De dag na de bruiloft werd ze wakker met een houten kop. Teveel heilsdronken en even teveel toespraken met gelukwensen. Hun 'lang-en-gelukkig' zou nu beginnen, als men de kenners mocht geloven.
Ze trok iets warms aan. Ze keek naar haar man, nu haar echtgenoot. Het viel mee dat ze geen huwelijksnacht hadden moeten houden. 't Zou er lief uitgezien hebben. Hij lag nog half aangekleed ongeveer dwars over 't bed.
Oké, dacht ze, en rechtte haar rug. De moeders hebben hun bruiloft gehad, de poppenkast met de chichi en de chiqué. Met haar voet schoof ze de witte hoop moiré naar de kant, ze stapte over de stola en ging koffie maken.
Ze controleerde de thermostaat. 21°, dat zou warm genoeg moeten zijn. Koffie maken. Hij kwam de woonkamer binnen gestesseld. Ook met iets warms aan. - Koffie zeker? - Ja, kuchte hij, koffie. 't Was goed hé, gisteren. Hij bedoelde het feest, het gedoe. Ze glimlachte eens. Ze hadden zich geplooid naar de geplogenheden, ja. Hij roerde in de koffie en legde zijn hand op haar hand. Ze hadden die bruiloft overleefd.
Hij gaf haar een kneepje. Ze kneep eens terug. Hij rechtte zijn rug. Ze hadden toegegeven voor de bruiloft, maar het huwelijk, dat was van hen.
m - naar het gedicht van GMA – HiH-01/2016, bijgewerkt -
|