lentekracht ~ groeikracht
Achter het ouderlijk huis lag een verwilderde boomgaard. Die was ons speelterrein. Bereikbaar door een gat in de tuindraad. Dat gat werd elk jaar groter, naarmate wij groeiden.
Dichtst bij de tuin stond de kleine oude pruimelaar. Die hing zo scheef dat we zelfs mijn jongste zus Laura er in gehesen kregen.
Bij de pruimelaar naar rechts keek men op een zeer rustige, landelijke dwarsstraat. Daar stond een rij hoge populieren die als windscherm diende voor alle kleine fruitelaars beneden. Bij de pruimelaar naar links helde het terrein af en kon het al rennend plezierig snel gaan. Vooral wanneer het nieuw gras hoog stond.
Beneden werd de gaard afgezoomd door een rij knotwilgen. Er achter lag weiland. De knotwilgen hielden de situatie daar beneden droog. De draad tussen de knotwilgen was roestig en bros. Hij verpulverde zodra men er naar keek. Achter de knotwilgen stond blinkende prikkeldraad aan gans nieuwe paaltjes. Om de avontuurlijke kalveren van de ene boer weg te houden uit de wilde gaard van de andere boer.
De oude prikkeldraad lag er nog, maar die wisten we te ontwijken, omdat we het terrein kenden. Door en door. Dat we niet zomaar meer het weiland op konden was een beperking van onze persoonlijke vrijheid.
- Maa-maa! Wettewa! Ze hebben pinnekesdraad gezet voor De Wei. - Ja, dat kan, die wei is van Boer Greef hé. En de boomgaard is van Boer Bekkerzeel. - Maar die zijn er nooit! NOOIT hoor … (en wij elke dag)
De paaltjes stonden daar vrank en met de bovenzijde zichtbaar blank. We konden de groeiringen tellen. De lente daarop was de bovenzijde meer verweerd van kleur. Grauw en grijs. De derde lente hadden sommige paaltjes botten staan. Zomaar. Ergens in het hout van die paaltjes had nog leven gezeten.
De paaltjes wisten dat eerst zelf ook niet, dacht ik. Uiterlijk hebben ze twee jaar staan paaltje zijn. Innerlijk waren er enorme stille krachten aan het werk. Stil, maar wel enorm. En enorm stil natuurlijk.
In die twee jaar tijd hadden ze wortel gevormd, voldoende wortel om de derde lente bot te tonen.
Dat een paar paaltjes weer bomen konden worden, vond ik als kind gewoon, gewoon een feit. Nu vind ik het een wonder. Want mensen kunnen het ook, iets te boven komen.
m – HiH-04/2016, herwerkt -
|