Het is feest in de straat. Er wordt veel volk verwacht. Veel klein volk.
"Ja! en ze komen met een blaaskasteel!" taterde ze blij. "Met een wat, lieveke?" "Met een blaaskasteel, om te springen." "En waarom heet dat een blaaskasteel?" "Omdat ... " ze aarzelde, ze zuchtte. Ze keek naar haar moeder, ze wou hulp voor de uitleg over die 'luchtpresser' die daar beneden staat te ronken en lucht in het kasteel aan het blazen is, maar haar moeder huldigt het principe van de zelfredzaamheid en zij knikte bemoedigend.
Toen nam kleintje een binnenwegje -ouwe mevrouwe als m vinden toch alles schattig- : "… omdat als ge moe zijt van het springen, dan moet ge blazen." En met bolle wangetjes demonstreerde ze hoe men uitblaast.
"Heet het ook springkasteel?" Ook, knikte ze geruststellend. Maar vooral blaaskasteel dus.
m – HiH-04/2017, bijgewerkt -
|