mosselen & gemeuzzel ~ 1983, de pre-LM periode
In de zomer van 1983 lag het schip in de droge dok in Duinkerke. Tien dagen niet op zee? Geen ramp. Tien dagen in de bewoonde wereld! Tien avonden aan de wal met de scheepsfiets, een zware torpedo fiets die ooit ergens op een werf aan boord geraakt was.
We hadden gedurende die tien dagen radio- & TV-ontvangst en we konden relatief goedkoop naar het thuisfront in België telefoneren, kortom : luxe. Én het was zonnig weer. Ondanks al het extra werk en het geloop & gedraaf dat een verblijf in droge dok met zich mee brengt leek het wel een vakantiejob.
Een aantal van de mannen zat na drie dagen al door z'n geld, want per taxi bordelen bezoeken is natuurlijk veel duurder dan met de fiets in de vissershaven eethuisjes uitproberen.
Elke dag waren er een paar mannen die tersluiks kwamen vragen of ik hen niks kon voorschieten. Waarschijnlijk konden ze bij de kaptein geen voorschot op hun loon meer krijgen omdat ze het maximum al opgevraagd hadden. En ook opgemaakt hadden, blijkbaar. Aan de wal bij de bank geld opnemen was geen optie, dat merkt de vrouw thuis.
En ik had niet het geld om iets te lenen. Ik had enkel mijn budget. Mijn centjes. Míjn centjes. Zelf voor gewerkt. Yvonne, mijn allereerste collega, ma marraine de la marine, had me dat herhaaldelijk op het hart gedrukt: leen nóóit geld uit aan de mannen. En al zeker niet wanneer het schip tegen de kaai ligt.
Duinkerke : mossel- en visgerechten, lekker & niet duur. Iets meer geld had gemogen, voor een taxi, maar misschien was die zware fiets wel mijn geluk, ik fietste daarmee de rijke sauzen uit mijn systeem.
Dat ik tot de laatste dag nog centen had en een aantal bemanningsleden na de derde dag al niet meer heeft zich op dag tien tegen mij gekeerd. Tja … ----- De tien dagen waren om, ik maakte voor de laatste keer de fiets vast onder aan de gangway en bracht volgens afspraak de sleutel naar de bootsman met het verzoek om de fiets 's anderendaags met het laadboompje aan boord te hijsen. Dat zou in orde komen. Zei hij.
's Anderendaags dacht ik helemaal niet meer aan die fiets, waarom zou ik, 'k had mijn deel van de afspraak nageleefd : 'k had intijds de bootsman verwittigd en ik had de sleutel afgegeven. Daarmee was de verantwoordelijkheid voor de fiets overgedragen.
In de loop van de voormiddag werd ik boven geroepen. Gewoonlijk is dat geen goed teken. In heel mijn loopbaan ben ik maar een paar keer moeten boven komen, gewoonlijk voor tijdrovende informatieve of administratieve prutsen.
Dus ikke naar boven met een air van 'wa's 't nu weer!' Want wanneer we volk aan boord hadden gedroeg diën Ouwe zich nogal graag als divo. Dan had hij publiek ziet ge, en dan kon ik maar beter het spelletje meespelen.
Bon, ik naar de brug (ondertussen bleef beneden mijn werk liggen) en ik presenteer mij bij Zijne Hoogheid. Hij stond aan bakboord. Hij bleef een tijdje door zijn longue vue kijken, alsof hij niet gemerkt had dat ik schuin achter hem stond. Show. Een longue vue ipv een verrekijker, dat zegt al genoeg hé. Imago.
Toen hij zich verwaardigde mijn aanwezigheid te merken, -nu werd het efkes theatraal- nam hij me kordaat bij mijn ellenboog mee, donderde met grote stappen over heel de breedte van de brug naar stuurboord, over heel de breedte van de scène, naar buiten.
Verbouwereerd dribbelde ik mee. Op mijn linnen binnenhuisschoentjes mee aan deck, buiten. Op de wing, buiten gehoorsafstand wees hij met een dramatisch gebaar: "Wat is dat daar?"
Vanop de wing kan men heel het deck tot aan de voorpiek overschouwen dus wist ik niet direct wat hij aan stuurboord bedoelde met ‘daar’. "Aan de gangway" zei hij zacht. Buiten op de wing was er geen publiek en deed hij gewoon menselijk.
Ik zag dat de gangway was binnengehaald, hij lag binnenboord en in de klemmen geschroefd, zeeklaar gemaakt. Nogal wiedes, zo vlak voor vertrek.
- Wat is dat daar, aan het platformke? (het opstapje van de gangway) - Oei, dat is een fiets hé, Kaptein. Geweest. Dat is een fiets geweest. - En wat doet die fiets daar, Meiske? - Ha, de bootsman heeft die niet laten binnen hijsen hé Kaptein! - En hoe komt dat? - Awel hé Kaptein, dat komt omdat hij en zijn mannen sjaloes zijn dat ik nog geld had om mosselen te gaan eten en zij na drie dagen gemeuzzel door hun voorschot zaten, blut. Platzak. Daardoor komt dat.
Hij gaf een lachje. Ik gaf een brede glimlach. Hij kneep nog eens in mijn ellenboog en zei, "Ga maar langs buiten naar beneden."
Want ja, met mijn grijns kon ik niet meer binnendoor, langs al de werf-mensen. Die moesten denken dat ik onder mijn voeten gekregen had vanwege de vernielde scheepsfiets. The show must go on.
Hij kon onmogelijk de bootsman naar boven roepen in volle standby hé. Die is vooraan nodig, op de voorpiek, daar kan tijdens de standby geen man gemist worden. Tijdens een standby kan niemand gemist worden. Tijdens een standby zijn alle posten op de brug, in het machien en aan deck -voor & achter- bemand. Vindt dan maar eens iemand die beschikbaar is om poppenkast op te voeren … Het binnenhuispersoneel !
Ivm die verhakkelde fiets op de gangway moest er iets gebeuren, en wel onmiddellijk want de belangrijke walmensen van kantoor die mee op de brug stonden verwachtten dat een zeekapitein zijn gezag liet gelden. Ondertussen moesten hij en de loodsen wel een schip van miljarden buitenvaren. Maar die fiets … hola, dat was iets dat ze snapten, dat konden ze bevatten en erg vinden. Daar-moest-in-ge-gre-pen-wor-den! Eventueel schuldigen kielhalen. Ze hadden zeelucht gesnoven hé.
Zodoende moest iemand mee de poppenkast komen opvoeren. En dat was dan bibi. Graag gedaan hoor, kaptein. Steeds tot uw dienst, able & willing,
m - EZW-07/2011 & HiH-11/2014, 07/2016, nagekeken
|