Gedurende drie jaren had ik thuis het monopolie op schreien. Mijn zussen waren nog niet geboren, ik kon een keel opzetten van zodra het me schikte.
Daar werd dan rekening mee gehouden, daar werd iets aan gedaan en naar men mij vertelde vond ik het wel aangenaam leven zo, leven met een hofhouding die bij de minste kik en bij de minste traan in actie schoot.
In '55 kwam er een zusje (Tina) en vanaf dan was ik de grote zus. Mentaal werd ik daar beter van en ook mijn taal werd daar beter van want ik wist de grote mensen te vertellen hoe Tina zich voelde, waarom ze huilde. Lach niet. In '59, toen Laura er was, had ik het nog veel sterker. Meestal wist ik beter dan mijn moeder wat er verteld werd met het geschrei.
In '90 ging ik op kraambezoek bij mijn vriendin Muissie en toen ik de kamer binnenstapte lag het zoontje te schreien in zo'n doorzichtige grote hoge tupperwarebak op wielen. Nog voor ik bij haar was had ik mijn hand in het bedje. Ik legde mijn handpalm tegen het rugje en na een paar tellen stopte het geschrei.
Een boreling aanraken zonder de toestemming van de moeder, zoiets wordt niet gedaan. Ik was in overtreding. 'k Verwachtte me aan een correctie van de kattige Muissie … Maar ze liet me begaan en toen het zoontje zweeg fluisterde ze met grote ogen : - Hoe doet gij dat? - Hij voelde zich alleen. - Hoe weet gij dat? - Geen idee.
Lange jaren heb ik geen babies meer ontmoet in de kennissenkring. In de familiekring was er al Toppié (1973) de dochter van Tina en er kwamen ook de vier kinderen van Laura. (1986, 1988, 1992, 1994) Maar dat is een gans apart verhaal want daar was een stoorzender mee gemoeid, de pater familias, onze pa. De huistiran die zijn invloedssfeer meende te moeten uitbreiden naar het huishouden van twee van zijn dochters.
Nog één verhaaltje : in 2008 waren we op bezoek bij een zus van LM. De kleindochter (10maanden) was moe en wou niet slapen. De oma in kwestie had haar in de arm liggen en het zacht geschrei bleef maar duren. Na een tijdje vroeg ik of ik haar op de schoot mocht nemen. Dat mocht. Als ze zich niet comfortabel voelde bij mij, zou ik haar onmiddellijk aan de opa of aan de oma terug bezorgen.
Ik zette de kleine op mijn schoot met het gezichtje naar de woonkamer en ik legde haar handje op mijn wijsvinger. Ze lag met het hoofdje tussen de twee delen van mijn boezem, als stootkussens zouden die toen moeten hebben volstaan. Samen wezen we naar oma en naar opa en met de wijsvinger gingen we traag naar de sofa en daar zaten tante zus en tante zo en LM en tante Didi. Daarop herbegonnen we en opnieuw fluisterde ik alle namen in haar oor. Bij de derde ronde sliep ze.
Ik schoof onderuit, zodat ze meer horizontaal kon liggen. Vanaf dan kreeg ik de hapjes en de drankjes aangereikt door een hofhouding die genoot van de stilte. Ja, soms voelt het fijn een babyfluisteraar zijn.
m – HiH-05/2016, bijgewerkt -
|