gered zonder afscheid
Februari, nog vroeg op de avond maar toch al donker. De baby aan de andere kant van de muur lag weer te huilen, maar deze keer was ze voorbereid. Ze had babyvoeding in huis.
De moeder kwam bellen, en vroeg weer geld te lenen om eten te kunnen kopen voor de kleine.
Ze gaf haar een paar briefjes en zei "Weet ge wat, ik heb hier nog wat pudding, ik zal hem wel efkes bijhouden. Ga gij gauw eten halen." De vrouw verdween met het geld, zonder omzien naar het kind. Na de shot zou ze een aantal uren van de wereld zijn. Dat was zeker. En zo lang zou het kind dan gehuild hebben. Van honger. Dat was ook zeker.
Ooit was het anders in de woonblokken. Er woonden sukkelaars en dompelaars, maar er woonden toen geen junks. Nu wel. En junks zijn erger dan dronkaards. Dat wist ze. Op de sofa lag haar ma haar tweede roes van de dag uit te slapen.
Het kind sabbelde driftig elk lepeltje voeding binnen. Uitgehongerd. Het zweeg. Ze hield hem recht, het hoofdje op haar schouder. Zo bleven ze een tijdje zitten. Het kind viel in slaap. Ze legde een deken in een wasmand en een jas. Ze legde het kind in de jas en ritste die dicht. Ze legde er een handdoek bovenop.
Niet wakker worden nu, bad ze, nu niet wakker worden alstublieft kleine … Ik moet er anders uit zien, ik moet er anders uitzien, misschien hangen er camera's. Ze trok de jas van haar ma aan, ze zette een muts op en ze nam de kruk van wijlen haar grootvader mee. Dat kon moeilijk worden. Én het kind, én de kruk.
Ze nam de lift naar de garage. Het kind lag toegedekt, geen licht in de oogjes. Ze zette de wasmand op de achterbank, ze haalde de gordel er over en wrong zich achter het stuur. Naar de stad.
Ze reed niet door de Helmstraat maar parkeerde iets eerder. Ze stapte tot n° 93, moeizaam, met de kruk en met de wasmand. Ze legde het kind in de vondelingenschuif. Ze mankte verder, uit beeld.
Twee dagen later, in de ochtend, werden de kruk en de wasmand geplet met het restafval. Twee dagen later, rond de middag, toen de moeder kwam bellen, vroeg ze "Voor wat is 't?"
De politie kwam erbij natuurlijk. Of ze iets wist. Nee meneer, zei ze tijdens het gesprek. Vroeger woonden hier enkel sukkelaars, meneer, geen junkies, meneer. Die vrouw is een junk. En ge weet toch hoe junkies zijn, hé meneer.
Soepel kwam ze recht om hen uit te laten. Ze keek door het raam tot ze wegreden. Ze nam een kussen uit de zetel en smoorde haar stem. Hij is gered – hij is gered – hij is gered !
Natuurlijk kwam later de politie opnieuw, en opnieuw, maar het kind was nu in goede handen.
m – HiH-04/2016, herwerkt -https://nl.wikipedia.org/wiki/Vondelingenluik
|