Het dochtertje van mijn zus Tina was de enige van de nieuwe kleuters die niet weende of huilend aan de rokken van haar mama ging hangen. Toppié beende dapper en onverschrokken naar de Juf, gaf een handje en stapte zonder omzien een nieuwe fase van haar leven binnen. Iets om fier op te zijn, dacht ik.
Bij de deur wuifde ze wel nog efkes. Zo'n beetje terloops van opzij. Heel dapper, vond ik mijn nichtje.
Dat Tina daar anders over dacht zag ik aan een stille traan. De rest van de dag was ze triest omdat haar kleine zo vlot, bijna gretig haar hand losgelaten had.
Tina had Toppié zo goed voorbereid dat ze uit het oog verloren was dat ze die eerste dag misschien zichzelf zou moeten schrap zetten.
Die week las ik in het TV-blad, blz 6 linksonder, iets over een oude kindervriendschap. En jawel, die tekst kwam uit Wikipedia. Dat is gemakkelijk, geen typewerk, enkel kopie-plak :
Op 13 september 1952 publiceerde Het Parool het eerste Jip-en-Jannekeverhaal, waarin Janneke het nieuwe buurmeisje is van Jip. Het laatste verhaal verscheen op 7 september 1957.
Elk Jip-en-Jannekeverhaal werd door Schmidt in luttele minuten geschreven in het rumoerige redactielokaal van Het Parool. Sommige belevenissen van Jip en Janneke zijn gebaseerd op avonturen die Schmidts zoontje Flip en diens buurmeisje daadwerkelijk beleefden. De verhaaltjes werden geïllustreerd door een andere vaste Paroolmedewerkster, Fiep Westendorp.
Vermits zoon Flip in september 1952 -en het buurmeisje misschien ook- vijf jaar oud waren, dan zijn Jip en Janneke nu vandaag ouder dan 70. Dat is een lang leven voor een personage.
Zo'n 17 jaar geleden kwamen hier twee achternichtjes van LM logeren. Aan LM 's kant van de familie waren wij toen al grootoom en groottante.
Ze monsterden de boekenkasten. - Leest gelle dat allemaal ? - Ja hoor. - Alles ? - Ja hoor. (ja, op een paar na) - LM ook ? Dit was geen gesprek meer, dit was een verhoor. - LM nog veel meer dan ik. Daar werd over nagedacht. - Wij hebben een nieuw boek bij, zei de oudste. Om vanavond voor te lezen. Maar dat boek kent gij niet. - Laat eens kijken ? vroeg ik. Ze doorploegde de inhoud van haar tas en haalde iets tevoorschijn. Van ver herkende ik de silhouetfiguurtjes van Fiep Westendorp. - Ah! Jip en Janneke, zei ik blij.
Ze gaf het boek uit handen en ik bladerde. Het kind bleef stil. Ik keek op en zag op haar gezicht een mengeling van ongeloof en nog iets.
- Ként gij Jip en Janneke? vroeg ze. - Ja, natuurlijk. - Maar ... gij hebt geen kinderen. - Toen ik klein was las ik zelf Jip en Janneke. En ik heb die verhaaltjes jaren voorgelezen aan mijn zussen.
Daar ging haar toverwereldje. Dat een oud mens van toen 50 Jip en Janneke kende, niet alleen kende maar jaren hun vriendschap gekoesterd had en zich er nu nog mee verbonden voelde, dat deed af aan de glans van haar boek. Jip en Janneke waren OUD ? Toen ik haar snuiteke zag voelde ik me een fossiel. Het ging niet over wat ik wist of kende, het ging over hun gloednieuw boek dat háár wereldje was en dat van de kleine zus. Nog voor het avondeten ben ik begonnen met voorlezen met alle voorzichtige stembuigingen en intonaties die een fossiel ter beschikking heeft.
-----
Bij dat klein weetje van toen in het TV-blad, blz 6 linksonder vroeg ik me af hoe het met de kindervriendschap van Flip en het buurmeisje verder gegaan is, sinds 1952.
Het gedicht 'Aan Rika' van Piet Paaltjens (François HaverSchmidt, 1835-1894) vond ik geestig en de manier waarop Marcel Vanthilt het bracht –in Winteruur, bij Wim Helsen- was grandioos. Ik wist niet dat Vanthilt kon voordragen : https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/winteruur/2/winteruur-s2a26/, 10min16
Toen ik vannacht Net-artikels las over Piet Paaltjens kwam een aantal dingen boven drijven. Door de titel van de bundel kreeg het gedicht plots een andere interpretatie, andere klemtonen. Snikken en Grimlachjes heet de bundel, uit 1867.
"De gedichten vielen in de smaak bij een groot publiek, waarschijnlijk dankzij de humoristische, melancholisch-romantische toon of misschien wel omdat de gedichten 'zedelijke strekking' misten, zoals HaverSchmidt zelf in het eerste voorwoord schrijft."
Dominee zijnde zette hij zich af tegen de dominee-poëzie, de geheven vingertjes, het benepen moralistisch gedoe van zijn tijd. Geen 'zedelijke strekking'. Dat had een verademing kunnen zijn, maar hij had nog andere, zijn eigen demonen te bestrijden.
"Typerend voor de poëzie van Paaltjens is de combinatie van romantische clichés (onbeantwoorde liefde, hooggestemde gevoelens, natuur), met ironie en met platte realiteit."
Persoonlijk vind ik dat een prima combinatie, eerst over hooggestemde gevoelens zwijmelen en in één adem zeggen dat het tijd is om aardappels te gaan schillen, platte realiteit. Met mogelijkheid tot verder zwijmelen tijdens het schillen.
"Zijn breuk met het zorgeloze studentenleven en de vaak uitzichtloze situaties in levensomstandigheden van zijn kerkgangers maakten dat zijn sombere aard zich versterkte en hij ging lijden aan depressies. Het overlijden van zijn echtgenote in 1891 was mede de aanleiding om zich in 1894 in de bedstee op te hangen met een koord."
"HaverSchmidt bestreed in dit boekje zijn neiging tot depressiviteit door het sentimentalisme in zijn poëzie belachelijk te maken."
Zou Drs. P met dat laatste rekening gehouden hebben? Niet dat het nog nodig is, 'k vraag het mij af, meer niet.
Uit mijn schooltijd herinner ik me niks van Paaltjens. Zijn werk is gloednieuw voor mij. Nahon stond toen wel in onze bloemlezing voor Nederlands maar Paaltjens niet. Paaltjens was dominee, zou het daarmee te maken gehad hebben? Want de oecumene was wel in zwang, maar niet verder dan wekelijks een vermelding tijdens de godsdienstles en een paar ingetogen reidansen tijdens de viering. De schoolboeken waren nog niet oecumenisch bijgewerkt en herdrukt.
Of heb ik hem domweg niet onthouden omdat het werk van Paaltjens toen al zo hedendaags aanvoelde? Het waren de hoogdagen van het Nederlands cabaret. We werden via de radio ongeveer dagelijks verwend met tekstwerk van kwaliteit. We konden de namen van al die begaafde tekstschrijvers amper onthouden. Dus wie was Paaltjens? Gewoon het zoveelste talent van die periode ... Fout! Paaltjens was eerst, hij was 100 jaar eerder.
Zo blasé waren wij toen in ons puber-klasje. Tijd verspillen aan lachen met Kloos en met Nahon, terwijl Paaltjens 100 jaar tevoren al breed de weg bereid had voor dat klein klasje daar en voor alle écht begiftigde tekstschrijvers in de buitenwereld. Die kenden Paaltjens natuurlijk wél.
De verkoopster las hen geroutineerd de uitleg voor, want de lettertjes in de folder waren wat klein :
“Deze LED zonne-energie lampenset, bestaande uit 2 stuks, wordt compleet geleverd met buis, anker en oplaadbare batterijen. Het is een prachtige lichtdecoratie voor in uw tuin, patio, langs tuinpad of op het balkon. Iedere balvormige lamp is gemaakt van duurzaam plastic. Met vier 0,1W LED peertjes per lamp, hebben de lampen een totaal vermogen van 0,4W. De complete set levert 0,8W aan licht.
De tuinlampen zijn gemakkelijk te installeren en plaatsen. U kunt de hoogte van iedere lamp aanpassen door een of twee buizen te gebruiken. Zodra het donker wordt, gaan deze lichtjes automatisch branden. De lengte van de branduren is afhankelijk van de weersomstandigheden, maar gebruikelijk is 8 branduren bij 3-urige blootstelling aan zonne-energie. De lampen zijn milieuvriendelijk aangezien de lampen zelfvoorzienend in stroom zijn middels de zonnepanelen. Ook hoeft u geen elektriciteitsdraden aan te sluiten in de tuinen zijn deze lampen veiliger in gebruik en bovendien gemakkelijk te verplaatsen naar een nieuwe locatie. Deze eenmalige investering zorgt voor gratis verlichting voor de rest van de levensduur van deze lampen.”
Dat duurzaam plastic had haar doen beslissen. Duurzaam wil toch zeggen dat het tegen een stootje kan hé ? En de 'eenmalige' investering ook natuurlijk. En hij dacht : geen elektriciteitsdraden, zoveel te beter! In gezamenlijk overleg meenden ze drie sets nodig te hebben. Voor 150 €, een eenmalige investering, waren ze gesteld. Dat was zaterdag.
Op maandag stond de mevrouw al terug in de winkel. Of ze die ballonnen ook apart verkochten, dus enkel het plastic gedeelte van de verlichting, zonder de buizen. Nee, helaas, er zijn geen vervangstukken verkrijgbaar. De lampen kwamen als complete set op de markt én ze worden per twee stuks verkocht. Dan zat er niks anders op, dacht de vrouw, en ze schoof een briefje van 50€ over de toonbank. Ze liet de verkoopster de grote doos in het karretje leggen en met moeë schouders ging ze richting deur.
De maandag daarop stond ze er opnieuw. Weer voor een set tuinlampen. Ze vroeg hulp om de doos in haar karretje te leggen. Die dingen zijn zo groot. Ze gaf 50€. De verkoopster ging mee om de doos in de auto te leggen.
De maandag daarop … 50€, doos, karretje, auto. - Bent u de tuin aan het heraanleggen? vroeg de verkoopster. Wij kunnen alles wat u nodig heeft in één keer aan huis leveren als u dat wenst. - Och nee kind, zei de Mevrouw, het tuinpad is heraangelegd sinds mijn man op pensioen is. Hij zocht een hobby en een sport. En hij ging bij een pétanqueclub. Maar oefenen doet hij ook thuis natuurlijk. Op het tuinpad.
m – HiH-09/2016, bijgewerkt –naar een gegeven van RD, het gewicht van een pétanque bal is tussen de 650 en 800 gram
Iets waar jonge moeders zeer gevoelig voor zijn, is ongevraagd advies. Met de nadruk op ongevraagd. Bvb plots iets roepen als Niet Doen!
Kijk, deze moeder, haar blik zegt alles: - Niet Doen? Het jong moet zich kunnen uitleven. Waar moeit gij u eigenlijk mee …
Ze is oprecht verwonderd over de onbeschaamdheid van de uitroep. Ongevraagd advies, zoiets wordt niet gedaan. Ze is niet verbolgen, dat niet. Zij staat daar boven. De onverschilligheid waarmee ze het advies naast zich neerlegt vind ik majesteitelijk.
Het jonkie in kwestie beleefde in de beslotenheid van de woonst een zeer interessant jungle-avontuur met haar ma. En nu is er plots commotie? Met ronde oogjes komt ze kijken waarover het gedoe gaat.
- Niet aantrekken kleintje, mama waakt, het is die domme mens weer, met de klikdoos.
Op een zonnige dag reed ik naar naar de supermarkt met mijn schoonmoeder als passagier. Zij was een oude dame, die met een stok liep. Op de parking aangekomen stapten we uit, gingen de winkel binnen om onze boodschappen te doen. Buiten gekomen, naar onze auto gestapt, tassen ingeladen.
Toen zag ik twee agenten uit een combi stappen en naar mij toe komen. Stoere kerels, mijn schoonmoeder zat reeds in de auto en ik stond aan de open deur.
"Heb je aan joy riding gedaan?" vroeg de agent. "Neen, natuurlijk niet" lachte ik de vraag weg . "Wat is dat, joy riding ?" vroeg schoonmama. "Dat is rondjes rijden, de ramen open, heel luide muziek laten horen en veel kabaal maken."
"Er werd een seintje gegeven vanuit de supermarkt, dat er joy riding gebeurde op de parking" zei de man van de wet. "Je hebt een lichtblauwe auto, ronde koplampen, je bent samen: met een oudere vrouw met een stok dus...dat klopt!".
"Wie doet nu zoiets, ik heb geen vijanden, geen enkele!"...
"'Tja, zei de agent, als wij een telefoontje krijgen, dan moeten wij komen, vandaar. Dit is niet de eerste keer, hoor, zoiets gebeurt regelmatig!"
Zij zagen in dat het loos alarm was. Gelukkig voor ons, maar... wie doet nu zoiets?van GMA
Volgens mij was dat niet tegen u of tegen uw schoonmoeder persoonlijk gericht. Keken er toen hoger gelegen ramen uit op die parking?
Waarschijnlijk zat daar de telefoonpleger. Te kijken naar wat er zou van komen, van zijn telefoontje.
Het scenario zoals ik het zie :
Een puber heeft huisarrest omdat hij ongevraagd de wagen van zijn ma of van zijn pa geleend heeft en daarbij mogelijk schade aangericht heeft. Daar kwam dan politie aan te pas. Hij is nijdig nu, op zijn ouders, op de politie en op de wereld in het algemeen die een jongmens geen lolletje gunt. Hij zit uit het raam te kijken.
Hij ziet op de parking van de supermarkt twee gemakkelijke slachtoffers uitstappen : een dame van middelbare leeftijd en een oudere dame die met een stok stapt. Prooi. Het verongelijkt wezen ruikt prooi.
Met zijn GSM (met herlaadkaart) belt hij de politie en geeft ulle signalement. De herlaadkaart was in 2003 nog anoniem, daardoor kon de beller niet opgespoord worden. Maar die zat wel uit het raam te kijken. Zijn genoegdoening was van korte duur natuurlijk.
Hoe het wezen zich op die saaie dag verder troostte laat zich raden. De situatie op de parking was een kwestie van pukkelhumor, volgens mij.
Er zijn natuurlijk andere versies mogelijk dan deze. Mensen in een drugseuforie?
Dat de telefoonpleger in een andere wagen op de parking zat te grinniken of te hinniken, is ook een mogelijkheid. Maar dat vraagt al meer lef natuurlijk, zoiets doen van ongeveer vlakbij.
Vandaar mijn vraag in het begin, keken er toen hoger gelegen ramen uit op die parking ? Als de parking omgeven is door bomen, hou er rekening mee dat die 14 jaar geleden niet zo hoog stonden als vandaag, dat er toen mogelijk kijk op de parking was.
De ochtendlucht zag er gisterenmorgen niet zo helder uit als eergisteren. Er was ochtendgrijs, meer vocht. Dat leek me al een koel vooruitzicht, maar ik dierf er niet voluit blij mee zijn want hoe snel verdampt ochtendgrijs ? Mogelijk zeer snel.
Waterdamp, dacht ik. Ik moet water doen verdampen. Als ik nu eens een rits waterbakjes zet op de vensterbank van het keukenraam vooraan. Daar hebben we geen luifel, daar heeft de zon vrij spel op de arduinsteen die dan opwarmt en pal voor het raam een gordijn van warme lucht optrekt. Als ik daar een rij waterbakjes zet, dan is die steen uit de zon, afgedekt met een laagje water. Dan komt er geen gordijn van warme lucht. Het water slorpt de warmte op, niet de steen! Doen.
Er kunnen precies zes bakjes over de breedte van het keukenraam. 'k Heb ze voor drie kwart met water gevuld. Tijdens het vullen is er geen enkel naar beneden getuimeld, alles oké. En ik deed de gordijntjes dicht. Voor de rest van de dag.
's Avonds, toen de zon moe geworden was maar alle gevels nog nazinderden, stond er beduidend minder water in de bakjes. Ik schat een 2cm minder. In de keuken is het de hele dag koeler gebleven dan gisteren. Hoeveel graden het buiten was weet ik niet, 'k ben niet gaan kijken, ik wou het niet weten.
Maar ik ging op het balkon wel regelmatig de reling en de vensterbank, ook al hebben die schaduw van de luifel, nat maken met de verstuiver. De luifel is zonnewerend maar niet hittewerend, daarom.
Wanneer ik de reling nat spoot zag ik het water verdampen. Na een tweede keer sproeien koelde de reling merkelijk af. Bij de derde keer bleven de waterdruppels eindelijk staan.
Tussen de reling en de vensterbank logeert een kleine spin in een bescheiden web. Zij kreeg ook een neveltje water want alhier zorgt men voor mens en dier.
Op de vensterbank verdampte het water iets minder snel dan op de metalen reling. Maar de geur van natte steen was wel meer troostend. Dat kan ik iedereen aanraden : vernevel de arduin nat, al was het maar voor de geur. Zo ging ik om het half uur (keukenklokje) op het balkon de reling en de vensterbank natsproeien.
- Zeg, dat water is een project aan het worden zeker ? vroeg de hij des huizes. - Vindt ge ? - Ge zijt er danig mee in de weer, ja. Ga zitten of ge krijgt een hitteslag. Ga wat typen. Gelijk wat.
Misschien had hij gelijk. Maar misschien hé, misschien heb ik ook gelijk, met mijn watergedoe. 'k Heb ooit een bloemenwinkel gezien met een watergordijn aan de binnenkant van het uitstalraam. Die verticale watervlakte hield het binnen draaglijk, tegelijk door het continu stromen én door het verdampen.
Goedgoed, mijn waterwerk is wat primitief, zeer primitief. Desalniettemin en de hitte daar zijnde, heb ik niets onverlet gelaten, zoals men dat vroeger welsprekend wist mede te delen. Maw : dat LM mij laat doen of ik val in de warmte flauw van het niks doen tegen de hitte.
Wanneer ik morgen mijn waterproject verder zet hou ik Händel in gedachten. Dat geeft ietske grandeur aan de witte plastic waterbakjes en aan mijn gedoe met het sproeiertje op het balkon.
Stel, ge woont in een kasteel. Niet in een paleis, maar in een kasteel. Iets met vestingmuren, kantelen, wachttorens en schietgaten. En een valbrug want rondomrond de muren is natuurlijk de slotgracht met water. Of geen water, een droge gracht? Dat moogt ge zelf kiezen.
Het bezoek, want het is een komen en gaan van bezoekers in zo’n doening, - herauten, vazallen, wapensmeden, ketellappers, en de groenteboer- vraagt waar de WC is. Ja daar gaan we weer, 't is weer van pi* & ka*. Waar zijn de toiletten in zo'n middeleeuws fort? Die zijn bij de vestingmuren, zodat alles netjes extra-muros kan. Zo ging dat toen.
En alles was in die stijl natuurlijk. Ja hoor : m – EZW-11/2014, HiH-04/2017 - bijgewerkt
Werk volledig en tot in alle details af waar je mee bezig bent, voor je een nieuwe uitdaging aangaat. van P2
Bij mij zit dat omgekeerd ineen, P2Ke. Ik moet verschillende dingen in de maak hebben omdat de vorige moeten rijpen. Die laat ik efkes rusten. Die kan ik nog niet afwerken. De lijm moet drogen zou ik zeggen. Dan pas kan ik beginnen slissen en vernissen, de afwerking van de details. Ik moet teksten 'vergeten' om ze daarna met frisse ogen en onbevangen te kunnen lezen. Want anders blijft een tekst mijn-kind-schoon-kind en dat mag niet.
Ondertussen werk ik de oudere stukjes af, die zijn al rijp. En ik geef nieuwe teksten een korte aanzet, die zijn dan 'in progress' om nog eens scheepstaal te gebruiken.
Voor het ogenblik staan er 24 dingen in de steigers, allemaal in verschillende stadia van voltooiing. Dat is de map [in de maak].
Er is ook een map [misschien]. Daarin staan 249 dingetjes waar mogelijk iets in zit. Die map is het inspiratiebakje en bevat dingen verzameld in de loop van de week, de maand, het jaar of ze dateren van nog vroeger.
Want inspiratie is iets waar men actief mee bezig is, volgens mij. Inspiratie komt zelden toevallig, en ze komt zeer zelden op bestelling. Inspiratie komt niet langswandelen om efkes een uitgewerkte tekst te dicteren.
't Is maar om te zeggen dat iets van het begin tot het einde uitwerken en dan nog van afwerking voorzien ook, dat dat hier niet zo maar gaat.
In een atelier is de evolutie te zien van het ruw materiaal via half-afgewerkt naar gepolijst eindproduct, het is gelijk of dat atelier nu een ruimte is met cubieke meter opslagplaats of een laptop met opslagruimte in gigabytes, of een schrijfvloer. Schrijven is een ambacht en er lopen verschillende projecten tegelijkertijd, zoals in elk ander atelier. Het kan niet anders, volgens mij.
m -maar misschien had ge het niet over schrijven? – HiH-08/2015, bijgewerkt -
Als je begrepen wil worden zeg dan precies wat je bedoelt van P2
Jawel, maar soms is duidelijk en precies zijn niet voldoende. Vooral wanneer de gesprekspartners niet in hun eigen moedertaal praten en dan nog eens uit onderling ver verwijderde culturen komen.
De culturele achtergrond is vaak een grotere struikelblok dan de (gebrekkige) kennis van de tussentaal, in dit geval Engels of Frans.
Wanneer men na drie keer herformuleren, in eenvoudige bewoordingen, voor de derde keer een antwoord krijgt dat begint met 'yes, but' of 'oui mais' en 'in my country' of 'dans mon pays' dan begint dat danig op onwil te lijken. Wanneer dit dag in dag uit gebeurt, wanneer het een standaardreactie is, raakt het geduld van de spreker wel eens op. En dan vallen er woorden. Soms ook sancties. Want we zijn niet in your country of dans ton pays, we zitten in het midden van de oceaan, met een potentieel gevaarlijke lading, op een schip dat moet gevaren worden. NU.
Hoe precies men ook is in het woordgebruik, de communicatie kan worden gestoord door een wering in het hoofd van de toehoorder. En dan wordt het zwaar werken natuurlijk. Want aan onkunde kan men iets doen, maar defensieve onwil kan de werking en de veiligheid van het schip in gevaar brengen.
Duidelijk en precies verwoorden garandeert geen begrijpen of medewerking.
Twee mensen zijn op tocht in het Natuurgebied Yellowstone (USA). Daar kan vanalles gebeuren. Indrukwekkende dingen waar men stil van wordt. Gevaarlijke dingen waarbij men zich plots stil houdt. Héél stil. Men maakt geen geluid meer en geen beweging.
Op het einde van het filmpje toont het snuitewerk van de twee mensen hoe ze zich voelen na deze ontmoeting.
'k Heb zitten denken over mijn goede oude tijd. Dat waren periodes uit de kinderjaren, zeker weten.
'k Weet niet vanaf wanneer ik kon zwemmen. We lagen elke vakantie in de Middellandse Zee te plodderen en in mijn herinnering kwam ik er enkel uit om in het zand te spelen. En om te eten. En om te slapen.
'k Herinner me wel dat ik eens wat ver in het water gewandeld ben. Dat kan de zomer van '57 geweest zijn.
Een klein golfslagje bracht me nog een paar centimeter verder : diep! Ineens had ik geen grond meer onder de voet. Ik had de tegenwoordigheid van geest om mijn hoofd achteruit te houden en te zorgen dat mijn mond boven water bleef. Ondertussen wriemelde ik met mijn tenen op zoek naar grond. Die kwam, ik was de juiste richting uit gewriemeld, richting strand. Want met het hoofd in de nek ziet men enkel lucht natuurlijk. En misschien een wolkje. 'k Had evengoed de verkeerde richting kunnen uit tenen en dan zat ge dit misschien niet te lezen.
Terwijl ik naar de kant teende was er plots iemand die mijn hand nam en die vroeg "ça va?" Ik wou weg van die doe-goeder, want ik had het gevoel dat ik niks moest vertellen aan mijn Ma, over dat stappen in het water. 't Zou maar gedonder opleveren, te ver, te dit, te dat … De hand liet me los en ik was weer vrij. Iemand moet toch mijn ouders ingelicht hebben want iets later kreeg ik een snorkel en zwemvliezen. Mogelijk was dat de dag er na al.
Het was zo'n kindersnorkel, waar én neus én mond in passen en aan de tube zat een stopper, een kromming met daarin een pingpongballeke. Dat ding is nu compleet achterhaald wegens onveilig, maar toen was het een oplossing : 'als ze dan toch niet te houden is, heeft ze tenminste nog wat lucht'. Want ik wou overal komen waar ik niet kon geraken.
Snorkelen had het voordeel dat ik niet meer krampachtig deed met nek en schouders. Ik kon met mijn gezicht in het water liggen en toch kreeg ik lucht. Mijn armen zorgden voor de route en de zwemvliezen gaven me vaart. Waarschijnlijk heb ik leren zwemmen dank zij de snorkel. Schátten heb ik toen naar boven gesnorkeld. Mooie keitjes, mooie schelpen, een dood zeepaardje, stukjes afgesleten glas en af en toe een Franse cent … schatten !
Vannacht was er een paar keer een bui. Dat was welkom, de lucht werd proper gespoeld. Deze voormiddag hadden we er nog deugd van. In de namiddag was het weer om zeep : vééls te warm en voor luchtcirculatie moeten we zelf zorgen.
Vanavond koken … ? Een lapje vlees-uit-de-pan met komkommersla en brood. Ik pas dat wel aan op het menu. 't Is in potlood, ons menu. Ziezo, klaar.
In het najaar van 2004 moest LM plots een voedingsplan volgen. Ineens zat ik terug in 'vroeger'. Thuis heb ik niet klassiek leren koken. Ma hartpatiënte en Pa diabetes type II, eigenlijk heb ik leren dieet koken, met de middelen van toen, dwz : veel stomen want de microgolf bestond nog niet. En weinig vet voor het bakken, in een gietijzeren pan. Geen AMC toen. Becel bestond al wel.
Terug naar 2004: mits de kooktechnieken wat aanpassen zat ik vrij snel terug op het juiste spoor. LM daarin nog meekrijgen, dat was een ander hoofdstuk.
Via de fysioloog werden we doorverwezen naar een voedingsdeskundige die ons het belang van afwisseling en variatie inpeperde, omdat afslanken anders niet volgehouden wordt.
En toen herinnerde ik me het systeem van een kok aan boord, in '86, Dominique, een jonge Waal. Om de twee weken riep hij een vergadering bijeen in de matrozenmess en zat klaar met een blok ruitjespapier om de menu-suggesties te noteren.
Vrij snel kregen de jonge officieren lucht van die vergaderingen en na verloop van tijd de staff ook. Maar Dominique gaf geen krimp toen de heren van de hoogste verdieping verschenen. Hij noteerde de voorkeuren en wensen van iedereen in een gans eigen systeem en volgorde. De lichtmatroos kreeg zijn kalfsstoofschotel mét look er in, maar dat laatste hielden we stil voor de bovenste verdieping. Iedereen eet wat de pot kookt, dat was het devies van Dominique. En de captain kreeg zijn gegratineerde bloemkool. Maar alles op tijd en stond, in de schikking die hij opgeschreven had. Beurt afwachten. Geduld is de boodschap. Oui Chef.
Een speciaal manneke hoor, die Dominique. Zijn menu-vergaderingen waren het enige democratisch gebeuren in het hiërarchisch systeem dat een schip is.
Toen het gesprek met de voedingsdeskundige/diëtiste Mevr. V van Klina afgelopen was vroeg LM op weg naar de uitgang: - Hebt gij dat allemaal onthouden? - Ja hoor! - Zal dat lukken? - Ja, maar dan heb ik vandaag nog een blok ruitjespapier nodig.
Hij was zo verbaasd over mijn antwoord dat hij geen vragen stelde. En twee jaar later was hij 15kg kwijt. Zonder hongeren.
(…) 25 jaar geleden hadden ze (de vrouwen) nog gene agenda, maar ikke wel, ik had zo'n druk leven dat het niet anders ging. Toen ik een afspraak wilde noteren in die agenda, kreeg ik van een trienette de opmerking "Ik, ik heb een moeder zonder agenda" Ik was toen stilletjes in mijn gat gebeten. Zo erg dat ik het nu nog weet. IFP
En waarom waart ge in uw achterzijde gebeten door de opmerking van de trienette? ’t Doet vandaag nog zeer. Vertel, want ik benieuwd naar de omstandigheden van het verhaal over het agenda en over gebeten. En andere mensen misschien ook.
''t Was natuurlijk een trienette van een tiener, ik denk zo'n 17 jaar, heel braafkes opgevoed, en ik was verwonderd dat die mij durfde op mijn plaats te zetten, dus was ik in mijn g....gebeten, beetje geaffronteerd. Ik had haar namelijk uitgenodigd om met mij naar Limburg te rijden voor een bloemendemonstratie, en dan krijg je zo’n antwoord.” (…)
Stel dat de moeder van het meisje een neurotische chaoot is. Natuurlijk is het meisje dan braaf, zelfs braver dan braaf. Niet omdat ze zo opgevoed is, maar uit zelfbehoud. Haar moeder is het ene moment een zotte Pipi Langkous en het volgende ogenblik een echte Cruella. Zonder duidelijke aanleiding springt haar gemoed van te zot naar te bot. Voor dat meisje zijn er geen adempauzes, tenzij buitenshuis. Dat kind leefde op de tippen van haar tenen. Misschien dacht ze dat een agenda wat meer structuur zou brengen in het hoofd van haar moeder en dan, tijdens de rit naar Genk -een adempauze voor haar- gooit ze het er uit omdat ze u wél vertrouwde, iets dat ze tegen nog niemand gezegd had : Ik … ik heb een moeder zonder agenda.
'k Ben zeker dat het scenario ver naast de realiteit ligt, maar het is plausibel en dat is toch weeral stof voor een vertelsel. Maar eerst moet ik het idee wat tijd geven om te rijpen.
Misschien komt er ook poëzie van (door kundiger mensen dan ik) Over leegte in wat een warm nest had of zou moeten zijn. Over onrust & chaos in wat een veilig nest had of zou moeten zijn.
“Ach, maart, haar mama was eerder een perfecte moeder, leerde haar kinderen perfect Nederlands praten, en leerde ze gezond vegetarisch eten, zo danig dat een van haar dochters precies een van Buchenwald was, zo mager. Dus een echte moeder zonder agenda, eentje van huisje, tuintje, kinderen."
Owee, dát soort moeder. De vrouw die uitsluitend leeft voor haar kind/kinderen en alles perfect wil doen. Want optimaal is niet genoeg, ze wil het perfect hebben. Mogelijk heeft ze zelf iets meegemaakt en zij zou het 'anders' doen.
Ondertussen krijgen de kinderen niet de gelegenheid om te leren met vallen en opstaan, met gissen en missen. Er is geen ruimte voor zelfontplooiing en op de duur is er zelfs toelating nodig voor af en toe een eigen gedachte. Ze versmacht het eigen denken en het eigen initiatief van een jong wezen dat recht heeft op ademruimte, op haar begeleiding, niet op onderdrukking. De moeder is altijd daar, altijd aanwezig, alomtegenwoordig ook als ze niet thuis is. In deze context krijgt de verzuchting van de dochter weer een andere betekenis.
‘Ik ..., (moedeloze zucht) ik heb een moeder zonder agenda.’ Deed mijn moeder maar eens iets dat haar hoofd efkes met iets anders vulde, had ze maar een passie of een hobby. Had ze maar een agenda.
Daar zit ook een verhaal in. Daar zitten heelder romans in. Maar die zijn al geschreven. Misschien eerder over dominante moeders dan over perfectionistische moeders, dat kan. Maar 'k ga er over ophouden, of ik zit er morgen nog over door te drammen, over de cipier-moeders.
m, naar gegevens van IFP - HiH-08/2015, herwerkt -
1992. DVL was derde stuur aan boord en 24j. Ze was leeftijd dat giechelen charmant kan genoemd worden al een tijdje voorbij. Volwassen vrouwen die giechelen, heten giechelgeit, en worden niet helemaal au sérieux genomen, worden helemáál niet au sérieux genomen, zelfs al zijn ze piepjonge volwassenen. Vooral in een hiërarchische werkomgeving. On ne pardonne plus, on tue : giechelen is vragen om afgemaakt te worden. En ze had geen geluk met deze kaptein ookni.
'k Had in de mess en in de smokeroom vaagweg gemerkt dat ze soms lachte op momenten dat de situatie of de conversatie niks grappigs bood, maar ik had mijn eigen werk (veel), dus besteedde ik daar verder geen aandacht aan. Op een dag stond ze aan onze cabine en tot mijn verbazing kwam ze uithuilen. Letterlijk. Uithuilen over haar lachen.
Bleek dat ze niet alleen in haar vrije tijd giechelde maar ook tijdens haar beroepsactiviteiten, dus tijdens haar wacht op de brug en haar overtime aan deck. Hoe moet het dat tijdens de stand-by, was mijn eerste gedacht.
Over deze kaptein (een marginaal geval) hoorden we later van een superintendent die aan boord kwam : 'hij is niet meer onder ons'. Ik schrok en vroeg of hij overleden was. Nee, hij was niet meer bij de rederij, wegens niet representatief voor de stijl van het huis. Afgedankt dus.
Jaa, maar ondertussen had hij DVL wel de grond in geboord ivm haar giechel en haar nog zenuwachtiger gemaakt en het meisje werd in zijn evaluatierapport totaal onbekwaam verklaard. Door een marginale die oa de librium en de valium van de scheepsapotheek had opgebruikt. Moet er nog zand zijn?
O taterend, snaterend winkelding met zwarte bottinekes aan gij plundert uw vaders rekening en ziet hem verder niet staan.
Gij loopt en gij date en gij leeft zo snel, ge kost hem een arm en een been. Gij feest en gij zwiert en gij fuift zo fel, gij zuipt en gij snuift als geen een.
Soms gaat g’ in de kost in zo’n rehab-gedoe, ge waart zo’n slim kopke en fijn. Hoe moet het nu verder, zeg mij nu hoe, dat wachten doet schrikkelijk pijn.
Ge denkt dat spiegelend water u draagt, dat facebook uw leven kan vullen. Oké ik heb nu genoeg gezaagd, hier stop ik dan met lullen.
getekend, Uw pa die zo graag weer uw glimlach zou zien, de olijkheid in uw gelaat Ik stop met de centen, Katrien. Ge zijt er niet mee gebaat.
Kom naar huis …
m – HiH-08/2016, bijgewerkt - naar "vader is er enkel en alleen maar voor de centen en de rest is flauwekul" Annie M.G. Schmidt, 1967 verder naar Guido Gezelle, 1857 en vooral met dank aan VDL, 08/ 2016
1966 ~ We waren 14 jaar. In de klas zat een meisje dat erg last had van giechel. Extreem zelfs. We gebruikten het woord extreem nog niet, wij dachten : zo ís SV gewoon, giechelachtig. Ze had al wel verteld dat ze dat zelf niet wou, lachen, maar dat het iets was waar ze niks kon tegen doen. Want wij verwarden giechelen toen nog met lachen. Terwijl er bij giechelen soms weinig te lachen valt.
Later heb ik een glimp opgevangen van haar thuissituatie. Maar dat was later. Nog later is haar moeder uit het leven gestapt met een dosis pillen. Daar moest ze niet ver voor lopen, haar man was apotheker. SV is ook apotheker geworden. Maar ik dwaal af.
Op een dag tijdens de les geschiedenis zag de lerares dat SV haar schrift niet bij had. Dat schrift zat al in mijn boekentas, ik had beloofd het voor haar bij te werken, want ze liep hopeloos achter met haar notities. Oorlogen met wisselende coalities en vredesverdragen met steeds wisselende datums waren haar ding niet. Zij was een meisje van de wetenschap. Voor haar mocht het strak en helder zijn. Daarom had ik voorgesteld haar notities bij te werken. Niemand zou het verschil in handschrift zien, de notities werden nooit opgevraagd, maar SV had ze wel nodig voor de examens.
Wij waren een samenwerkende vennootschap, SV hielp mij met fysica en wiskunde. Ik hielp haar waar ik zo’n beetje kon. Beetje. ’k Was al blij dat ik eens iets voor haar kon doen.
SV zat aandachtig de les te volgen -want haar best deed ze wel- zonder schrijfwerk. Ipv iets op een blad te noteren, of minstens te doen alsof! Vandaar de vraag van de lerares natuurlijk : Moet gij niet noteren? Waar is uw schrift?
En SV schoot in een zenuwlachje, de gevreesde giechel weeral. De lerares bleef aandringen en SV bleef slapjes giechelen.
- Dat is van de zenuwen, zei ik tegen de lerares, dat is van de zenuwen … - Heb ik u iets gevraagd ? - Nee Juffrouw, maar het is van de … - Gij, zei ze tegen SV, naar de directrice! We zullen eens zien of ge haar ook in het gezicht durft uitlachen. En gij, zei ze tegen mij, gij zult nog eens wat zien.
- Ja patat! zei ik halfluid.
Die uitdrukking is Brabants, mogelijk zelfs Brussels, en betekent iets zoals : daar zult ge het hebben.
Nu wil het toeval dat de bijnaam van die lerares Petatje was. Niet patat met een A, maar Petatje met een E. Ze was klein en rond en ze had een dopneus. Of de bijnaam er gekomen was door haar gestalte of door haar neus dat weet ik niet, dat is een vraag voor de generaties scholieren vóór mij.
In elk geval ze hoorde iets dat op haar bijnaam leek en ik kon op de gang gaan staan. ’s Avonds ging ik naar huis met het gevoel dat er iets niet klopte met dat mens, maar goed, het zou wel overwaaien. Dacht ik.
’s Anderendaags bij het eerste lesuur zei de lerares Frans dat ik niet moest gaan zitten, ik moest me gaan aanbieden bij klas B. Ik werd verplaatst van klas. De lerares geschiedenis wou me niet meer zien. Compleet overdonderd deed ik wat de lerares Frans zei en ging een lokaal verder, naar klas B. Daar was ook de les Frans aan de gang. Ik zei dat ik moest komen vragen of ik binnen mocht. De lerares deed democratisch en legde die vraag aan de klas voor. Alsof die leerlingen nee zouden antwoorden. Alsof die al niet ingelicht waren. Alsof ik haar theatertoontje niet gehoord had. Er was al een lessenaar bijgezet en ik kon achteraan gaan zitten. Eigenlijk een ramp, want ik zit liefst in het midden, aan alle kanten omgeven door anderen. Maar als banneling heeft men niks te verzoeken natuurlijk.
Achterin kwam ik naast ND te zitten, een nichtje van Monseigneur D, toen bisschop van A. Tijdens de speeltijd van 10h ging ik op zoek naar SV, met ND in mijn kielzog. SV vond het verschrikkelijk wat er gebeurd was, ik iets minder en ND, de rebel, vond het allemaal machtig & prachtig, zij vond het een evenement. Ik trachtte SV te troosten door te zeggen dat Petatje misschien wel veel van geschiedenis kende maar niks van lesgeven en van leerlingen. ND had dat gehoord en het tamtamsysteem deed de rest, tot bij de Nonkel Bisschop.
Tegen het einde van het schooljaar was er een ouderavond en toen mijn Ma terug kwam wist ze te vertellen dat de betreffende lerares discreet haar verontschuldigingen aangeboden had.
In een donkere periode die maar bleef aanslepen, zat ik eens mee te kijken naar een lachfilm. Het was een luchtige komedie, La Folie des Grandeurs, met Yves Montand en Louis de Funès (uit 1971). Ineens besefte ik dat ik óók zat te schateren, samen met de anderen. Die film heeft het probleem niet opgelost natuurlijk. Maar het idee dat ik nog kon lachen gaf wel moed.
Dat plots besef heeft me achteraf leren genieten met kleine hapjes. Voorzichtige stapjes. Een passage uit een boek, een fragment van een film, een refrein van een liedje op de radio, het onwijs gedribbel van een jong hondje, de 'wijsheden' van jonge kinderen ... met kleine beetjes, naargelang die kleine situaties zich aandienen.
Een ganse dag genieten zou toch maar te vermoeiend zijn, denk ik. Tussen de genietinkjes moest wat stilte zijn voor mij, dan had ik er precies meer aan. Anders werd het maar drukte en gedruis.