1975, ongeveer
Toen Toppié nog een Toppiéke was logeerde ze regelmatig bij mijn ouders.
Ze was de peuterstoel al ontgroeid en een kleuterstoel was er nog niet. Voorlopig zat ze op een gewone stoel, bovenop de twee telefoonboeken en een kussen. Ze bleef enkele dagen, de telefoonboeken werden intensief gebruikt. Die dag was ik oppas.
Op een bepaald moment komt père briesend de woonkamer binnen: "Wie heeft de telefoonboeken niet op hun plaats gelegd, ’t is altijd hetzelfde in dat huishouden hier!" Mijn mond viel open om zoveel onverstand. De kleine schrok, begon te wenen en het was gedaan met eten natuurlijk.
Ik stond op, nam de kleine van het kussen en deed hem teken naar de telefoonboeken die daar al drie volle dagen dienst deden. Ik stapte naar het bureau, daar stond de telefoon, wachtte tot hij ging zitten met zijn kostbare telefoonboeken en zette de kleine op zijn schoot. "Los het op. En zorg dat ze gegeten heeft." Met jas en tas trok ik de voordeur achter mij dicht.
Een snikkende kleinkind op de schoot vertelde hem meer over zijn gedoe en gedrag dan ik ooit met een zinnige uitleg had gekund.
Dágen stilte in huis, vertelde ma later. Tot zijn volgende uitbarsting natuurlijk.
m – HiH-04/2017, bijgewerkt -
|