderen :van ooit intensieve landbouw/veeteelt/bosbouw/mijnbouw tot nu de ongebreidelde ontbossingen en andere verstoringen voor extensieve ontgingen
“Tegelijkertijd wijken we minder af van de primaten dan we misschien willen geloven.”
- de mensapen onder de primaten zijn de grote apen zonder staart, zoals wij, zegt Wiki.
“De zoöloog en gedragsonderzoeker Desmond Morris stelt in De Naakte Aap de vraag: wat voor dieren zijn wij mensen? ”
- over het geheel van de planeet gezien : waarvoor dienen wij mensen … onze soort is door het aantal ongeveer overal de verstoorder van het bestaand evenwicht. De mensheid kweekt zich te pletter.
“En bij zijn bestudering van het menselijke gedrag komt Morris tot enkele wel heel verrassende conclusies.”
Op de slotpagina waarschuwt Morris voor overbevolking, in 1967, vertaling 1969. De Club van Rome komt tot een gelijkaardig besluit in haar rapport van 1972, 'de grenzen aan de groei'
Tja, in het geheel van de natuur gezien, waarvoor dienen wij eigenlijk als soort, met onze 'onstuitbare neiging de natuur om ons heen te willen beheersen en veranderen' met ons typisch menselijk gedrag ?
Ze denken dat we slapen, maar soms ben ik wakker en wanneer ik dan 's nachts in de keuken kom, vang ik al eens iets op natuurlijk.
Onder keukentoestellen bestaat een rangorde. Wij denken dat we een keurige keuken hebben met toestellen in een rationele rangschikking volgens belangrijkheid naar ons eigen goeddunken. Maar in feite is het een organisch systeem met een gans eigen organisatie.
De koelkast is de dueña die ongeveer alles dicteert: hoe lang iets goed blijft, wat onmiddellijk de diepvries in gaat, wat de volgende dag moet opgegeten worden, wat de soep in kan.
Vlak onder haar staat de diepvriezer, haar lakei. Hij weet zich belangrijk maar kijkt toch omhoog om te zien wat de koelkast beslist. Alles wat zij beslist is belangrijk, slaat aan bij hem.
De stoomoven is hooghartig. Hij wil met de andere toestellen niks te maken hebben, hij heeft zijn gans eigen systeem. De microgolf-combi eronder is robuust, koppig en vastberaden : ik was hier eerst, gelijk hoe belangrijk die van hierboven zich vindt. Hier ben ik en hier blijf ik.
De gaskookplaat is het sloofje. Ze is een beetje uit de mode. Maar ze is een volgzame harde werker. Ze laat haar vier branders zéér nauw luisteren naar de knoppen.
Onderaan de hiërarchie, ze kijken op hem neer, letterlijk, staat de vaatwasser. Degene die het vuil wegspoelt en wegwast. De rioolwerker, vinden ze.
Maar het gasfornuis en de vaatwasser zijn juist de twee die ik niet zou willen missen. Dat heb ik daar vannacht eens heel duidelijk gesteld en verteld. Hopelijk blijft het nu wat rustig in de keuken.
Een beetje plagen als uitnodigen tot spelen, dat doen andere zoogdieren dan de mens ook. Uitdagen over dominantie doen andere zoogdieren ook. Maar opzettelijk in de luren leggen, bedotten … daarbij bedoel ik iets lichter dan pesten of treiteren maar toch wat sterker dan speels plagen. Misschien is bedotten niet de juiste nuance, maar voorlopig vind ik geen ander woord.
------
Ergens in de jaren '70, toen een stamcafé nog een stamcafé mocht zijn en zo niet nodig vertaverniseerd moest worden, stond ik een late namiddag aan de toog bij de veterane stamgasten, mannen van rond de 50. Ik was toen nog van de jonge garde, wat inhield dat ik elk van die mensen bij het binnekomen een hand gaf. Dat was daar de gewoonte, de jongeren groetten de ouderen. Nooit omgekeerd.
Jos de Gendarm stond weer aan de korte kant van de toog. Gendarm was niet zijn bijnaam, Jos was bij de Rijkswacht. Jos stond daar dus aan de korte kant van de toog weeral het werk van de bazin te bemoeilijken en hij had het die keer over Churchill, wie weet hoe lang al. Het was vroege vooravond aan het worden, en Jos bleef maar vertellen over Churchill, en Chamberlain en WOII, met nog wat datums van Akkoorden en Verdragen erbij. Waarschijnlijk had hij een documentaire gezien of had hij een artikel gelezen. Niemand onderbrak hem, want men onderbreekt een rijkswachter niet.
De mannen schuifelden af en toe en zuchtten en Jos ratelde maar door. Wat doet hij weer vervelend, dacht ik. We komen hier om wat te lummelen, niet om denkwerk te verrichten. Maar niemand van de mannen zei iets. Daarom deed ik het maar, met mijn meest argeloos gezicht : "Amai Jos, zuchtte ik vol bewondering, gij zijt écht goed in Aardrijkskunde hé!"
En met neergeslagen ogen nam ik een slok.
Zijn woordenstroom was onderbroken. Van consternatie? Jos viel stil.
"Jeanneke, zet de TV eens aan" zei iemand van de veteranen. De bazin zetten de TV aan. Maar er werd niet echt naar gekeken. 't Was voor 't geluid. De mannen draaiden zich naar elkaar toe en begonnen een trage praat over voetbal, duiventil en wielrennen. Waarvoor ze gekomen waren. Rustig een pint pakken. Vooral rustig.
Jos bleef stil. Hij nam zijn glas en kwam naast mij staan. - Zeg, zei hij zachtjes, als om me niet in verlegenheid te brengen, dat is geen aardrijkskunde hoor, dat is geschiedenis. - Ah, deed ik verbaasd en luid genoeg, Geschiédenis! - Jaja, zei Jos, jaja.
Hij dronk bedachtzaam zijn glas leeg, nam zijn jas en verdween, de buitenwereld in.
Ene van de mannen aan de toog zei zonder omkijken: - Jeanneke, geef dat Meiske hier een glas van mij.
En ik kreeg een pint voor mijn neus. Dat glas, beste lieden, was toen evenveel als een ereteken want het gebeurde daar niet dat de oude garde zich verwaardigde een jonge snotter te trakteren. Maar die keer dus wel. Ik had die pint, een vorm van achting toen, verdiend op lef, door het argeloos onnozel te spelen tegen een tateraar die ook rijkswachter was. Ik had als prille twintiger een rijkswachter doen zwijgen. Door hem te bedotten. Schol.
een avondje naar de bios ~ politiebureau Delft, 29 november, een nachtoproep
"Het is een drukke avond op de meldkamer en de meldingen komen achter elkaar binnen. Het is zo’n avond dat er geen moment rust zit tussen de aangeboden telefoontjes. Mijn telefoon gaat, het is een 112 melding.
Ik begin met “goedenavond politie…” maar voordat ik ben uitgesproken hoor ik een kinderstemmetje vragen: “waar is mama?” Meestal als kinderen 112 bellen zijn zij aan het spelen met de telefoon en aan de stem van de kleine te horen is zij vast niet ouder dan 4 of 5 jaar. Het meisje begint te huilen en zegt: “Ik weet niet waar mama is”. Op de achtergrond hoor ik een baby huilen. Ik vraag aan haar: “Hoe heet jij?” Met snikkende stem zegt ze: “Emma”. Ik vraag aan Emma wie ik op de achtergrond hoor huilen. Emma zegt: “Dat is mijn broertje, maar hij is nog erg klein”.
Het vervelende is dat er geen gegevens met de telefoon zijn meegekomen. Als iemand met een vaste lijn belt, wordt soms het geregistreerde adres en telefoonnummer meegezonden. In dit geval zie ik geen gegevens. Ik vraag aan Emma of ze zeker weet dat mama niet thuis is. Voor de zekerheid vraag ik of papa thuis is. Emma begint weer te snikken en zegt: “Ik kan ze niet vinden”. Ik vind het vreemd dat kinderen van die leeftijd alleen zijn. Wellicht is moeder even naar de buurvrouw en komt zij zo weer terug denk ik. Ik weet even niet wat ik moet doen met een huilend meisje, een huilende baby, geen adresgegevens en geen telefoonnummer. Ik zeg tegen Emma: “Blijf maar aan de telefoon, ik ga je helpen en wij gaan samen mama zoeken”.
Ik vraag aan Emma waar zij woont. Zachtjes zegt zij: “Rotterdam”. Het adres of de straatnaam weet zij niet te noemen. Ik vind het een lastige zaak worden, twee kleine kinderen alleen thuis en ik heb geen idee waar zij zich bevinden. Emma kletst alweer ronduit over haar beer die zij in haar handen heeft en de baby is ook stil. Ik vraag aan mijn collega het telefoonnummer bij de 112 centrale in Driebergen na te trekken om op die manier achter het adres te komen. Gelukkig hebben wij een hit, een straat in Rotterdam waar zij zou moeten wonen.
De collega’s op straat gaan onderweg en ik houd Emma aan de telefoon. Bij het adres aangekomen vraag ik aan Emma of zij al politie voor de deur ziet. Emma zit boven in de slaapkamer en kijkt uit het raam. “Nee.” zegt zij stellig. Wat blijkt, het gezin is volgens de huidige bewoners recentelijk verhuisd maar onbekend naar welk adres. Met Emma nog aan de telefoon gaan wij op zoek naar het nieuwe adres. Emma is nog te jong om te lezen, dus een kenteken van een geparkeerde auto oplezen lukt ook niet.
Mijn collega krijgt een man aan de lijn, die een klein meisje in een raamkozijn ziet staan in een donker huis en vindt dat gevaarlijk. De man had aangebeld maar kreeg geen reactie. Direct zijn de collega’s naar dat adres gestuurd en zagen daar een klein meisje in het raamkozijn.
Ineens zegt Emma: “Ik zie een politieauto”! De kleine meid in het raamkozijn is Emma. Opgelucht kan ik ademhalen want Emma en haar broertje zijn in goede handen bij de collega’s. De ouders van Emma bleken een avondje naar de bioscoop te zijn. wa-bliéf ?
Emma en haar broertje slapen altijd door en worden nooit voor een bepaalde tijd wakker. De ouders konden geen oppas krijgen en hebben het er op gegokt dat het wel goed zou komen... Helaas werden de kinderen te vroeg wakker waardoor er een zeer vervelende situatie is ontstaan.
De ouders hebben een stevig gesprek gehad met de collega’s op het bureau en daarnaast krijgen zij begeleiding van Bureau Jeugdzorg. Ik ben gerustgesteld dat Emma veilig is en de volgende beller dient zich weer aan … "
’k Wou hier onmiddellijk een paar eigen bedenkingen zetten, maar mijn verontwaardiging was zo groot dat ik bovenstaande tekst een paar dagen moest laten rusten.
“De ouders konden geen oppas krijgen en hebben gegokt dat …”
misselijk word ik van die houding, van die mentaliteit. Ces gens-là …
Ten eerste, als men geen oppas kan krijgen blijft men zelf thuis als oppas, men blijft bij de kinderen. Ten tweede, als het over kinderen gaat gokt men niet, men denkt na.
Chotver, wat een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. Wat een egoïsme. De kinderen alleen laten omdat men naar de bioskoop wil. De kinderen alleen laten voor een pleziertje? Sommige mensen verdiénen geen kinderen. Wat is het volgende? Dat die twee hun kinderen de zomer daarop vergeten in de auto?
buitenlandse zeelieden en Belgische pralines een verhaal over een kwieke jonge gast, een Canadees, KP
LM & ik hebben KP gekend als 2de stuur in '96. Een crème van een jongen om mee te varen. Echt een groepsmens.
In '98, tijdens het monsteren bij de rederij, zagen we op de bemanningslijst dat KP aan boord was als 1ste stuur, als chief officer. En wist ik dat we ons beide handjes mochten kussen, met deze gast kwam het goed. En dat was nodig ook, want er was een kneuter van een kaptein aan boord. Ene PPM.
KP was een opgewekt en energiek tegengewicht voor die kaptein. Met minder bevoegdheden, dat wel, maar met meer natuurlijk gezag, gewoon omdat hij beroepsernst en geloofwaardigheid uitstraalde. En tegelijk was hij een vlotte, vriendelijke mens, in tegenstelling tot de kneuter. Kortom, KP werd op handen gedragen.
We namen voor hem Belgian Chocolates mee, omdat hij me in ’96 een verhaal verteld had over onze nationale snoep, de pralines.
KP was na zijn allereerste contract voor de rederij afgemonsterd met een tussenstop in België, omdat men hem op kantoor in Antwerpen eens in persoon wou zien en spreken. Na de bespreking had hij nog tijd voor een verkenning door de stad en hij had pralines gekocht. Voor thuis in Canada.
KP zijn moeder is Zwitserse en zijn vader is Luxemburger. Of omgekeerd. Een van de twee komt uit Zwitserland en houdt van chocolade. De Belgische praline is misschien niet zoet genoeg voor de Zwitserse smaak, maar het is een kwaliteitsproduct en KP kocht dus een flinke doos pralines. Voor thuis in Canada.
Hij hield ze in handbagage, want men wil niet met gekneusde pralines toekomen. Wel, hij is zonder pralines toegekomen in Canada, hij heeft alles opgesnoept tijdens de vlucht.
Dan zwijgt men thuis toch over die pralines, dacht ik. Maar dat was niet meer mogelijk. Hij had van uit het hotel in België getelefoneerd met thuis en hij had onder andere verteld dat hij Chocolates had gekocht voor hen. Echte Belgische! En thuis gekomen moest hij dan toegeven dat hij ze … euh, was kwijtgeraakt? Maar het zou hem niet meer overkomen. Wanneer hij nú afmonsterde (in '96 dus) zou hij twee dozen pralines kopen. Eén om op te snoepen tijdens de reis en één voor zijn ouders. Voor thuis in Canada.
En weer was hij zonder thuis gekomen, vertelde hij, toen in '98, twee jaar later. Te tweede doos was ook leeggesnoept. Ze zijn gewoon te lekker, zuchtte hij.
In Canada zijn Belgian Chocolates wel verkrijgbaar, maar daar zijn ze vreselijk duur. Bikoos, legde hij uit, ze worden per vliegtuig aangevoerd. Qua prijs is het daarom interessanter ze in België te kopen, als de kans zich voordoet.
Interessanter, jaja, maar de in-België-zelf-gekochte-pralines overleven bij u de reis naar Canada niet hé jongen ...
te gast bij Wim Helsen, Sarah Vangeel met een fragment uit Oscar en Oma Rozerood van Éric-Emmanuel Schmitt
Dus, God, in deze eerste brief heb ik je een beetje verteld hoe ik het hier heb in het ziekenhuis, waar ze nu vinden dat ik de geneeskunde in de weg sta, en ik zou je iets willen vragen: kun jij me vertellen of ik beter word? Je hoeft alleen maar ja of nee te antwoorden. Dat is niet echt ingewikkeld. Ja of nee. Streep maar door wat niet van toepassing is. Tot morgen, kus,
Oscar PS: Ik heb je adres niet: hoe doe ik dat dan?
De Opa was aan het spitten want het was spit-seizoen. De kleinzoon stond verderop wat te harken.
In een kluit aarde zag Opa iets blinken. - Jongen, kom eens! Kijk eens wat daar ligt? De kleinzoon kwam en hurkte. - Het is een bolletje en het blinkt een beetje Opa. Hij prutste het ding uit de kluit. - Ga het maar afspoelen, zei Opa.
De jongen rende naar de kraan, spoelde de restjes aarde weg en bleef staan kijken. Zo'n grote matte knikker had hij nog niet gezien. Hij droogde de knikker af aan zijn broek. Dat mocht, want het was een werkbroek, een met diepe zakken zoals die van Opa. Een groene knikker, die niet doorzichtig was maar die wel een beetje blonk. En ook een beetje mooi was.
Dit issem:
Hij wreef wat harder en hoorde pingng! Of, hij dacht dat hij dat hoorde. Zo klinken de glazen van Oma wanneer men over de rand wrijft. Hij wreef nog eens. Pingng! Hij nam een vliegende start en rende naar Opa.
- Opa, hij blinkt, zei hij. En soms doet hij ping. - Goed, zei de Opa, als hij al ping gedaan heeft moogt ge een wens doen. - Dan wil ik een zusje, antwoordde hij onmiddellijk. - Zo ineens? Niet liever een broertje, bijvoorbeeld? Of een hondje? - Nee, een zusje, zei de Jongen zeer beslist, een zusje.
Het woord zusje klonk als een diepe wens. En toen riep Oma dat de soep klaar was. Terwijl de Jongen zijn handen waste zei Opa: - Hij wil een zusje, - Wat! siste Oma, hebt ge 't hem verteld? - Ik heb niks verteld, ik zeg alleen dat het tijd wordt dat ons Mia hem zegt dat er een zusje op komst is. Vraag hem naar de knikker.
En Oma kreeg het verhaal van de knikker en van de ping en de jongen diepte de knikker uit zijn zak. Oma bekeek het bolletje.
- Dat is malachiet, zei ze -zij is steengoed in dat soort dingen- hoe komt dat in onzen hof? - Jaja, maar het blijft de knikker van onze Jongen hoor, zei Opa. Het is zijn wensknikker.
Een groen steentje kopen kon hij later nog. Als ze voor een tweede keer Oma werd.
's Avonds lag de wensknikker op het nachtkastje. Er kwam dus een zusje. Mama en Papa hadden het gezegd. Hij zuchtte innig tevreden. Met twee ogen knipoogde hij naar de knikker. Terwijl hij in insliep droomde hij iets als pingng!
Vijf maanden later was het zusje er. Ze leek op papa en ze leek op mama. Net zoals haar broer. Kortom, ze leek op haar broer. Maar ze had groene ogen. Dat was zeer eigenaardig want in heel de familie had niemand groene ogen. Pingng!
te gast bij Wim Helsen, Sven Gatz met een tekst van Johan Anthierens
BRUSSELAAR
Wij zijn gepatenteerde stadsmussen, allergisch voor paardenvijgen, doof voor loeiende stallen, amper gecharmeerd van strontschubben op de schoften van het schommelende vee. Een broer van mij is een stadshávik, maakt zich al boos als hij een boom ziet, zal ook nooit stamvader worden. Wij werden dus uitgedreven, richting Brussel, waar ik sinds mijn twaalfde levensjaar woon en werk, uit de buurt waarvan ik me nooit ver waag. Ik hou van B., ik wil zijn lof zingen, dank zij die stad ben ik aan Vlaanderen ontsprongen, maar, ik kan met Brussel niet onder de mensen komen.
Over het boek Leve Mij! : Uit de verschillende honderden artikels, reportages, interviews, columns en kronieken die Johan Anthierens van 1959 tot 1999 voor tientallen Vlaamse en Nederlandse dag-, week- en maandbladen schreef, maakte Brigitte Raskin, in samenspraak met Karel Anthierens, een selectie van de beste en belangrijkste teksten, ongepubliceerde brieven en schetsen.
“Gaan shoppen. Eerste vereiste: niet te veel geld meenemen, tas onder uw arm klemmen, sluiting van de rits naar voren, niet in drummende massa gaan staan, tas altijd direct sluiten, betaalkaarten apart wegbergen. Als ge aangesproken wordt om uw telefoon eens te gebruiken, weigeren, want ze gaan er mee lopen.
Alle vertrouwen dat ge ooit had in de mensheid, moet ge thuislaten. Kortom, geen prettig vooruitzicht. Maar toch kan het wel aangenaam zijn al die mooie kleren en schoenen, al die elektronische apparaten, boeken, blije mensen, een koffietje drinken, mensjes kijken. Laat het maar regenen, het is ontspannend. Soms vraag ik me af: wie koopt dat allemaal? Er zijn zoveel kledingwinkels, de keuze en de belangstelling is enorm.
In ons gezelschap was iemand met zware diabetes. Alle spullen om de suikerspiegel te meten en insuline te spuiten zaten in haar tweedelige tas. Een vakje met haar geldbeugel, het andere met het zo belangrijk meetapparaat. Dat is een heleboel en daardoor kon het tweede deel van haar tas niet dicht. Ge raadt het al zeker? Het apparaat is echt onmisbaar, zeker als ge suikerziekte hebt in de hoogste graad. Op zeker moment voelt die mevrouw zich onwel en tast naar haar meettoestel. Juist ja, in al die drukte had iemand het toestel voor een geldbeugel aanzien en weg was het! Grote paniek! Wat nu? Insuline nemen ja of neen, cola drinken? Is het hypo of hyper? Hoelang nog voor ze haar bewustzijn verliest, paniek alom!
Gaan navragen in alle bezochte winkels of het niet was binnengebracht, de tijd was kort. Dan maar naar het onthaal. De mensen begrepen de ernst van de toestand. Wat ik niet wist is dat men via een speciale code de bijna 100 winkels van het winkelcentrum vraagt om grondig de vuilnisbak te controleren. -Een soort stil alarm? En werkelijk, de dief had gemerkt dat hij zoiets niet kon verkopen en had het toestelletje in een afvalbak gegooid. Hij zal gedacht hebben op geld staat geen naam, maar als ze me met dit betrappen is geen ontkennen mogelijk. Onmiddellijk de suikerspiegel gemeten, ze had nog slechts de waarde 37, terwijl dit rond de 100 moet zijn. Mensen met ervaring weten hoever ge dan staat.
Beste rotzak, blijf met uw poten van andermans spullen. Toch bedankt dat ge het in de afvalbak hebt gegooid! Doe dat de volgende keer ook met de geldbeugels, dan hebben de mensen hun documenten terug!
Mensen, tot nog eens. En dat is niet tegen u, zielige dief ! ”
te gast bij Wim Helsen, Paul Herygers met een tekst van 'Buurman'
Met z'n vinger in de lucht keek hij omhoog Hij zei: 'Zie je die kleine ster daar staan, vlak naast de volle maan? Het is de plaats waar vandaag Rocky woont en Rocky was mijn soulmate eerste klas.'
Ik keek eerst nogal verbaasd in de man zijn rood doorlopen ogen, maar ik volgde dan 't verlengde van zijn uitgestrekte arm.
'Rocky komt altijd terug' probeerde ik mijn metgezel te troosten. 'Rocky komt altijd terug', al had ik beter moeten weten.
“Problemen bij de dienstenchequebedrijven!” blokletterden de kranten. van TP
Met een oud-journalist getrouwd zijnde weet ik dat je bepaalde krantenartikelen met meer dan één korrel zout moet lezen. Ik lees verder en verneem dat Vlamingen en meer bepaald Vlaamse overheidsbedrijven ronduit vragen om geen allochtone poetsvrouw te sturen.
“Racisme, puur racisme ook daar al! Toch juist zeker?” foetert mio marito.
“Bah, ik weet niet, de gazetten veralgemenen altijd…en daarbij ik ben geen arbeidsdeskundige.”
“Je hebt de titel toch gelezen? Kan het nog schofteriger. Heeft niets met deskundigheid te maken, maar alles met racisme en jij twijfelt, komaan zeg!”
“Je weet toch wat we met Simonne tegengekomen zijn? En zij zal niet de enige zijn. Daarbij ik heb ogen in mijn hoofd en die hebben hier in onze straat al dingen gezien, die ik liever niet zou zien.”
Allemaal goed en wel maar eens die halve trouwboek van mij op kruissnelheid raakt in een betoog, tellen zelfs onweerlegbare argumenten niet.
De geschiedenis met Simonne dan.
Simonne is een kinderloos oudje van 85, al jaren houden enkele buren bij haar een oogje in het zeil en al evenveel jaren doen wij beurtelings haar boodschappen. Kleinzoon maait om de veertien dagen haar grasperkje. Luc, haar naaste buurman, trekt elke morgen de zware houten rolluiken op laat ze ’s avonds naar beneden. Simonne doet beroep op dagelijkse thuisverzorging: toilet arrangeren, bed opmaken en toiletstoel reinigen en wekelijks op poetshulp. Geestelijk is Simonne goed bij de pinken. Ze telt, vermenigvuldigt en deelt getallen stukken vlugger dan ik. Door haar krant en tv blijft ze op de hoogte van de gebeurtenissen in de wereld, alleen die benen willen niet zo best meer mee. Zo heeft Simonne dus de voorbije jaren al meer dan een poetsdame over de vloer gekregen. Het probleem van Simonne werd aangekaart door mijn dochter, die nu meer dan ik de boodschappenbeurt voor haar rekening neemt.
“Mama, ik denk dat er iets mis gaat met Simonne. Al twee keer op een kleine maand tijd moet ik sponsen meebrengen, vier in totaal al. Vorige week moest Irène twee zeemvellen meebrengen. Ik vraag me af wat Simonne er mee doet en het zijn altijd van die dure die ze nodig heeft, geen synthetische. Ga jij eens polsen als je bij haar langs gaat?”
Ik dus naar Simonne, uitgerekend op het ogenblik dat haar poetshulp aan het werk was. Nou ja, aan het werk! Vanuit de eetkamer zag ik het meisje met de poep op het aanrechtblad zitten, sigaret in de ene hand en telefoon tegen het oor en maar ratelen, onafgebroken.
Een geluk dat we allemaal een sleutel hebben van Simonnes woning, want ik ben zeker dat het hulpje niet zou reageren op de bel. Simonne keek me gelaten aan: “Ze is weeral meer dan een kwartier aan het telefoneren en ze is pas een klein uur binnen. Ik word daar onnozel van. Straks als ik wat wil rusten, zet ze haar muziek op en begint ze mee te zingen. Of ik nu iets zeg of niet, ze begrijpt me niet en ik haar nog veel minder. Ze is lief, daar niet van, maar dat kind weet niet wat kuisen is. Kijk eens naar mijn ramen, mijn deuren en mijn lavabo. Als ze getelefoneerd heeft, weet ze niet meer waar ze mee bezig was en begint ze aan iets anders. Maar ja ze hebben voorlopig niemand anders voor mij, zeggen ze. Ik moet wachten maar ze zijn wel aan het zoeken, hoor.”
Ik als een stormram de keuken binnen. Het meisje knikte niet eens, ze ratelde door, in eentaal waarin wat Franse woorden vermengd zijn. De spoelbak was amper gevuld en dan nog met een vies, brak roodbruin water. Ik zag een bord erin waaruit Simonne vermoedelijk tomatensoep had gegeten, er lagen enkele “afgewassen” messen op de inoxplaat vol vetsporen ook mokken van koffie, een met daarop nog lipstickafdrukken van het zwarte meisje. Wat lag in het afwaswater? Een keer raden. Een spons! En waarmee werd er afgedroogd, onder meer een nog vieze vleespan? Met een zeemvel. Ze was de ramen aan het zemen, trachtte ze met gebaren uit te leggen.
Ik heb haar vest en tas genomen en haar buiten gewerkt. Nadien naar de verantwoordelijke van de dienst gebeld. “Ja, mevrouw, we weten wel dat ze soms nog wat onhandig is, maar allez langs de andere kant, mevrouw Simonne heeft wel een heel groot huis en ik weet dat ze ook niet altijd een gemakkelijk oudje is, ge moet dat begrijpen het is voor ons ook niet altijd ….” Ik had ze door de telefoon kunnen trekken. Simonne, een crème van een oudje een moeilijk mens noemen, waar haalt dat onnozel wicht het.
“Wat ga jij daaraan doen?” vroeg mio marito. Ik heb de Gentse directie van de organisatie een “vettige” brief geschreven. Tot op heden heeft Simonne nog geen antwoord ontvangen en we zijn nu bijna drie weken later. Wel ze kunnen de pot op. Naar hun cheque kunnen ze fluiten, zeker weten. Geen nood echter, ik heb een reddende engel aangesproken. Lea, de maatschappelijke assistente, en volgende week krijgt Simonne een nieuwe poetshulp via, via. Een moslima, hier geboren, naar het schijnt een schat van een vrouw en met degelijke handen haar lijf, want ze werkt ook bij de tante van Lea.
En ondertussen, zijn wij, de buren bij het schoonmaken ingesprongen. Elk een tweetal uurtjes per week, kost ons haast geen moeite en Simonnes ramen, aanrecht en lavabo mogen opnieuw gezien worden. Oké, ik mag echt niet veralgemenen en zeker alle dienstenchequehulpen zijn niet zoals het zwarte meisje, maar je zal als hulpbehoevend oudje er maar mee zitten.
Vertel me eens eerlijk mensen, vinden jullie dit racistisch van mij? TP
Nee TP, dat is niet racistisch, het is realistisch, want het is een bestaande situatie die ge beschrijft.
'k Vraag me af of de mensen die onbekwaam personeel moeten uitzenden / te werk stellen 's avonds niet zelf met rode kaken en hoofdpijn zitten wanneer ze overdenken wat ze die dag in naam van het inclusief beleid alweer moeten doen hebben.
Oja, op een aanrecht of gelijk ander werkblad waarop met voeding gewerkt wordt gaat-men-niet-zitten. Dat werd de poetshulp blijkbaar ook niet meegegeven. Of het is haar ontsnapt, zoals de rest van de cursus …
m - HiH-02/2015, bijgewerkt, de tekst in het zwart is van TP
Het Canadees productiehuis van Juste pour Rire / Just for Laughs maakt dit soort filmpjes al sinds 1983 en het zijn nooit uitlachfilmpjes. Ginder in Canada zijn de mensen niet zo. Of toch niet openlijk. De filmpjes zijn zo’n vriendelijke lachedingen dat blijkbaar niemand van de voorbijgangers zich gedupeerd voelt. Mijn hoed af voor de bedenkers van dit soort werkjes.
Hier eentje over verbazing / verbijstering. Als de grote teen rechts staat, is het de linkervoet. Als beide grote tenen rechts staan … twee linkervoeten? Hoe moet het dan met de rechterschoen?