Onderstaande reclame vind ik zo goed omdat in december onze keuken ook een ramp was. Niet dat ze vol beton gestort was, maar de afloop zat dicht. Potdicht. Zowel de spoelbakken als de vaatwasser waren plots buiten gebruik. Alsof er beton in de afvoer zat. En de loodgieter bleef maar uitstellen. Zoontje ziek, en andere klassieke smoezen.
Na acht dagen crisisbeleid –buitenhuis eten en ultra zuinig vaatwerkgebruik- verklaarden LM & ik de keuken tot rampgebied. De negende dag raakte het opgelost. We hebben er foto’s van, maar die durf ik hier niet plaatsen. Erger dan dit kan niet, dacht ik toen. Maar erger kan wél.
“Een ongeluk zit in een klein hoekje. Soms in een piepklein hoekje zelfs. De gevolgen daarentegen kunnen reusachtig zijn. In een reclamefilmpje voor een verzekeringsmaatschappij wordt dat weer eens pijnlijk duidelijk gemaakt. Een klein muisje rent voor zijn leven en weet op het nippertje te ontsnappen aan een allesvernietigende kracht. Maar of daarmee voor iedereen de ellende voorbij is … "
"Voor de opnames zijn in het totaal twaalf wilde muizen gebruikt, die speciaal voor de commercial werden getraind door een professionele dierentrainer uit Hollywood. Hij trainde ook de muis uit de film 'Mouse Hunt' en het aapje uit 'Pirates of the Caribbean'. De muizen zitten nu allemaal in knaagdierenopvang 'Het Knagertje' in Den Haag. (2010!) De stagiair van de setbouwer is twee volle dagen bezig geweest met het weghakken van het gestorte beton.
De kleine betonstorter met de spuitslang is in zijn dagelijks leven ook echt betonstorter. Zijn collega, de grote betonstorter, is de helft van een internationaal muzikaal duo.” (welk duo? naam?)
De eerste dag pakte hij verdrietig zijn eigen spullen in dozen en koffers. De tweede dag kwamen de verhuizers zijn spullen halen. De derde dag ging hij nog één keer aan hun mooie eettafel zitten, zette haar lievelingsmuziek aan, ontstak kaarsen en at in zijn eentje een maaltijd met garnalen, kaviaar en een fles witte wijn.
Daarna liep hij nog eenmaal door alle kamers van het huis en stopte overal een paar in kaviaar gedoopte, half opgegeten garnalen in de holle gordijnroedes. Hij ruimde de keuken op en vertrok. De vierde dag kwam zijn ex-vrouw terug met de nieuwe man in haar leven. Ze hadden het goed naar hun zin in dit mooie huis. Na een paar dagen begon het in huis te ruiken. Het huis begon zelfs te stinken.
Poetsen, dweilen, luchten, niets hielp en de stank werd geleidelijk erger. Luchtroosters werden gecontroleerd op dode knaagdieren, tapijten werden naar de stomerij gebracht. In iedere kamer kwam een luchtverfrisser te hangen. Ongediertebestrijding kwam en deed allerlei dingen en overal werkten gasspuiters. In de tussentijd moesten de bewoners wel op hotel. Over het hele huis werd de dure vloerbekleding opgebroken en vervangen. Niets hielp.
Vrienden en kennissen kwamen niet meer op bezoek. Onderhoudspersoneel weigerde nog langer in het huis te werken en ook de huishoudster gaf haar ontslag.
Uiteindelijk konden zelfs zij de stank niet langer verdragen. Ze besloten het huis te verkopen. Maar, zoals zich laat raden, het huis raakte niet verkocht. Zelfs niet toen na amper twee maanden de vraagprijs werd gehalveerd. Ten langen leste sloten ze een dure lening af om alvast een nieuw huis te kopen, want hun relatie had ernstig te lijden onder de problemen met deze woning.
Toen werd de vrouw gebeld door haar ex, die vroeg hoe het nu ging met haar en met haar nieuwe relatie. Ze vertelde het verhaal van het rotgeurend huis.
Hij luisterde beleefd en zei dat hij hun oude huis vreselijk miste en dat hij wel bereid was het huis in zijn huidige staat over te nemen, als zij bereid was van verdere alimentatie af te zien.
Maar, door de alimentatie kon hij geen fatsoenlijke lening meer krijgen, dus zou ze genoegen moeten nemen met 25% van de werkelijke waarde van het huis. De vrouw ging onmiddellijk akkoord met deze voorwaarden, mits hij nu onmiddellijk het contract tekende. Hij stemde toe en binnen de twee uren had haar advocate het papierwerk voor zijn neus liggen.
Een week later stonden de vrouw en haar vriend grijnzend toe te kijken hoe de verhuizers meubelen en huisraad inlaadden. En om haar ex nog maar eens een hak te zetten, nam ze álles mee. Zelfs de gordijnroedes.
m - naar een gegeven van RD – EZW-08/2014, HiH-01/2015
Wanneer hier iets ongewoons gebeurt kijk ik op de klok. Dat is een overblijfsel uit de zeevarende jaren, toen er nog een logboek moest ingevuld worden. Wat al lang niet meer het geval is.
’k Was op een ontiegelijk uur wakker en ik hield me in stilte bezig. Stilte wil zeggen geen stofzuiger gebruiken, geen mixer, geen wasmachine en het klankvolume van de TV op lowlow-level. Stilte voor mijn Schone Slaper en voor alle andere gelukzaligen in dit gebouw.
Terwijl ik met een half oor naar Discovery Channel luisterde en onderwijl met een stofdoek rondfladderde hoorde ik ergens in het gebouw een bel gaan. Drie rinkels, dat is de benedendeur. De benedendeur? Nu? Bezoek? Ik keek op de klok, 04h17. Dit is te vroeg voor bezoek, tenzij het een urgentie is. Bezoek zou … Een urgentie in het gebouw! Het senioren alarm van de benedenburen! Ik haastte me naar het balkon en verwachtte beneden hun zoon te zien staan.
Er stond een figuur in een lang blauw gewaad, met sneeuwlaarzen aan. Opnieuw de bel, de vaste drie rinkels van de benedendeur. Halfluid zei ik : hallo? hallo daar? De figuur keek omhoog. Zo zag ik dat het de benedenbuurvrouw zelf was. Het gewaad bleek een kamerjas en de laarzen waren warme knufpantoffels.
Ik haastte me naar de parlofoon en drukte op de sleuteltoets. De benedendeur klikte open. Iets later startte de lift. Op 1-hoog ging de deur dicht, hoorde ik. Dat waren geruststellende geluiden.
Later op de dag vroeg ik me af hoe zoiets had kunnen gebeuren. Ze had zich zonder sleutels buiten begeven, in nachtkledij, op een uur dat haar echtgenoot nog sliep. Maar waarom? En ze had hem niet wakker gekregen om terug binnen te raken.
Ik ben het niet gaan vragen. Toen we mekaar een paar dagen later tegen kwamen leek het of er niks gebeurd was ... had ze geslaapwandeld?
Of men het een verzameling kan noemen, weet ik niet. Het was een doos vol speelgoedautootjes, die allemaal min of meer gehavend waren : 'sporen van gebruik' of 'in gebruikte staat' heet dat nu. Uren is hij er in zijn eentje mee bezig geweest.
De meest gehavende autootjes waren ooit de meest gekoesterde. - Hij heeft maar twee wielekes meer Mama, en hij heeft tóch nog gewonnen! Dat jongetje ging later de zachte sector in, dat kon men toen al horen. Het werd kine. Toen hij trouwde bleven zijn jongensspullen thuis achter. Zo gaat dat.
Pas wanneer hun eerste kind geboren werd, werd zijn kamer ingericht als kamer voor een kleine logé en zijn jongensspullen moesten een nieuwe plek krijgen. Veel ervan mocht weg, voetbalsjaals, posters, sporttrofeeën, sweaters & T-shirts, spullen uit zijn puberjaren, dingen waaraan hij zo gehouden had dat hij zijn Moeder dure eden had doen zweren. Dat mocht nu plots allemaal weg. Omdat de kleine nieuwe aardbewoner een kamer bij Oma & Opa nodig had.
Tijdens het opruimen kwam Ma bij de doos met autootjes. Met die doos hield ze iets in handen dat gans anders was dan een paar sjaals of posters. In die doos met autootjes zat een heel wereldje. Een dromerig wereldje. In die doos zaten zijn kinderjaren.
Bij het volgende bezoek aan het huis met de boreling ging de doos mee. De zoon herkende de doos direct. Terwijl hij ze opende glimlachte hij vaag, op dezelfde manier als toen hij kind was. Hij deed een stapje opzij om zijn vrouw te laten kijken.
De schoondochter keek in de doos, zag kapotte autootjes, keek naar haar man, keek naar zijn moeder … en men zag haar denken 'Wat doet die rommel in mijn huis'.
- Hier is hij nog te klein voor hé Ma, zei de zoon snel. - Ja, zei de moeder zacht.
En toen was er koffie.
Bij haar vertrek nam ze zijn kinderjaren terug mee naar huis. Voor sommige dingen zijn dure eden niet nodig.
m - naar een gegeven van RD - EZW-02/2013, HiH-11/014 -
Toen waren we nog met negen ~ door Rocor - 04-04-2008
Ik ben de jongste van de negen, een bende jonge mannen met veel zin om te leven, allemaal schoonbroers. We wilden werken en het ver brengen in het leven, we deden soms gek en hadden veel plezier. We hadden mooie vrouwen en die wilden ook wel… Nu zijn we nog met twee en we zijn 70 jaar, we willen nog wel, maar wat trager. Onze andere schoonbroers zijn overleden, vorige week hebben we nog een zwager begraven. Hij was 78. Ik heb voorgesteld om bij hem te waken ’s nachts, om zijn doodstrijd wat dragelijker te maken, het is een heel aparte gebeurtenis, ik heb gans de nacht naar zijn gezicht gekeken, in de hoop dat het nog goed kwam, goed wetend dat niets meer hielp.
Af en toe zijn lippen wat bevochtigen, af en toe eens tegen hem praten in de hoop dat hij zou antwoorden. Ook luisteren naar zijn korte ademstoten, vier zakjes met middelen aangesloten in zijn magere lichaam, om een beetje comfortabeler de wereld te verlaten. Comfortabel het leven verlaten heet dat, ik heb er last mee. Hoe kan dat nu, comfortabel het leven verlaten. Men zal het over pijn hebben natuurlijk. Er is ook een zakje met vloeistof waarmee men u in subcoma houdt zodat ge niemand meer herkent, ook geen afscheid kunt nemen. Alles is toch al gezegd als ge elkaar 50 jaar kent.
Die nacht heb ik ervaren dat een mens ongelooflijk graag in leven wil blijven. Ons broer snakte 2 dagen en 2 nachten naar adem in zo een hels tempo dat het niet vol te houden is door een atleet in topconditie. En waarom? Om het heengaan toch nog wat uit te stellen, hij wilde blijven, hij gaf niet op. Om het sterven wat milder te maken kon hij nog een prikje krijgen met morfine. Toen is hij zacht ingeslapen in het niets. Hij had gevraagd om verast te worden en hem burgerlijk te begraven, wat natuurlijk werd ingewilligd. Het was sober maar aangrijpend en mooi. Het was een lieve man, ik heb nog enkele woorden als afscheid gezegd op zijn begrafenis en ook hoeveel we hem gingen missen. Aan de koffietafel is iedereen al een beetje ontspannen en worden er plezierige herinneringen opgehaald en wordt er al eens gelachen.
Ik ben heel verdrietig geweest en denk dan: nu ik ga er van profiteren, want het HEDEN IK, MORGEN GIJ komt verdomd dicht in de buurt … HEDEN GIJ, MORGEN IK
Ik meen Rocor te mogen tegenspreken. De onregelmatige ademhaling van een stervende zegt iets over de fase in het stervensproces, over de fysiologische toestand van het lichaam. Dat wij daar gemoedstoestanden als levenswil aan vastknopen is begrijpelijk maar dat is een interpretatie, voorbij de observatie.
Meer dan 25 jaar geleden. De oudste van mijn zus Laura keek op van zijn lego en zijn oogjes werden rond : - Welke muziek is dat? vroeg hij stil en vol verwondering. - Dat zijn mandolines, zei Laura en ze nam de hoes erbij om hem te tonen wat mandolines zijn.
Op de hoes staat een fragment van een schilderij : twee jongedames met linten in hun haar en met linten aan de hals van het instrument.
- Ô, deed Pieterke een beetje teleurgesteld, ’t zijn meisjesgitaren …
Wij beten op onze lip, want Laura moest nu efkes die kleine macho bijstellen. Er volgde een momentje van opvoeding.
In stilte hoopte ik dat hij verliefd geworden was op de klank van de mandoline, maar het is later klarinet geworden voor hem.
Achteraf bekeken had Pieter misschien toch gelijk:
“Vivaldi componeerde dit dubbelconcert voor de meisjes van de 'Ospedale della Pietà'. De 'Ospedale della Pietà' was een meisjesweeshuis én een muziekschool in Venetië, waar Vivaldi hoofd-vioolleraar was vanaf 1704 en waar hij hoofdcomponist was van 1713 tot 1740. Het is de plek waar hij het grootste deel van zijn oeuvre componeerde.”
Woensdagnamiddag aan tafel bij de oma thuis. Er wordt huiswerk gemaakt, woordenschat.
- Nakomelingen, dat zijn kinderen, zei de jongste nadenkend. Ze sabbelde op haar potlood. - Ja, zei de Oma. - En nageslacht? - Ook. - Wat was er eerst, nakomelingen of nageslacht? - Eerst zijn er kinderen, zei haar zus. En dan kleinkinderen. - En dan? - Dan achterkleinkinderen. - En dan?
Nu had de zus hulp nodig en ze keek naar Oma. Wat komt er na achterkleinkinderen?
- Vanaf dan heet het nageslacht, zei de oma. - Gij hebt geen nakomelingen, zei de kleine tegen mij. - Nee, zei ik. - Ook geen nageslacht? - Ook niet.
Ze wiebelde met haar potlood, ze dacht na.
- Daar valt mee te leven hoor, zei ik. Een tante van mij en een groottante hadden ook geen nakomelingen. - Wat deden zij dan? - Ze maakten muziek. - Elke dag? - Ja, bijna elke dag.
Muziek maken leek haar een alternatief. Ze boog zich over haar blad en schreef iets op. Wat, weten wij niet.
Woensdag 10-06-2015 is de beroemde Duitse orkestleider James Last op 86-jarige leeftijd in de Amerikaanse staat Florida overleden. … Last heeft meer dan tweehonderd gouden en zeventien platina platen in ontvangst kunnen nemen voor een verkoop van 80 miljoen albums in 150 landen. … Na de Tweede Wereldoorlog vindt hij werk als contrabassist bij het orkest van Radio Bremen. In 1950, 1951 en 1952 wordt hij uitgeroepen tot beste jazzbassist van Duitsland. Hij verhuist naar Hamburg en in de jaren zestig ontwikkelt hij daar zijn 'Happy Party Sound' die hem wereldfaam bezorgt. Vanaf 1964had hij zijn eigen orkest.
In 1964 werd ik twaalf. Pas later begon ik muziek interessant te vinden. Tenzij wanneer Tina of Laura een melodie hoorden die hen deed springen. Dan stond ik enthousiast mee te springen op het tapijt.
Een jaar later was ik groot genoeg om te gaan helpen in de winkel (fonoplaten) en James Last was ondertussen een deel van ons auditief decor geworden. Verder zorgde hij mee voor brood op de plank en kolen in de kelder.
We zijn nu 55 jaar en 474 van zijn uitgaven verder, waaronder een paar singles en daarnaast negen video's. Zijn volledige discografie, met jaartallen, doorverwijzingen en linken: http://www.discogs.com/artist/60580-James-Last ~ voldoende scrollen
James Last was een vaste waarde in de verkoop. Behalve bij de klanten die muziek kwamen halen voor salondansen. Salondansen, dat luistert nogal strikt. Ik vond hen toen salonsnobs, maar ik heb mijn mening ondertussen bijgestuurd hoor. Bij salondansers moét de muziek gewoon just zijn of het is geen salondansen meer. James Last werd tot de muzikale tapis plein gerekend, voor salondansers totaal ondansbaar. Op tapijt heet het geen dansen. Later kwam, uit een gans andere hoek, het woord muzak terug bovendrijven. In de betekenis van muzikaal behang. Van vloerbekleding naar muurbekleding, omgevingsmuziek dus. En zo zag ik het ook. Ik was niet voor of niet tegen omgevingsmuziek, de sarma-muziek bestond gewoon. Meer was dat niet. Tot in 1983-1984.
Ik was aan boord van de Methania voor een contract van zes maanden (het werden er elf). Dat schip bracht aardgas (methaan) van Arzew in Algerije naar Montoir de Bretagne (bij Saint-Nazaire) op de Loire. Een paar jaar later werd er gelost in Zeebrugge, maar toen dus nog in Montoir.
Elke week moesten we door dat moeilijk stuk. In de heenreis van noord naar zuid en in de terugreis van zuid naar noord.
De Fransen noemen dat stuk de Golf van Gascogne, voor de Spanjaarden is het Mar Cantábrico en Bizkaiko Golkoa is de Baskische naam. Biskaje dus. De ene week heen om te laden in Algerije, de andere week terug om te lossen in Frankrijk. Als ik me goed herinner duurde de doortocht door de Golf twee of drie dagen, naargelang de weersomstandigheden en de vaart van het schip. In de winter en in de tussenseizoenen was het er hel. En in de zomer kon het er evengoed lelijk doen. Het is een danig wispelturig stuk zee. Kortom, 't was altijd-iet in Biskaje en voor de Methania was Biskaje er toen elke week. Op een dag hoorde ik op de radio -het schip lag tegen de kaai in Montoir, anders hadden we in de cabine geen radio-ontvangst natuurlijk- hoorde ik een nummer van James Last en dat nummer heette Biskaya. Ik was helemaal gepakt door de sobere muzikale beschrijving van het watergeweld. Waar wij drie dagen over deden, wordt daar in drie minuten beschreven en verteld.
Mijn Pa heeft per post het nummer op musicassette naar Montoir gestuurd en de volgende losbeurt had ik een troostmuziekske, omdat de vocalisten op de achtergrond lieten horen dat Biskaya-omstandigheden voorbij zou gaan, dat dit soort weer tijdelijk was. Dat er rustiger wateren bestonden. Ergens. Ooit.
Van Kaap Finisterre tot Montoir duurde het een dag of twee, drie, navenant de vaart van het schip. Wanneer het té lelijk deed in de Golf en een mens alle energie nodig had om de simpelste routineklussen uit te voeren dan dacht ik : gelukkig is het bijna 11h, dan kan ik straks efkes in de cabine Biskaya opzetten (tijdens het omkleden). Of bijna 13h, dan zat de eerste helft van de werkdag er op en kon ik liggend efkes naar 'mijn muziekske' luisteren. In de namiddag viel de pauze om 17h en het einde van de werkdag was 19h, of 20h.
Er is het devies dat men vertrouwen moet hebben in de officieren, de mensen die aan het werk zijn op de brug en in de machineruimte ('t machien). Maar die hadden hun handen vol, met hun werk en met zichzelf staande te houden. Die kwamen ons geen moed inpompen hoor, die hadden het zelf moeilijk. Dus steunde ik op mijn troostmuziekske. James Last heeft me met zijn Biskaya dikwijls door de Biskaje-dagen geholpen.
Dat het een hit was, daar had ik toen geen benul van. In de jaren '80 zat men, zelfs met kustvaart, op zee even ver weg van de bewoonde wereld als leefde men diep in de brousse.
Een aantal jaren geleden was er een correspondente van wie de echtgenoot overleden was in de nasleep van een ingrijpende operatie met nadien zeer moeizame revalidatie.
Enige maanden tevoren hadden ze de hond moeten laten inslapen. Die kameraad en troost was er ook niet meer. Ze woonde nu in een 'leeg' huis. Ze schreef : 'gelukkig heb ik de auto nog'. Eer ik dát begrepen had, dat heeft wel wat geduurd. Want ik dierf geen vragen stellen, want ik wou geen woord verkeerd zeggen. De auto?
Wanneer het haar teveel werd, en 's avonds de muren op haar afkwamen, dan moest ze naar buiten. Dan moest ze daar weg. Dat deed ze liever niet te voet. Dat deed ze met de wagen. De wagen waarmee ze samen een aantal mooie reizen gemaakt hadden. Zo kon ze weg. Dan reed ze ergens naar toe, zomaar. Tijdens het rijden moest ze zich concentreren op wat ze deed en dat gaf haar rust, gefocust bezig zijn. Soms reed ze echt ver. Naar een andere kant van het land.
Een aantal uren met de gedachten weg van de plaats waar alles pijn deed en verdriet was. Waar haar affectief leven haar afgepakt was. Buitenshuis een paar uren geconcentreerd bezig zijn, dat was wat ze dan zocht.
Niet dat het verdriet afgenomen was, of dat de pijn geminderd was, daarvoor was het nog veel te vroeg. Maar ze was door dat geconcentreerd bezig zijn wel efkes weg geweest van pijn en verdriet.
Iemand anders zou kunnen zeggen : gelukkig houdt de moestuin me op de been. Of : ik sta op voor mijn hond. Voor haar was het dus : gelukkig heb ik de auto nog, waaronder ik uiteindelijk begreep 'tenminste één plek waar het leed minder pijn doet'.
In de jaren 50-60, toen er amper een TV-toestel per straat was, floreerde het verenigingsleven. In gemeenten en parochies werden toen sprekers uitgenodigd. In een zaaltje. Elke gemeente had wel een paar zaaltjes. Er was de parochiezaal. Zaal Familia was ook een populaire naam. Zaal Exelcior ook. Kleinkunst moest nog uitgevonden worden en de Nederlandse cabaretiers waren nog aan het repeteren.
De Spreker kwam soms van ver en hij werd afgehaald aan het station. Hij moest ergens overnachten ook. Het Davidsfonds had die infrastructuur vanzelf, de spreker at en dronk en overnachtte op de pastorij.
Soms kwamen er ook vertellers. De vertellers werkten zonder papieren geheugensteuntjes, zij kenden een paar boeken uit het hoofd.
Zo heb ik kennis gemaakt met iets van Claes. De Fanfare De Sint-Jans-Vrienden. Hilarisch en ontroerend tegelijk.
De Moeder en de drie soldaten. Te aangrijpend, ik was er te jong voor, ’k ben weken ellendig geweest van dat verhaal.
Van Timmermans, De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa. De nuances ontgingen me toen, maar ik vatte de sfeer wel.
De nota’s van die vertellers heb ik van dichtbij gezien. De brochure, zo werd dat genoemd. De nodige passages waren overgetypt op A4-formaat. Het blad was in de lengte in twee verdeeld. Rechts stond de tekst, links uitgelijnd en in een schikking die volledig afgestemd was op de vertolking van de verteller.
Links stonden met de hand geschreven notities, aanwijzingen ivm intonatie, stemvolume en regie.
MML zegt het zo :
“Bij de voorbereiding breng ik mijn eigen interpunctie aan. Dat maakt het voor mij makkelijker om de betekenis van de verzen in de verf te zetten en de juiste intonatie te vinden. Ook de linker kantlijn maakt het overzichtelijk en makkelijker om de zin te vinden waar ik gebleven ben. Ook ritme en pauzes worden aangegeven.”
’k Stond als kind op die brochures te kijken en ik vond dat toen magisch, de overgang van de geschreven naar de gesproken tekst, ik stond daar te kijken op een wordingsproces! Nu nog vind ik dat magisch, maar ik ben niet meer zo kinderlijk-diep onder de indruk. Jammer.
Eén druppel tederheid is meer dan geld en machtvan P², 2016
Zou die clown dat al weten, diën Trump, dat een druppel tederheid meer is dan geld en macht. Zou hij eigenlijk weten wat tederheid ís, al was het maar een druppel. Dat is nu eens een mens die ik me absoluut niet kan voorstellen in een tedere situatie. Enkel in grijpgrage situaties. Hij is de zielepoot in gelijk welk sterrenbeeld dat hij opkoopt.
RM : “akkoord met jou, maart, maar zou Clinton, een vrouw die stikt van ambitie ooit al een vleugje tederheid gevoeld hebben?”
Volgens mij wel, misschien niet lang, maar een vleugje tederheid heeft Clinton waarschijnlijk ooit wel gevoeld. Vlak na haar bevalling in 1980. Tedere gevoelens zouden dan in gang getrokken worden door oa oxytocine, het knuffelhormoon. Volgens haar CV of volgens haar propaganda-machine, daar wil ik van af, is ze na haar bevalling in 1980 vier maanden thuis gebleven.
LM en ik hebben iets gelijkaardigs gezien bij wijlen onze buurvrouw. Zij was een gevaarlijk-onverzoenlijk mens, met haar was het niet veilig praten, daarbij was ze een eersteklas intrigante met het oordeelvermogen van een hakbijl. Maar wanneer haar zoon op bezoek kwam werd ze een en al peperkoek. Acute over-secretie van oxytocine? Zeer vreemd en akelig om binnen de twee seconden in één persoon die twee uitersten te zien, maar het was wel zo. Het bestaat.
Over Bach hebben we een familieverhaal. Over Bach en de jongste dochter van mijn zus Laura. ’k Denk dat Uma toen vier of vijf jaar oud was. Het zal dus ’98 of ’99 geweest zijn.
Walter Boeykens -klarinet- zou optreden in het CC Hasselt en er werd druk vergaderd, ofwel ter plaatse ofwel bij Laura en D thuis. Mr Boeykens moest van ver komen, daarom kwam hij soms wat vroeger en vóór de vergadering at hij dan mee met het gezin.
De twee jongsten, de meisjes, waren compleet gecharmeerd door Meneer Walter. De zonen iets minder. De oudste zoon (12j) eigenlijk helemaal niet, want hij speelde zelf klarinet en iemand als Walter Boeykens over de vloer hebben is dan regelrechte concurrentie. In eigen huis dan nog wel. Temeer dat Meneer Walter elke keer zijn/een klarinet bij had en af en toe iets liet horen.
Er was namelijk nog niet beslist of hij de Toccata en Fuga van Bach zou brengen. Solo. Voor wie de grandeur van het orgel gewend is klinkt het werk op klarinet plots zeer iel. Daarover ging het dus, over de samenstelling van het programma. En aldus hoorde de kleine Uma aan tafel regelmatig de namen Walter en Bach vermelden in eenzelfde context.
Toen het optreden naderde en ze wist dat ze mee mocht zwol haar hartje. Naar een ‘concert’ met de groten, laat opblijven en zo, een belangrijke gebeurtenis dus. Bij momenten kon ze er niet over zwijgen.
Want er zou nog volk komen hé. Oma en Opa uit Zellik, Tina uit Brussel, Tante M en nonkel G uit Kortrijk, LM & m uit Antwerpen … Zo deed Laura haar jongste dochter opsommen. Er kan in het Cultureel Centrum van Hasselt heel wat meer volk binnen dan enkel de familie, maar dat zou Uma dan wel merken.
Op een keer vervolledigde ze het lijstje : - En Meneer Walter komt ook. - Ja, Meneer Walter komt ook natuurlijk. Hij gaat optreden hé. - En dan komt Bach mee.
- Ha! lachte die loebas van een grote broer, Bach is al lang dood!
- Is-Bach-tóót ! riep de kleine Uma verschrikt.
Laura ging met één blik van de Mama- naar de Moeder-Modus en de rest van het tafelgezelschap hield zich wijselijk stil.
Wat bleek, Uma had al die weken gedacht dat Bach een broer was van Walter Boeykens en dat Bach Boeykens nu dood was, dat vond ze verschrikkelijk voor Meneer Walter.
Hoe kwam ze erbij dat Walter en Bach twee broers zouden zijn? Omdat haar broers samen muziek maken (de oudste klarinet, de tweede piano) Dus als Meneer Walter muziek van Bach speelt, dan is Bach de broer, want broers maken samen muziek. Zo is dat toch …
Het duurde wel efkes eer Laura heel dit verhaal bijeen had natuurlijk. En al die tijd biggelden er trage tranen over de wangen van Uma.
- Ha! riep de loebas, dan zijn wij in de Harmonie allemaal broers en zussen zeker? - Jawel, kwam D kort tussen. Muzikanten zijn allemaal een beetje broers en zussen. Allemaal. Over heel de wereld. En daar kon de oudste het mee doen. Vader had gesproken.
’k Vind het vandaag nóg aandoenlijk dat er 250j naar de dood van Bach ergens in Limburg een klein meisje van vijf op de schoot van haar Ma dieptreurige stille tranen liet voor zijn overlijden.
Soms werd het verhaal nog opgehaald, ‘Bach-is-toot’. Maar nu niet meer, sinds april 2013 is Meneer Walter naar het Groot Concertpodium. Misschien speelt hij daar nu toch een klarinetversie van de Toccata en Fuga, misschien wel voor Bach hemzelve.
Een verhaal over haar vader, ergens in de jaren ’50, de jaren dat formele omgangsvormen nog zeer belangrijk waren.
Mijn vader was handelsreiziger in wijn. Tijdens een bezoek aan een bakker werd hij gevraagd te wachten in de woonkamer. De vrouw des huizes zorgde voor een tas koffie en plaatste een schaal met koekjes op tafel. Voor het koekje bedankte hij beleefd.
Terwijl de dame in de winkel haar man ging aflossen en omdat het wat lang duurde nam mijn vader toch een koekje. Onmiddellijk liet de papegaai krijsend van zich horen : “Bitje voor Jakôô”. Mijn vader schrok en was enorm in verlegenheid gebracht door die gevleugelde klikspaan. Dat gevogelte wou een stukje van de koek.
Achteraf vertelde men hem dat die vogel telkens wanneer er koekjes gegeten werden zijn deel opeiste. Maar dat wist mijn vader natuurlijk niet.
Nooit nog heeft hij ergens een koekje genomen terwijl hij alleen was, ook niet in huizen waar geen papegaai woonde. Zelfs een parkiet of een kanarie vertrouwde hij niet meer.
m - HiH-11/2015, 04/2017 – naar een gegeven van CC
- Sinds de hond overleden is kan ik nergens nog mijn gedachten bijhouden, ik laat alles uit mijn handen vallen ... - Ge moet een hobby zoeken, zeiden ze, iets om te focussen, zorg dat ge iets om handen hebt, zeiden ze, koekjes bakken bijvoorbeeld. Ge hebt toch een keuken robot? - Eh, ja, maar … - Awel dan! riepen ze triomfantelijk.
En daarmee was het probleem dan opgelost want ze hadden een 'goed' gesprek gehad.
Toen ze weg waren begon ze onmiddellijk met die verdomde keukenrobot om er van af te zijn, om bij het volgend bezoek van die doe-goeders niet te moeten horen dat ze geen moeite deed.
En toen gebeurde dit :
foto van 't Net
Nú had ze iets om handen ja …
RSL : Ocharme!... Ik heb het gevoel dat ik daar sta, want ik heb zulke toestanden meermaals voorgehad.
Zo hadden we vele jaren geleden eens bezoek van vrienden uit Frankrijk, die zagen we maar ééns per jaar en dat was corvée, want het was dineren en dan nog Frans spreken en vertalen voor degenen die het niet goed verstonden.
Ik ging gebraden kip maken met appelmoes en puree patatjes, ik had het er goed afgebracht tot op het moment dat ik het ging opdienen, want toen struikelde ik over de drempel van de keuken naar de living en de pyrex schotel met de puree in duizend stukjes en de puree onbruikbaar... Ik maak de laatste tijd, nu ik slecht uit de voeten kan door mijn artritis weer regelmatig van die toestanden mee.
Onlangs liet ik een vol glazen flesje eosine uit de apotheekkast vallen, ik stond midden in een plas rode vloeistof en kon geen kanten uit, bovendien waren de tegels, de WC, de lavabo en alles daarrond vol grote rode spatten, die kun je afwassen maar de voegen blijven rood
Een pot platte kaas en een pot mayonaise zijn ook al tegen de vloer gegaan, en dat opkuisen is niet leuk hoor!!! RSL
Pyrex. Vreselijk hé, een Pyrex die uiteen spat. En dan nog een volle, waar eten in zit. ‘k Moet er niet aan denken. En dan nog terwijl hongerig volk aan tafel zit te wachten ook! Verschrikkelijk. Mijn hart krimpt als ik er aan denk. Hoe is dat afgelopen? Heeft het bezoek helpen opkuisen?
Eosine, ook zo iets. Om de voegen weer schoon te krijgen, hebt ge al geprobeerd met bleekwater? Niet met de grove borstel natuurlijk, maar met een wattenstaafje. Laat het misschien door iemand doen met vaste hand. want met bleekwater kunnen ook accidenten gebeuren.
Ergens in de jaren ’70 verwachtte een vriendin het bezoek van de ouders van haar lief. Het kot hadden we de dag tevoren grondig schoongemaakt en ik had haar aangeraden om de volgende ochtend nog flink wat bleekwater in die oude wc-pot te doen.
Ze was tamelijk zenuwachtig want het was een eerste kennismaking. Dé eerste kennismaking en ze moesten vertellen dat zij daar eigenlijk al bijna een jaar woonde, bij de zoon op kot. Samenwonen heette toen nog samenhokken en was absoluut nog niet algemeen aanvaard. Het was dus een beetje afwachten. En ze was een beetje zwanger ook.
Tegen de middag, toen zijn ouders zouden toekomen, herinnerde ze zich plots het bleekwater voor de wc-pot. Dat ging ze nog rap efkes doen. Van de zenuwen morste ze javel op de wc-bril, op het matje en ook op haar jurk, het enig stuk kledij dat min of meer verhulde dat ze al een tijdje zwanger was.
Het matje heeft ze weggemoffeld, de wc-bril heeft ze droog gemaakt maar dat ze op haar kledij gemorst had, dat had ze niet gezien. Dat werd later pas duidelijk, terwijl ze aan tafel het hoofd boog. Ze hadden zojuist verteld over de zwangerschap. Zo zag ze dat de kleur uit haar katoentje weg getrokken was en ze voelde dat de kleur uit haar gezicht wegtrok ook.
Hoe dat alles afgelopen is weet ik niet meer precies. Naar het schijnt heeft de vader van de jongen zijn echtgenote tamelijk kordaat in toom gehouden omdat de moeder van zijn toekomstig kleinkind plots zo bleek werd. Voor hem was de toekomstige moeder van het kleinkind meer dan welkom.
Sinds gisteren loop ik me te verkneukelen, te verheugen over dit onderwerp. Zal ik eens een lijst aanleggen over alles waar ik niet tegen kan? Ja! Zonder dat iemand me een knorrig oud wijf mag noemen en zonder dat iemand mij van negatief gedoe mag verdenken want het is gewoon het onderwerp. Ha! Als dat geen cadeau is, zo’n titel!
Nu kan ik eens een neus zetten naar al die krampachtige, dwangmatige positivo's zoals mijn zus Tina. Bijvoorbeeld.
Nu nog ze allemaal gelijst krijgen, de dingen waar ik een hekel aan heb. Dat wordt voor vandaag het jobke. Eigenlijk jammer dat een dag maar 24 hrs heeft. Met dit thema zou ik wel een gans jaar verder kunnen. Voltijds. Misschien moet ik daar een apart blog voor beginnen, een knorreblog waarop eenieder kan komen brommen, grommen, pruttelen en morren naar believen.
Of nee, toch liever niet. Dat soort hinkende dingen lezen we al dikwijls genoeg in de commentaren onder de krantenartikelen van sommige kranten. En elders !
Zoudt gij zoiets graag lezen, of aan zo'n soort blog beginnen? Nee? We zullen het maar laten zeker? Er is al genoeg gezeik, gezaag & gezeur in de wereld. Oké dan. Er komt geen knorreblog.
zich spiegelen aan een idool ~ een monument van een vrouw
1965. Als jonge tieners (13j of 14j) waren wij met een deel van onze klas danig fan van Josephine Baker.
Iets later zwichtten we voor de Franse yéyé-zangeressen en werden zij ons collectief rolmodel, maar in ’65 waren wij nog nobel. Wij zouden zoals Josephine Baker doen. Wij zouden zoals zij een klad kinderen adopteren en hen een beter leven bezorgen. Als dát geen christelijke gedachte was! Hoe zoiets in de praktijk moest, dat waren zorgen voor later.
Toen we een opstel mochten schrijven over wat we met ons 'later' zouden doen of op wie we zouden willen lijken, (Marie Curie, Florence Nightingale en Theresia van Lisieux waren enkele suggesties) schreef een deel van de klas, in volle Josephine Baker-rage, een bladzijde over deze dame als rolmodel. Rijk worden en ongelukkige kindjes adopteren, zo zouden wij het doen. Eén en al liefdadigheid waren wij toen.
Over die opstellen zijn telefoons gepleegd, onder andere met mijn beide ouders. Als er door de school getelefoneerd werd was het zeer ernstig. Dat wou zeggen dat een rode nota in het klasagenda niet meer volstond.
Eerst hadden ze iemand van de verkoopsters aan de lijn. Zij begreep aanvankelijk dat de nonnen op zoek waren naar LP's met dansmuziek van Josephine Baker. Voor een schoolfeest waarschijnlijk …
De vraag was of mijn ouders wel wisten dat hun oudste dochter een halve klas had aangezet om een opstel te schrijven over die vrouw, dat hun oudste dochter de aanstookster was van dat soort geschrijf?
Het woord 'oudste' werd er telkens bij vermeld op een toon alsof het met de twee volgende dochters ook niet veel zaaks zou worden, terwijl er thuis niet moeilijk werd gedaan over La Baker zij was een zelfstandige geest. Meer niet.
Vandaag vraag ik me af hoe die kuddebreinen van nonnen in 1965 wél iets wisten over Mme Baker en haar stijl van dansen in de jaren '20-'30, maar 1/ zogezegd niéts wisten over haar verzetswerk tijdens '40-'45, 2/ haar daadwerkelijk ijveren voor gelijke burgerrechten in de USA van de '50-'60 opzij schoven, en 3/ helemaal geen oog hadden voor haar adoptiewerk dat begon in 1954 ?
Van dat dansen waren ze op de hoogte, van verzetswerk, ijveringswerk en adoptiewerk niet … ?
En over dat laatste gingen onze opstelletjes, over twaalf geadopteerde kinderen. Voorwaar een christelijke gedachte hé. Twaalf.
Voor iet of wat overzicht ivm haar dansstijl en waar haar stijl bij aansluit of mag gesitueerd worden : http://vimeo.com/21916110 , 05min55 - er zijn delen zonder klank bij, wegens 'stomme' film.
Vanmorgen bekeek ik een mail over Bomans en daarna ben ik wat blijven hangen op You Tube, want er stonden in de rechterkolom nog meer fragmenten met Bomans te knipogen naar mij.
Over zwemmen & kanaalzwemmen was er ook een fragment. Niet teveel op het beeld letten, klank en beeld lopen niet gelijk, maar wat hij vertelt is weer goed natuurlijk. Idioot goed.
'k Was op zoek naar iets op 't Net en ik kwam toevallig bij onderstaand artikel terecht. De titel had direct mijn sympathie :
Uitstelgedrag maakt je succesvoller en gelukkiger
Hoera, dacht ik, eindelijk! Eindelijk zullen daar een paar slavendrijvers ongelijk krijgen.
Het artikel gaat over bedrijven en management. Maar eenieder die een huishouden heeft te bestieren, hoe klein ook, weet dat een huishouden een bedrijfje is en dat daar organisatie en planning mee gemoeid is. Vraag dat maar aan uzelf.
Het artikel behandelt het onderwerp in zes punten, en bij elk punt kan ik wel een paar verhalen aanhalen die het standpunt illustreren. Maar dat kan ieder voor zichzelf ook, vermoed ik.
“Uitstelgedrag wordt als vervelend ervaren, maar dat is onterecht, schrijft Stephanie Vozza op Fast Company.
We streven ernaar veel gedaan te krijgen in een dag en uitstellen zit ons daarbij in de weg. Er zijn talloze boeken geschreven om dit gedrag eruit te rammen. Maar is het wel zo slecht? In de Griekse en Romeinse tijd werd uitstellen en wachten nog geëerd. Wijze leiders konden de hele dag zitten en nadenken en niets nuttigs doen totdat het echt noodzakelijk werd.
Frank Partnoy, schrijver van het boek 'Wait', zegt dat uitstelgedrag eigenlijk de kunst is van het managen van vertraging.
1. Wie structureel uitstelt, krijgt meer gedaan- Ja hoor !
Als je een klus uitstelt, ga je meestal iets anders doen: het huis schoonmaken, rekeningen betalen, e-mail beantwoorden. Uiteindelijk kom je wel weer terug bij het klusje dat je oorspronkelijk had moeten doen. Het is niet slecht dat je andere dingen tussendoor hebt gedaan. Had je het wel als eerste opgepakt, dan was je daarna misschien tevreden en op je lauweren gaan rusten.
2. Uitstellers nemen betere beslissingen- Ja? Echt waar? Ik ook … ?
Uitstellers spenderen vaak veel tijd aan een beslissing voordat ze actie ondernemen en wachten soms tot het laatste moment. Zo verzamel je doorgaans wel meer informatie: een recept voor succes. In onze huidige maatschappij waarderen we mensen die snel een knoop kunnen doorhakken, maar echte wijsheid komt voort uit een diep begrip van je beperkingen.
3. Uitstelgedrag maakt je creatief- Tja, als kenners het zeggen …
Het uitstellen van een taak, leidt vaak tot het vinden van een betere manier om die taak te volbrengen. Het is een onderdeel van vooruitgang. Veel uitvindingen zijn gedaan door wetenschappers of mensen die eigenlijk van plan waren iets anders te doen.
4. Onnodige taken verdwijnen als je uitstelt- Oja? Welwel …
In veel bedrijven worden klusjes gedaan die niet direct belangrijk zijn voor het succes van het bedrijf. Als medewerkers die klussen steeds maar uitstellen, worden ze vanzelf geschrapt wanneer er belangrijkere taken te doen zijn. Er is één uitzondering: als je collega's op jou rekenen, doe dan jouw onderdeel van het werk, zodat zij niet gefrustreerd moeten zitten wachten.
5. Je maakt oprechtere excuses na uitstelgedrag- Bôf …, niet echt hoor.
Als je in de winkel per ongeluk op iemands voet staat, mompel je snel 'sorry' en loopt door. Als je je excuses moet maken omdat je iets te lang hebt uitgesteld, heb je meer de tijd gehad om informatie en emoties te verwerken. Je zult je oprechter verontschuldigen en beter de impact begrijpen.
6. Uitstelgedrag geeft je inzicht in wat je belangrijk vindt - Helemaal waar. Soms.
Je onderbewustzijn vertelt je iets als je een klus uitstelt. Blijkbaar is deze taak volgens jou niet belangrijk. Vraag jezelf dus af of je hem echt moet uitvoeren. En waarom je dat niet graag wil doen.”
Punt nummer vier is mijn struikelblok en dat punt nummer vier wou ik ullie absoluut meedelen. Punt nummer vier verdraagt geen uitstel: als ik de afwas niet in de vaatwasser laad, verdwijnt die afwas niet vanzelf, als ik de strijk niet doe, dan stapelt die zich op ipv vanzelf te verdwijnen, gelijk welke ‘belangrijkere taken’ voorrang nemen. Punt nummer vier is larie.
TV-documentaires over andere leefgemeenschappen dan onze westerse leren mij soms over mijzelf.
Af en toe valt dat enorm mee. Dan word ik helemaal blij als zo'n gemeenschap knap in mekaar zit en functioneert, in de zin van 'anders kan ook'. En dan wil ik daar naar toe, naar ergens in de bergen in China waar mannen en vrouwen gelijkwaardige wezens zijn.
Maar soms ... soms is het te confronterend en zap ik mezelf weg uit de ellende die getoond wordt.
Toen ik (piep)jong was had ik dat niet. Dan kon ik rustig blijven kijken hoe moeilijk vrouwen in andere gemeenschappen het hadden. Niet als individu, maar als groep hebben ze het moeilijk. Vooral in een patriarchaat. Dat nam ik toen als documentatie, als gegeven. Zo van 'oh ja, ginder doen ze de dingen anders dan wij hé.' In het gedacht dat die vrouwen daar zelf wel iets zouden aan doen, aan de situatie zoals wij in de westerse wereld dat gedaan hebben en moeten blijven doen, zo blijkt regelmatig.
Wanneer ik een documentaire zie over een matriarchaat, zit ik op het randje van de sofa : dus het kan. Het kan wél, want het bestaat. Niet dat een matriarchaat ideaal is, maar een patriarchaat is dat zeer zéker niet.
Bij sommige programma's is de TV een ongenadige spiegel voor mij. Heel ontnuchterend ook : ik zou buiten de westerse wereld niet aarden en ik zou qua zelfredzaamheid in die andere gemeenschap denkelijk amper of niet in leven blijven.
Ik, die ooit dacht dat ik van élk hout wel pijlen kon maken …