de moeder van mijn vader
Mijn grootouders aan vaderskant hadden 9 kinderen en 22 kleinkinderen. Mijn pa was het oudste kind en ik ben het oudste kleinkind.
“Ik had u nog zoveel te vertellen” Dat zinnetje wordt al eens voorgelezen op uitvaarten.
In ons geval gaat dat niet op, hé Moe. We hadden mekaar niks te vertellen. In interessesfeer lagen onze werelden te ver uit elkaar. Ook in fysieke afstand. Ook qua spreektaal, gij gul Waaslands en ik een schraal gepoetst Brabants. En toen gij al traag werd, praatte ik nog te snel.
We zagen mekaar zelden. Gesprekken verliepen moeizaam. Men kon het nauwelijks gesprekken noemen.
Op sommige plaatsen duurde de 19de eeuw tot na 1968, ver in de 20ste. Daar wist ik toen geen blijf mee, met die kloof.
"En hoe is 't op school?" was soms nog eens een poging. Als ik die keer vertelde dat de school al vijf jaar achter mij lag en dat ik stage deed, moest ik uitleggen wat een stage was.
"Ah, ge zijt in de leer!" Dan begon ik omstandig uit te leggen dat 'in de leer' nog iets anders is. Waarom ik dat wou uitleggen weet ik eigenlijk niet. Omdat duidelijkheid toen voorrang had? 'k Had het blauwblauw kunnen laten. 'k Had gewoon kunnen knikken. Maar gewoon wat beamende stemgeluiden produceren, zoetjes meevooisen, dat kon ik toen nog niet, dat had ik toen nog niet geleerd. ’t Gaat al beter. 'k Heb in blokskes leren denken en praten.
De kloof had ik toén niet kunnen dichten en ik heb ze ook nooit kunnen dichten, maar 'k had op zijn minst kunnen proberen een touwbruggetje te spannen.
Gelukkig moet ik u deze brief niet zenden. Waarschijnlijk zou hij u droevig stemmen ook al heb ik het over mijn eigen onvermogen.
m – HiH-03/2017, bijgewerkt
|