Er zijn mensen in soorten liegers en kijvers krenkers en katters en ook halve garen
Er zijn mensen met humor ze zwanzen wat af ze gieren en brullen dragen een roze bril
Er zijn mensen die pronken met hun geleerdheid steken als schoolmeesters het vingertje op
Er zijn mensen die lezen wat anderen schrijven soms geloven ze wat er geschreven staat
Er zijn mensen die zwijgen maar beter weten lachen om hen die onzin bedenken
VKJ (?)
Wat een schets. Met al die figuren zat ik ooit in eenzelfde klas, zij het met wisselende bezetting en wisselende doseringen.
Maar we waren er wel allemaal, over de ganse periode gezien. 'k Zou naast al die typeringen zelfs onze namen kunnen plakken. Ik kom aan 16 types. Klopt dat ongeveer?
Die morgen werd ik wakker en ik voelde me kiplekker. Voldoende geslapen, goéd geslapen en helemaal niet stram bij het opstaan. Zelfs de spiegel vond dat ik er nog een tijdje mee door kon.
In de loop van de voormiddag kwamen mijn zus Tina en haar dochter langs. De dochter noemen we Toppié.
Het gesprek kwam op politiek en via wat kronkels op Guy Verhofstadt. - Die zit nu in het Europees Parlement, wist ik. - Wat doet hij daar? vroeg Tina. - Geen idee, hij is daar serieus aan het verbroederen met Cohn-Bendit. - Verhofstadt ? met Cohn-Bendit ? Wat een bromance ! Tina schoot in een luide lach en zoiets werkt aanstekelijk dus na drie tellen lagen we samen slap van het lachen.
- Verhofstadt! hikte ze, met Cohn-Bendit! - Jááá, kraaide ik. - Amaiamai, zuchtte Tina, dat doet deugd zo lachen. En ze veegde voorzichtig een traan weg.
Woensdagmorgen, zo rond 05h was ik fris en fit alsof ik weer veertig was. Of 52. Da's ook goed. LM sliep nog, hij kon dus niet in mijn weg lopen en in een minimum van tijd had ik de tafel gedekt, de ontbijtspullen gereed gezet in de keuken, de vaatwasser gevuld en gestart, de spoelbakken uitgewassen, de aanrechten leeggeruimd en een 4L-pot gevuld met alles wat nodig is voor bouillon. Blokjes-bouillon, dat zeg ik er wel bij.
Buiten de zeven blokjes (eentje minder dan nodig) gaan er ter compensatie zeven kruiden & specerijen in. LM noemt die combinatie mijn heksenmengsel, omdat hij niet onthoudt met welke blaadjes en korrels en poeiers ik het brouwsel afwerk. Hij eet, ik weet. Dat is de taakverdeling als het over bouillon, soepen en sauzen gaat.
Die morgen was ik toch zo tevreden met mijn energie dat ik nogal zwierig was met de kruiden. Dat mag al eens, LM is daar tegen bestand.
In mijn zwier zag ik vier kruidnagels vallen ipv van twee. Ze zonken naar de diepte van de pot. Och, dacht ik, ik doe het al jaren met twee kruidnagels, wie zegt dat het geen drie plus een kleintje mogen zijn? En in mijn jeugdige overmoed van woensdag schroefde ik de pot dicht, zette er vlam onder en kwam hier achterin wat zitten lezen wat de nacht aan nieuwsbrieven had binnengebracht.
Een uurtje later schroefde ik het deksel van de pot open. Het aroma dat omhoog kwam was expliciet : duidelijk een kruidnagel of twee teveel. ow oei kermille We zullen een paar Indonesische soepen moeten eten de komende dagen.
Waarom moest deze bouillon dienen voor Indonesische soepen? Tja, 'k kan toch niet élke blunder met specerijen Chinees of Indisch noemen. Die week heette mijn abuus Indonesisch want er was ooit al eens een blunder met kruidnagel. Op Sumatra. Da’s Indonesië.
We gingen ruwe aardolie laden in Dumai. In de buitenwijken van Dumai wil dat zeggen, bij Hydrocarbon Dumai, ten oosten van de stad. Voor wie Google Earth wil gebruiken, 't is daar waar de citernen staan.
Over ons verblijf tegen de kaai heb ik ergens geprinte relaas-brieven van toen liggen, maar ik ga er nu niet naar zoeken.
De bestuurders van de velo-taxi's aan de gates van Hydrocarbon rookten sigaretten die een lekker aroma verspreidden. De tabak was gesausd, maar waarmee? In de warme vochtige tropenlucht was het aroma bijna bedwelmend. 'Cloves' zeiden ze. Kruidnagel, de plant woont daar, om en rond die breedtegraad. De tabak was gesausd met kruidnagel. Het mengsel heet kretek, omdat de kruidnagel in de tabak knettert tijdens het roken.
Die lucht rook zo lekker dat ik een pakje sigaretten gekocht heb. Waarschijnlijk heb ik dat veel te duur betaald. Maar wat is te duur. Naar Westerse normen was het zeer goedkoop. En ik had mijn gearomatiseerde sigaretten. Voor later.
'Later' was een dag of tien later, op zee, weg van de Indonesische tropenlucht met al haar lekkere geuren. In de steriele airco-lucht van de cabine niet afgeleid door andere aroma's zou 'k eens iets proberen. Ik stak zo'n sigaret aan en proefde voorzichtig. 'k Rookte toen nog wel, maar buiten het aroma kon ook de tabak sterker zijn dan ik dacht. Dus niet inhaleren. De eerste trekjes toch niet. Daarna wel. Het was wennen. En het werd lekker.
Een uur of wat later kwam er een defilé mensen aan de deur van de cabine. Eerst de Chef Mécanicien, dan de Eerste Stuurman en ten slotte de Captain. Die wilden elk weten of ík het was die die sigaret gerookt had. Ha maar ja, natuurlijk, wie anders? Wat een domme vraag. Ik begreep er niks van. Commotie bij de staf om dat sigaretje van daarstraks? Tja, dat aroma zal via de ventilatie-evacuatie van de badkamer of van de alleyway in de kokers van de luchtverversing gekomen zijn, maar toch, wat een gedoe zeg …
De stuurman gaf een streepke informatie. Door de geur van de kruidnagelsigaret dachten ze dat er een Indonesische verstekeling aan boord zat. En toen zijn ze beginnen zoeken, elk een andere kant uit. Eén voor één kwamen ze bij onze cabine terecht. Alwaar ik argeloos een aroma had zitten proeven. Toen ik achteraf besefte waarover het ging, de omvang van het gedoe, waarom hun onrust, waarom hun zoektocht, kromp ik ineen van schaamte.
De rest van de sigaretten wou ik inleveren bij kaptein DM, maar dat vond hij nu ook weer niet nodig. Aan zijn glimlach te zien vond hij dat zelfs een beetje overdreven.
Na het einde van het contract, thuis in België, heb ik nog zo'n kretek-sigaret gerookt. Het aroma was er weer, maar Indonesië was weg.
In de buurt van de Eeuwige Jachtvelden heb ik ooit graag vertoefd, veel en vaak. 'k Vond het soms jammer dat ik geen Indiaanse was, want ik las Arendsoog en Witte Veder. Grote boeken waren dat, moeilijk om ongezien in de klas te zitten lezen.
De Eeuwige Jachtvelden waren interessanter dan de Hemel-met-rijstpap met de catechismus-drill die er aan vooraf ging.
In het 4de leerjaar bij Juffrouw Muizenoor gebeurde er iets eigenaardigs. Muizenoor liep door de klas en ik had haar niet horen komen. Op mijn lessenaar lag mijn schrift met oefeningen. De oefening had ik gemaakt en ik had nu een leesboek op mijn schoot liggen. Ineen werd ik gewaar dat ze naast mij stond. Ik voelde het warm worden, ik voelde me gloeien, ik dierf niet opkijken en wenste mezelf weg, zo ver als de Eeuwige Jachtvelden.
Ze tikte met een vinger op mijn schrift en deed teken dat ik de oefening onderaan niet onderlijnd had. Dat was alles. Verder geen woord. Geen berisping, geen straf, geen slechte punten omdat ik zat te lezen tijdens de les. Dat voorval versterkte mijn geloof van toen in zaligheid van de Indianenwereld.
Waarschijnlijk was de lerares gewoon opgelucht dat ik me in stilte wist bezig te houden ipv te zitten wiebelen en draaien van ongeduld.
Later werden het Old Shatterhand en Winnetou, in pocketformaat. Pockets zijn handiger om in de klas op de schoot te houden.
Vorige woensdag of de woensdag daarvoor had ik kappertjes gekocht op de markt, eigenlijk zijn het geen –tjes. 'k Heb eens opgezocht wat het groeisel juist is:
“Kleine kappertjes zijn ongeopende bloemknopjes van de kappertjesplant. Sinds enkele jaren kan je bij ons ook een grotere variant met een steeltje eraan vinden. Zulke zogenaamde kappertjesaugurken zijn de onrijpe, geplukte vruchten van zo’n zelfde kappertjesplant.”
kappertjes steelkappertjes
Die steeltjeskappertjes zijn gepekeld en ze zijn wat te zout voor LM & mij. Daarom laat ik ze per kleine hoeveelheden ontzilten in melk. Spoelen onder koud stromend water, een beetje drogen en ze zijn klaar voor gebruik.
Gisterenmiddag leg ik zo'n handvol steelkappers te drogen op een propere keukenhanddoek, ik vouw de handdoek zachtjes dicht en ga in de woonkamer de tafel dekken. 'k Had beter keukenpapier gebruikt.
Terug in de keuken zie ik die handdoek liggen, ik vraag me af waarom hij niet op zijn plaats hangt, gris hem van het aanrecht om … en ineens lag de vloer vol steeltjeskappers, donkere staartdingen. Precies beestjes die ergens vandaan gekomen waren. Op dat ogenblik stapt LM de keuken binnen, ziet 'beestjes' en deinst achteruit : "Wat zíjn dat?", op een toon alsof onze keuken voor de zoveelste keer een horrordecor was.
kikkervisjes
Kijk, aan boord hebben we dikwijls moeten meemaken dat we de keuken en het magazijn deelden met kakkerlakken en soms ook met ander ongedierte.
Maar ik ben opgeleid vóór de overstap naar bemanning uit de lage loonlanden en dit is míjn keuken. Als hier op de vloer iets te zien is, dan is dat accidenteel, omdat het gevallen is, en niét omdat het er woont.
De maaltijd verliep in absolute stilte. En zonder steelkappertjes in de sla.
LM heeft het voor katten. Hij zou liefst twee katten hebben. Niet noodzakelijk raskatten. Als ze gestreept zijn is het voor hem al in orde. Als ík zou mogen kiezen, gesteld dat we er de ruimte voor hadden, ik bedoel een hectare of twee, drie, dan ging ik voor groter : een Serval, het neefje van het jachtluipaard, de cheetah. Gevlekt.
En anders een Savannah, de huisversie van de Serval. In elk geval gevlekt ipv dat gestreept gedoe van LM.
Dat wordt een discussie natuurlijk, ik wil gevlekt en LM gaat op zijn strepen staan. Eens officier, altijd officier. Het gedoe is puur theoretisch want we hebben de ruimte niet voor huisdieren. Noch gevlekt, noch gestreept. En al zeker niet voor een Serval. Servals en Savannahs zijn springers, zoals vossen, maar dan iet of wat anders.
Die grote opgerichte oren doen denken aan de Egyptische katten die het ongedierte uit de graanvoorraden moesten weghouden. Aan de godin Bastet, zegt Wikipedia.
Hier een dierentuin-Serval, een springkat, klank aanzetten, eventueel Engelse ondertitels activeren: https://www.youtube.com/watch?v=jYRn2CMCEtE 03min35, voor wie tijd en zin heeft.
Wie richting raskatten gaat kiezen mag zich verwachten aan prijzen voor de poesie-mauw. Volgens het filmpje kan een Savannah 25.000 tot 30.000 USD kosten. Heb ik dat goed gehoord? Dat is van 22.500 tot 27.000 €, losweg omgerekend. Dat zijn stevige bedragen, die katten mogen 's nachts niet alleen op stap van mij.
De gedachtewisseling hier in huis blijft puur theoretisch want wij hebben voor zo'n huisdier niet dat budget, en wij hebben geen tuin of terrein voor zo'n levendig kattebeest, én wij hebben er de energie niet meer voor. Maar in mijn ideale wereld ? Ja, graag een Serval, of een Savannah, of de twee.
“Buurman en Buurman (oorspronkelijk Pat & Mat) is een Tsjecho-Slowaakse poppenanimatieserie, gestart in 1976, van Jorrol Šafar over twee onhandige klussers. Elk van hun oplossingen schept een nieuw probleem. Soms vinden ze zelfs geen oplossing. De filmpje waren oorspronkelijk bedoeld voor volwassenen.
In het Nederlands zijn de poppen naamloos. In andere talen heet die met de gele trui Pat, die met de rode trui Mat. Deze namen staan op de deuren van hun huis. De houten poppen hebben een kaal kopje met een hoofddeksel op. In de Nederlandstalige versie praten de twee buurmannen, dit is in andere taalgebieden niet het geval.”
Pat & Mat bewonderen hun werk
Volgens mij hebben ze taal niet écht nodig. De buurmannen hebben zich wereldberoemd geklungeld zonder woorden. De filmpjes zijn zo opgevat dat de beelden voor zich spreken, hoewel hun gemoedelijk gebabbel in de Nederlandse versie heel goed past bij de optimistisch achteloze sfeer van hun wereldje.
Ze stond aan het raam en keek naar de lucht. Alsof daar de zuurstof hing die ze zo nodig had.
Wat als ik die som veertig jaar eerder gewonnen had, dacht ze. Dan had ik tóch die zaak overgenomen, tegen beter weten in. Dan was ik failliet gegaan, wist ze. Daar had ik dan personeel in meegesleurd. En hun gezinnen. Iedereen ongelukkig.
Nu zal ik geen zaak meer opstarten. Dat vond ze voor iedereen een rustgevende gedachte. Nu zal ik enkel nog dood gaan. Ja. Dat vond ze óók voor iedereen een rustgevende gedachte
Dit keer kwam december met de gebruikelijke feesten die we nog nooit hadden meegemaakt. Er werden Sinterklaasliedjes geleerd en gezongen, er was een pakjesavond waar iedereen iets kreeg. Ik herinner me een boek dat ik zeker drie keer gelezen heb, het was van Jack London en ging over een hondje dat geloof ik een wolf als vader had en een hond als moeder, maar het kan ook andersom geweest zijn. Hij had goede eigenschappen van beide, maar kon niet blaffen, behalve helemaal aan het eind toen zijn baas zwaar gewond was.
Er werd ook een kerstfeest gevierd, maar die liedjes zongen we minder enthousiast, want bij ons bracht er geen Kerstman cadeautjes. Het ging helemaal over dat arme kindeke in die stal in Bethlehem. Tussen die beide gelegenheden in was er ook nog een verjaardag, en wel de mijne. Een heel verschil met de vorige keer op de kade in Semarang, want we waren veilig en hadden geen honger meer. Ik herinner me een boek Jongens en Wetenschap, dat begon met een slecht aflopende reis naar de maan door een professor en twee jonge vrienden. Maar er stonden ook raadsels in, en in mijn herinnering weinig wetenschap.
Die winter ging een recordwinter worden, op de stoepen lag aangetrapt en wel zo'n 20 cm sneeuw, waar je met een schop prachtige bouwblokken uit kon snijden, en dat is nog een heel fort geworden. Helaas had ik mijn kleding niet geheel aangepast aan de kou, en dat kwam me op een longontsteking te staan, die ik overigens goed doorstond. Omdat ik alle boeken die ik kon vinden al drie keer gelezen had en ik om boeken bleef zeuren heeft mijn vader toen nog een boek kunnen opscharrelen dat IJs met Slagroom heette en in een zeer zomerse omgeving de avonturen beschreef van een onverzadigbare ijsmaniak die ieder karweitje en elke weddenschap liet uitbetalen in ijzen met slagroom. Mijn respect voor het incasseringsvermogen van de ongetwijfeld wat corpulente ijzenvreter groeide met de pagina.
SK – HiH-06/2016, ongewijzigd
dat boek over die wolfshond
'k Heb Google doen zoeken, en die brave Google apporteerde de juiste titel.
Als ik ooit nog eens een naam voor een hond mag kiezen dan stel ik Goegel voor. We hebben thuis ooit een Loeki-hond gehad -lang voor Loeki de Leeuw van de STER-reclame bestond- en die apporteerde ook allerlei nuttige zaken. Zijn leiband wanneer het tijd was, zijn eetbakje … Hij had verschillende manieren om iets duidelijk te maken.
Laura kon met Loekie verstoppertje spelen. Ik hield de hond bij mij, hij bleef aandachtig zitten en ik telde traag & luid tot tien terwijl Laura zich ging verstoppen. Bij tien zei ik : Waar is Laura? Zoek Loeki, zoek! Dan hield hij zijn neus tegen de vloer en kwispelde zich tot bij Laura.
Als ze zich in de badkamer verstopt had bleef hij hoffelijk voor de deur zitten. Aankloppen kon hij niet en een heer springt niet zomaar een badkamer binnen. Een zeer schrander hondje. Een boerenfox. De wisselwerking tussen mens en boerenfox mag van mij direct Immaterieel Cultureel Erfgoed worden.
'k Dwaal af.
White Fang (in het Nederlands ook Wittand), 1906, is de titel en het hoofdpersonage in een roman van de Amerikaanse auteur Jack London. Het verhaal situeert zich in het Yukongebied (Canada) tijdens de Goudkoorts van Klondike op het einde van de 19de eeuw en beschrijft het zware leven van de wolfshond White Fang.
eerste uitgave
Het boek is grotendeels geschreven vanuit het oogpunt van White Fang en hoe hij de gewelddadige levensstijl van zowel dieren als mensen ervaart. Het boek behandelt ook meer complexe thema's zoals moralisme en theologie.
En gij hebt dat boek gelezen toen ge 11j waart SK? Mijn hoed af.
Bill en Henry trekken met hun sledehonden naar een afgelegen stadje in Yukon (Canada) om er het stoffelijk overschot van iemand af te leveren. Ze worden achtervolgd door een roedel hongerige wolven die dag-na-dag een of meerdere sledehonden vangen. Nadat de laatste sledehond én Bill werden gedood, wordt Henry gevonden en gered door een grotere groep mensen. Die grote groep schrikt de wolven af. Ze vluchten. De roedel splitst op en het verhaal richt zich vanaf dan op een moederwolf en haar partner One-eye (Eenoog) . De moederwolf werpt een nest van vijf welpen. Slechts één welp overleeft. One-eye wordt gedood door een Canadese lynx wanneer hij diens prooi wil afnemen. De moederwolf neemt wraak en doodt de lynxwelpen. Dit leidt tot een gevecht tussen de wolf en de lynx. De lynx sterft tijdens het gevecht.
Op een dag wordt het wolvenwelp gevonden door vijf First Nations. * Canadese Indianen, zie onder De moederwolf komt in actie om haar welp te verdedigen. Eén van de mannen, GreyBeaver, herkent de moederwolf als zijnde Kiche. Kiche was de wolfshond van zijn overleden broer. Op een dag was Kiche spoorloos verdwenen. Grey neemt Kiche en de welp mee naar huis. Hij geeft de welp de naam White Fang. Hier begint de film.
White Fang heeft een hard leven in dat kamp: de andere jonge honden, met Lip-Lip als leider, zien hem als een echte wolf, waardoor ze hem geregeld aanvallen. De mensen tonen ook al niet te veel interesse. Daardoor krijgt White Fang een wreedaardig, nors, solitair en dodelijk karakter. Men zou van minder.
Wanneer White Fang vijf jaar is, wordt hij door Grey voor enkele flessen whisky verkocht aan Beauty Smith, een man die leeft van hondengevechten. Beauty Smith traint White Fang als gevechtshond. Hij wint alle gevechten, onder meer met wolven en lynxen.
lynx
Op een dag dient White Fang te vechten met een bulldog. De bulldog grijpt hem naar de keel waardoor hij bijna stikt. White Fang wordt net op tijd gered door Weedon Scott, een jonge goudzoeker, die de wedstrijd laat stilleggen. Hij koopt White Fang voor een hoge prijs.
Scott benadert de wolfshond op een andere manier en wint zijn vertrouwen. Scott beslist om terug te keren naar Sierra Vista (Arizona?) en neemt White Fang mee. Daar moet White Fang zich nogmaals aanpassen aan de lokale omstandigheden.
Rechter Sweedon, de vader van Scott, heeft een crimineel een gevangenisstraf opgelegd. Die man is ontsnapt en zint op wraak, hij wil de rechter te vermoorden. Daarbij wordt de aanvaller door White Fang gedood. Hierdoor krijgt White Fang de bijnaam 'De Gezegende Wolf'.
Het verhaal eindigt wanneer White Fang in de zon zit samen met enkele puppies die hij heeft bij de schaapshond Collie.
Het boek werd in 1973 verfilmd. De film staat integraal op You Tube, de Roemeense ondertiteling kan men uit zetten via het tandwieltje onderaan rechts van het schermpje. https://www.youtube.com/watch?v=frg1G4nr7lQ 01h39min32, voor wie ooit tijd en zin heeft. Zakdoekjes klaarzetten, best de gezinsverpakking.
Soms bestaat er een wereld verschil tussen het uitdrukken van de een en het interpreteren door de ander. van P²
Hier gebeurt dat bijna dagelijks. Eer ik een tekst inzend laat ik hem gewoonlijk nalezen door LM omdat de spellingscontrole van Outlook niet elke fout herkent en onderlijnt. Grammaticale fouten ontsnappen aan de controle. Stijlfouten helemaal.
Zelf zie ik de ontsnapte fouten niet allemaal, omdat ik lees ik wat er zou moeten staan ipv wat er staat. Een verdwaald lidwoord bvb, daar lees ik over. Selectief blind voor de fouten van het eigen kind, of hoe heet het. Kortom, LM is de corrector hier in huis.
En dan is het bij momenten bijna bevreemdend om horen wat hij uit een tekst haalt. Dan herlees ik zelf nog eens, en ja, misschien kan het schrijfsel wel op de manier van LM geïnterpreteerd worden. Al hoop ik dan dat anderen dat niet doen …
Nu, van zodra men een tekst vrijgeeft is hij van de lezer hé, daar heb ik me een jaar of elf geleden bij neergelegd. Of ik zou breedvoerig en omstandig moeten meedelen wat ik bedoel. Maar dat leest zeer onaangenaam want het geestesoog van de lezer wil ook wat.
’k Zou wel belerend kunnen schrijven natuurlijk, met het geheven vingertje, maar dat typt zo onhandig.
De afstandsbediening lag op de salontafel bij de ouders van een jonge zeeman. Hij woonde nog thuis. Hotel Mama avant la lettre. Veel zeelieden woonden ergens in of woonden thuis, dat was toen niet uitzonderlijk.
Hij had bericht gekregen, al in april, dat zijn betaald verlof toegekomen was. Een flink bedrag deze keer. Met verlof in België repte hij zich naar de bank, zette een nette som opzij want hij was aan het sparen voor iets, deed een paar betalingen en hij nam een even nette som mee om te gaan vieren dat hij geld ontvangen had. Dat vieren liep uit en 's nachts kwam de jonge zeeman hongerig thuis. Natúúrlijk heeft men honger na zolang eh, aperitieven.
Hij maakte een uitsmijter met alles er op en er aan en installeerde zich voor de TV. De afstandsbediening deed het niet. Verdomme.
Hij haalde nog een pint uit de frigo, ging weer zitten, trachtte na te denken maar de afstandsbediening deed het nog altijd niet.
Volgens zijn zeggen was hij die avond lichtjes boven zijn theewater, maar naar wat ik van hem al aan de wal gezien had zal hij goed onder de olie geweest zijn.
Gefrustreerd zwierde hij de afstandsbediening voor zich uit. Ze viel op de eiken salontafel met rustieke tegels, kaatste verder en viel op de tegelvloer.
Hij ging dan maar slapen. De volgende ochtend stond zijn pa aan zijn bed. Of hij onmiddellijk de rommel kon komen opruimen. Rommel?
In de woonkamer zag hij dat zijn bord er nog stond, en dat er hier en daar wat eigeel mocht opgekuist worden. En toen liep hij met blote voeten in plastic scherven. Er stond hem vaag iets voor van een afstandsbediening ... Eigenlijk wou hij liefst terug gaan liggen.
Het was de afstandsbediening niet. De afstandsbediening lag op haar plaats, bij het programmablad in de krantenbak, dat zag hij in het voorbijgaan. Wat achter hem op de vloer in gruzelementen lag was de nieuwe rekenmachine van zijn pa. Een technische rekenmachine van TexasInstruments, een stuk van toen 20.000 BF. De jonge zeeman was op slag nuchter.
Hij is die voormiddag de rest van zijn vakantiegeld gaan afhalen, om de som netjes aan zijn pa af te geven.
Dé Toer. Die zomer was ik helemaal in de ban. Niet van de ronde maar van het circus er rond en dan vooral van de randinformatie van Michel Wuyts. En ik was helemáál weg van het taalgebruik van José De Cauwer. Het was bijna idolatrie. Idolatrie. Op mijn leeftijd? Nu ja, 'k had hem nog maar pas ontdekt hé, 't was nog allemaal pril en nieuw.
Naar Michel Wuyts luisterde ik voor zijn rustige stem en voor de weetjes naast de baan: wijnstreken, kastelen en andere warme stenen. En naar De Cauwer luisterde ik voor de gebakken lucht over de wielen en de renners. Ongelooflijk hoe die man kilometers aaneen weet te praten met uitdrukkingen van eigen vinding.
michel wuyts josé de cauwer
Volgens Wikipedia is hij co-commentator. Volgens mij was hij de ontwerper van een TaalWonderland. En ik was Alice. Met de stem van de Cauwer als gids tuimelde ik van bewondering naar verontwaardiging over wat de renners meemaakten en ik gleed van meewaren naar weemoed: waarom mag dat taaltje niet kunnen? 't Zou moeten maggen!
Wuyts & De Cauwer zorgden ervoor dat ik vanuit keuken, woonkamer & bureautje drie weken pret en plezier beleefde aan Frankrijk.
Toen het 't jaar daarop juli werd dacht ik ha! Wat zou hij dit jaar brengen? Niet de Toer maar De Cauwer. En juli die zomer sijpelde mijn cent dat de taal en de stijl van De Cauwer geen knappe act of goedgevonden gimmick is maar blotte realiteit. De man kán gewoon niet anders.
Het cliché van vogeltje-&-gebekt laat ik hier weg. Wie wil kan het er zelf bij denken.
Die tweede zomer was 't gewoon meer-van-'tzelfde. 'k Had het allemaal al eens gehoord. Wat ik het jaar tevoren taalvondsten dacht waren gewoon repertoire-items. Tja. Dat zal me leren mijn verwachtingen zo hoog te spannen.
De instructeur had er zin in die dag : de voorrangsregels op het water, wie van stuurboordzijde nadert, die heeft voorrang. Bij deze voorrangsregel kwam eigenlijk als allereerste regel 'goed zeemanschap', waarmee hij bedoelde zinnig zeemanschap. Dat wil zeggen :
- Ook al heeft men voorrang, ook al heeft men het grootste gelijk: men vermijdt de aanvaring en dat betekent UIT-WIJ-KEN.
Dat illustreerde hij met een voorbeeldje van 50 ton.
- Wanneer een potvis van stuurboord komt, dan heeft hij voorrang, dan wijkt men uit. Wanneer zo'n beest van bakboord komt … ook.
Het vak Statistiek was een bijvak en toch heb ik er de allerslechtste herinneringen aan. En de naam van de vakidioot ken ik meer dan veertig jaar later nog. 't Zit dus diep hé. Of beter: het heeft ooit diep gezeten. Er is wel een troost, na meer dan 40 jaar sta ik in ongeveer alle statistieken & -tiekjes.
In de polls van SenNet klik ik ongeveer elke keer aan wanneer ik daar langs kom. In de HLN polls ook, want bij die krant moet ik zijn om een dagelijkse portie boembaloe-nieuwtjes te sprokkelen. En passant doe ik daar dan ook de % verspringen. Tot zover de percentages waar ik actief aan meewerk. Maar ook zonder dat ik me inspan wordt er over mij geschreven.
Op gezondheidssites lees ik in cijfers hoe erg het gesteld is met mijn slaapgewoonten, met mijn lever, mijn longen, mijn hart, mijn hersenen en met mijn generatie in het algemeen.
In de tabellen over auto-ongevallen en bij de verzekeraars zit ik in de goede categorie : bobonne veroorzaakt niks, haar overkomt niks, ze doet niks. Over al dat niks worden cijfers bijgehouden. Daar verdienen mensen hun brood mee. Zo ben ik nog nuttig.
In tabellekes allerlei: over bloemen kopen, meloen eten, auto zelf wassen, de babyboom, auto niet zelf wassen, in solden kopen, vrijwilligerswerk doen, spuitbussen weigeren te gebruiken en slapeloosheid, overal ben ik bij. Anoniem, maar wel aanwezig in al die tabellen vol cijfers en in de interpretaties die erop volgen.
Besluit: Ik ben een GG, een Gewoon Gemiddelde. De Mie met het Hoedje is een Jeanneke Modaal. Dat is een zeer rustgevende gedachte. Nu dat slapen nog.
Suggestie, dat systeem werd aan boord ook vaak gebruikt. In de tropen veranderde bij veel gezellen de voorkeur voor de bureaublad-achtergrond. De schaars geklede geglooide dames verdwenen van de computerschermen. In de plaats kwamen besneeuwde glooiingen. Ongeveer alle schermen kregen witte berglandschappen. Of close-ups van ijspegels. Of sneeuwvlaktes, dé suggestie van koelte tot aan de einder.
De airconditioning voor de controlekamer van de machineruimte (ECR, Engine Control Room) en de airconditioning van de Brug krijgen voorrang op die van de bewoning, omdat op die twee plaatsen de elektronica van het schip staat. Op tankers komt daar nog eens de CCR bij, de Cargo Control Room. Die ligt meestal binnen de bewoning op hetzelfde deck als de mess en de keuken en de andere publieke ruimtes. In die drie ruimtes, Brug, ECR, CCR, is 26°C de uiterste boven-limiet. Er wordt een marge voorzien, het is er gewoonlijk 22°C, misschien een klein ietske meer. Op de Brug waarschijnlijk wel, daar gaat al eens een buitendeur open en dan gulpt de warme vochtige lucht binnen.
Een paar decks lager, wanneer men langs de deur van de CCR loopt voelt men een geut koude lucht uit het deurgat gespoten komen. Alsof een koelkamer is blijven openstaan. Want elders in de bewoning is het flink boven de 26°C en het contrast is zeer plots.
Het contrast is nog groter voor de deckofficieren (stuurlieden). In haven houden zij zich bezig met het laden (of het lossen) en ze moeten van de frisse CCR al eens aan deck, naar de cargo manifold, daar waar de leidingen van de wal gekoppeld zijn aan de leidingen van het schip. Bij die manifold houden matrozen de wacht en er is walkietalkie contact met de CCR, maar de deckofficieren zijn de verantwoordelijken tijdens de periode van hun wacht (6h/6h = havenwacht), ze gaan dus vaak aan deck om ter plekke het laden of het lossen te volgen.
nog geen walconnectie wiki de vier manifold pijpen, op de foto zijn ze nog niet aangesloten op de leidingen van de wal
Aan deck is het tropisch warm, mogelijk 40°C. De staalplaat onder de voeten is ooit gemeten tot 60°C, mogelijk meer. Vandaar dat de zolen van het schoeisel hittebestendig moeten zijn. Bij de officiële werkbottinnen is dat geen probleem. Met ander schoeisel smelt men soms vast aan het deck.
Maar ik dwaal af.
Wanneer in de tropen iemand van deck binnenkomt en onmiddellijk weer de CCR in moet, gaat de afkoeling van het lichaam zeer plots, te plots. Daarom hangen ook in de tropen parka’s in de CCR, die kunnen de officieren van wacht rond de schouders hangen wanneer ze terug binnen komen.
Eenzelfde soort parka’s gebruiken de mensen van de keuken in de vrieskamers een deck lager, bij –18°C.
Op het ene verdiep (level of deck heet het eigenlijk) waar de cabines zijn, de persoonlijke verblijfjes, hoopt men dat zelfsuggestie een beetje helpt om het hoofd koel te houden, een deck of twee lager heeft men een parka nodig om plotse afkoeling te vermijden.
Nog iemand zin in De Tropen ? Als ik me goed herinner houden zeelieden meer van de gematigde klimaatgordels.
Als ik je verlaat omdat mijn leven breekt en ik je niet kan vinden word jij dan steeds ons beiden
Als ik er niet meer ben jij de ogen nog wilt zijn die zeggen wie ik was wie wij zijn alsof er nog een ons bestaat
Als je naast me staat je handen aan de beker die ik vergeet te legen terwijl ik jou al niet meer ken mijn haan al heeft gekraaid Scheur dan jezelf in tweeën
Vergeet maar wie ik ben Hou vast aan wie wij samen waren toen ik bestond een ongeschonden wezen voor jou voor altijd
Dat vind ik zo'n schrijnende lijn. Zo pijnlijk, dat woord 'alsof'. Maar alsof blijft niet werken, met alsof doet men geen wonderen want er komt het moment van besef dat alsof niet meer is dan dat : alsof.
Een heel rijk gedicht, vind ik persoonlijk. Het gaat over een verdwijnen? In dementie, door een aandoening, door wegdeemsteren … het gaat over iemand die nu al een verzoek heeft aan de partner die dan zal treuren. Rauw en raak. En ook onbarmhartig. Maar waarom ik de tekst onbarmhartig vind, weet ik nog niet helemaal.
"Erwin van Leeuwen is werkzaam in de gehandicaptenzorg als begeleider op een woonvorm voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel. Centraal staan zijn ervaringen in het werken met deze gehandicapten. De stijl van zijn gedichten is langzamerhand steeds verder verschoven naar het vormen van 'beschouwende miniatuurtjes'.
Van Leeuwen werd geboren in 1963 in Den Haag. Hij is enthousiast 'Hagenees' in tegenstelling tot 'Hagenaar'. Voor wie niet in dit centrum van het universum bivakkeert: de Hagenaar bevolkt het beschaafde deel van 's Gravenhage en de Hagenees het vrolijke deel."
Wees niet bang om langzaam voorwaarts te gaan, wees alleen bang om lang stil te staan.van P² - 2016
Gisteren was het hier omgekeerd, exact omgekeerd. Ik was bang om te bewegen en niet bang om stil te zitten. Zo stil als Aborigines de hitte in the bush ondergaan. En ademen was een bezigheid op zich.
Oké, vandaag is het een andere dag, ander weer en ben ik niet bang meer om iets te doen. Langzaam iets te doen.
De temperatuur is gezakt naar leefbare streepjes en de beloofde wind is toegekomen. Langzaam doen is nu oké. Gisteren niet. Gisteren bleef ik roerloos. Zo roerloos als een hagedis. Met dat verschil dat een hagedis in de zon blijft stilzitten, ik niet. Dat beest zit stil om op te warmen. Ik zat stik-stil om vooral geen energie te verbruiken en warmte te ontwikkelen. Want die warmte moet men dan weer zien kwijt te raken. Nadenken? Geen denken aan. Dan verhit de materie onder mijn hersenpan. Typen? Nee hoor, niks getokkel, dat was veel te vinnig in die temperatuur.
Er was een verkoelende wind beloofd. Een correspondente had hem aan de kust al om 15h45 al gevoeld, wij hebben hier nog moeten wachten tot een flink eind na middernacht. Waar waaien winden naartoe? Ze weten toch dat er mensen zitten te wachten! Maar de beloofde regen hebben we niet gehad, evenmin bliksem en donder. Zelfs geen troostend gerommel in de verte.
Er schoten me gisteren herinneringen te binnen over heat exposure en heat stroke. Aan boord verschillende keren gezien, dat eerste, oververhitting. En wat zoiets doet met een mens. Maar ik had niet de moed om dat gisteren te vertellen en in te zenden wat hitte met een lichaam kan doen.
'k Dacht liever aan de reizen op de Grote Meren tussen Canada en de States, in de lente, wanneer er nog ijsschotsen drijven en een heel schip plots koud wordt. Écht koud. Of aan de Botnische Golf (bij Baltische zee) in de late herfst, wanneer de koude hier en daar een actief fenomeen wordt. Als een spook.
Op Discovery Channel was er een documentaire over Alaska, Alaska in de paar weken zomer die ze daar hebben. Telkens een kort zomertje vol gevaarlijke hoeveelheden muggen. Daar heb ik weg gezapt want muggen waren hier gisteren te over. Meegekomen met de zuidwester van de kust?
Pyrus Communis = perenboom, perelaar, Felix Manipulata Domestica = kat
Er staat een peer voor m'n raam Pyrus Communis is z'n volle naam Maar ik spreek hem altijd aan met peer Dat geeft onze verhouding beter weer
Er loopt een kat langs m'n raam Felix Manipulata Domestica is z'n volle naam Maar ik spreek hem altijd aan met kat Want als hij dat liever heeft dan doe ik dat
En altijd als het lente wordt Is m'n peer zo gesloten, m'n kat vort En waarom ik ze mis Hoor ik pas als het lente is
Dan ga ik voor m'n geopende venster staan En kijk m'n peer lang en zwijgend aan Totdat hij blozend door z'n bloesem zegt "Waarschijnlijk over een week of drie Heb ik kleine peertjes maar 'k weet niet van wie Vind je me erg slecht?"
En dan komt m'n kat grijnzend bij m'n venster staan En kijkt me handenwrijvend aan En zegt terwijl hij lacht: "Het zal nu vast geen drie weken meer duren Of er zijn kleine poesjes bij al onze buren Had je dat van mij gedacht?"
En als ik ze dan feliciteer, dan kijken ze naar mij Dan vragen ze: "En jij, jij bent toch niet verkeerd?" Maar als ik ze dan alles uitleg en vertel Dan zeggen ze: "We begrijpen je wel Wat moeilijk leven is het met een pa en een ma Was je maar een Pyrus Communis of een Felix Manipulata Domestica"
Jaap Fischer, 1961
In 1961 was ik negen jaar, ik had geen flauw benul van dat soort kriebels, de hormonale kriebels, maar ik kende wel de tekst rats uit het hoofd. Omdat het voorlaatste lijntje ongestraft gezongen kon worden, het kwam immers van dé Jaap Fischer.
'k Stond aan te schuiven bij de kassa van een kledingketen. 'k Maak me al lang niet ongeduldig meer in zo’n wachtrijtje. Een wachtrijtje aan de kassa is een eenheid van tijd, plaats en handeling. Heelder klassiekers spelen zich daar af !
Voor mij stond een koppel blije dertigers met een jongetje van 7 of 8j. Op de rolband lagen twee stoere sweaters, een mannenmaat en een kindermaat. Wordt er eigenlijk wel zomerkledij verkocht met dit weer ? De mevrouw stond te glunderen, de meneer stond te glimlachen. Mevrouw betaalde.
De kassierster pakte de sweaters in en zei tegen de kleine :
- Da's mooi hé, nu hebt ge dezelfde sweater als de papa!
Waarop de jongen, puur informatief, maar wel luid & duidelijk genoeg voor iedereen :
- Hij is mijn papa niet hoor. Hij is onze postbode.
Ziezo ! Nu weten wij allemaal hoe het daar thuis zit, het was de postbode.
m – HiH-07/2016 - vertelsel van RD, mijn groetjes aan die dappere man van bpost
Een hond bijvoorbeeld? Zelf heb ik altijd dieren gehad, zeker toen de kinderen nog thuis waren. Hoe bizar het ook klinkt, soms hoor ik zeggen: “Als ik ooit alleen kom te staan dan schaf ik mij een hondje aan”, gezegd van vrouwen, oudere natuurlijk.
U weet niet waar u aan begint, zo een mormel dat jankt, dat doet zijn behoefte in huis, moet overal mee, moet op uw schoot en soms in je bed, loopt altijd achter je gat. U kunt niet meer op reis, U mag niet meer in het restaurant, alles hangt vol haren. Maar … De voordelen, de vriendschap die u er van krijgt, zo een beestje kan u op den duur niet meer missen. U praat ertegen, het gevoel dat u niet alleen bent, u kunt terug voor iets zorgen, het vlijt zich tegen u aan, als ge er aan begint is het niet meer te missen.
Onlangs waren we op een receptie. Er was ook een zaakvoerder met enkele medewerksters, bij een van de jonge dames hing een tas om haar hals met een opening bovenaan, waar een hondenkopje uitstak, een Chihuahua. “Het gaat altijd met mij mee”, zei ze. “Overal, maar dan ook overal.” “Ook op de zaak?”, vroeg haar baas. “Jaja”, zei ze. Hij had het nog nooit gemerkt, het beestje weegt 1 kilo en kan in je binnenzak.
Een poes dan, die heeft een vrije loop en is misschien makkelijker. Dat zeurt niet zo en daar hebt ge ook vriendschap van. Vroeger deden die hun boodschap buiten in de hof, nu moet dat in een bak in huis zijn, vies vind ik dat. Dat komt ook op je schoot liggen en spint dan, zalig genietend van je lichaamswarmte.
Ik griezel er nu nog van, we waren op vakantie in een warm land en liepen op het strand. Het was er druk, een mevrouw wandelde er met haar piepklein hondje, het liep los zonder lisje. Plots komen er twee verwaarloosde hele grote smerige honden afgelopen, iedereen was er bang van. Die nemen dat klein beestje in hun muil en scheuren dat diertje in stukken voor de ogen van die vrouw en honderden omstanders.
Ik nam een stok die er lag van een strandzeil en ging er op af, de moordenaars keerden zich razend tegen mij, met het bloed en de overschot van dat kleine beestje in hun muil. Ik vond mijzelf laf, maar niemand hielp en met korte broek en op blote voeten in een vreemd land op vakantie… Ik moest achteruit, ik ben er nu nog niet goed van na al die jaren. Die mevrouw was in alle staten en schold iedereen uit voor lafaards. Ik kreeg een klein knikje als dank, ik weet niet waarom. Haar hondje was dood en in stukken gescheurd.
Ik vertel dat verhaal nu nog aan iedereen.
Toen kwam de politie, de honden werden gevangen met een net en afgevoerd. Het was zo angstaanjagend, ik krijg er nu nog kippenvel van. Ik heb het overschot van haar beestje in een plastiek zak gedaan. Het bandje rond zijn hals was in twee gebeten, het kopje lag ernaast.
Ik heb het zakje naast de wenende vrouw gezet. Ze keek niet op.
Ik voelde mij beschaamd en laf, ik had teveel aan zelfbehoud gedacht. Als ik sneller gereageerd had dan had het hondje misschien nog een kans gehad? Mijn gedachten werden gans die vakantie overschaduwd door dat voorval. Zelfs als ik er nu nog aan denk ben ik er nog niet goed van.