Psychosociale problemen vormen een van de meest voorkomende oorzaken van slapeloosheid. Stress speelt daar een belangrijke rol in. Over de invloed van stress op de slaap, wat stress teweeg brengt en hoe we dit kunnen aanpakken hebben we vroeger besproken. Ook kinderen kunnen last hebben van stress en slapeloosheid.
Nu blijkt dat maar liefst 62% van de kinderen van zes tot twaalf jaar oud soms kampt met stress. Te veel activiteiten en druk en te weinig structuur zijn de belangrijkste oorzaken, zo verklaart De Standaard.
Zes- tot twaalfjarigen kunnen minder dan vroeger zorgeloos door het leven gaan. Na schooltijd hollen ze van de muziekschool naar hun sportclub of jeugdbeweging. Tussendoor maken ze even hun huiswerk of bereiden ze een examen voor. En als het even kan, doen ze dat allemaal zo goed mogelijk ook. Van hen wordt immers enkel het beste verwacht.
'Eigenlijk zijn het net kleine volwassenen', vertelt Carine Fays van Egérie, een marktonderzoekbureau dat de leefwereld van kinderen onderzocht. 'En net zoals volwassenen krijgen ze ook steeds meer met stress te maken.'
De oorzaken zijn legio. Allereerst zijn ook kinderen onderhevig aan de gehaastheid en prestatiedruk die onze samenleving kenmerken. 'Te veel activiteiten naast de school geeft hun de indruk dat ze zich constant moeten haasten', verklaart Fays. '41procent heeft dat gevoel. Daarnaast leeft bij 26procent van de kinderen ook het idee dat ze in al die activiteiten de beste moeten zijn.'
'Naschoolse activiteiten kunnen zo van ontspanning in verplichting veranderen', zegt de kinderpsychologe Audrey Huyvaert. 'De eisen waaraan kinderen moeten voldoen, worden inderdaad steeds hoger', vervolgt ze. 'De reden daarvoor ligt voor een groot deel bij de ouders, de school en de prestatiegerichte maatschappij in haar geheel. Maar je mag niet uit het oog verliezen dat sommige kinderen zichzelf hoge eisen opleggen. Enkel de omgeving van het kind met de vinger wijzen is te eenvoudig.'
Een tweede oorzaak is gebrek aan structuur. 'Een kind heeft nood aan een duidelijk en voorspelbaar kader om zich veilig te voelen', legt Huyvaert uit. 'Zonder dat kader zijn kinderen op zichzelf aangewezen en raken ze gemakkelijk het spoor bijster. Helaas durft het in een modern kinderleven al eens aan structuur te ontbreken.'
'Kinderen krijgen steeds vroeger een grote autonomie om zelf beslissingen te nemen', verduidelijkt Fays. 'De gemiddelde twaalfjarige mag anno 2008 een pak meer dan tien jaar geleden. Ook is er weinig controle. Ouders zeggen wel eens dat surfen op het internet maar een uurtje per avond mag, maar gecontroleerd wordt dat zelden.'
Ook de school zadelt kinderen met stress op. 'Frappant is wel dat 46% van de Franstalige kinderen dat als stressfactor vermeldt, terwijl slechts 37procent van de Nederlandstalige kinderen dat doet', aldus Fays. 'Vermoedelijk is dat omdat scholen in Vlaanderen een rigidere structuur en striktere regels hanteren. Verbaal en fysiek geweld komt ook frequenter voor in Waalse lagere scholen.'
Voor meisjes weegt ook het uiterlijk op de gemoedstoestand. Fays: 'Liefst 46procent van de tien- tot twaalfjarige meisjes is bezig met hun lijn. Als ze de koelkast opentrekken, laten ze snoep en frisdrank links liggen en kiezen ze resoluut voor fruit, groenten en water.' Ook Huyvaert merkt die tendens. 'De wereld van kinderen is veel groter dan vroeger. Waar hun referentiekader voorheen beperkt was tot de klasgenootjes, hebben ze tegenwoordig via internet en televisie een kijk op de hele wereld. Jonge meisjes spiegelen zich daardoor meer en meer aan beroemdheden en modellen, met het voorspelbare gevolg dat hun gewicht een issue wordt.'
Bedrijven spelen daar trouwens gretig op in. 'Zo is het bijvoorbeeld geen toeval dat McDonald's op een bepaald moment wortels aan zijn happy meal toevoegde. Zo hopen ze in de gratie te blijven van jonge, diëtende meisjes', aldus Fays.
Hoewel 62procent van de kinderen al eens met stress kampt, is het ook niet helemaal dramatisch. 'Als het probleem enkel stress is, zijn er enkele eenvoudige aandachtspunten die tot verbetering kunnen leiden.'
'Ten eerste moeten zowel de ouders als de school aanvoelen wat nodig is opdat een kind zich goed zou voelen. Dat kan ook via een gesprek, maar kinderen zijn doorgaans nog niet voldoende taalvaardig om hun gevoelens uit te leggen. Daarnaast hebben de kinderen van vandaag vooral nood aan meer structuur. Ze zijn wel autonomer, mondiger en assertiever, maar het blijven nog altijd kinderen.'
Mensen met slaapapneu kampen vaker met slaperigheid overdag, hebben een langere reactietijd en een verminderde waakzaamheid. Het gaat dus om een significante risicofactor. Dat bleek op het lentesymposium van de Belgian Assocation for the Study of Sleep dat zich boog over het verband tussen slaap en verkeersongevallen, zo meldt artsenkrant.
Vier procent van de volwassen bevolking lijdt aan slaapapneu. Hoe herken je die mensen? "Meestal klagen ze over snurken, een verstoorde en niet verkwikkende slaap en slaperigheid overdag. Dat laatste symptoom uit zich soms door vermoeidheid, aandachtsstoornissen, vergeetachtigheid en concentratieproblemen. Maar sommige patiënten consulteren ons alleen omdat hun partner zegt dat ze snurken en ophouden met ademen", zegt Prof. Daniel Rodenstein, pneumoloog in het centrum voor slaapgeneeskunde van het universitair ziekenhuis Saint-Luc in Brussel.
Een ongeval op de tien zou het gevolg zijn van slaperigheid, concentratieverlies of onoplettendheid, deels veroorzaakt door slaapapneu. "De grootste risicofactor voor verkeersongevallen is slaaptekort. We slapen nu meer dan een uur minder dan 50 of 100 jaar geleden. Mensen die minder dan vijf uur slapen, hebben veel vaker verkeersongevallen, zonder dat ze ziek zijn. De tweede factor zijn ziekten, waaronder slaapapneu, dat heel vaak voorkomt. Narcolepsie is heel zeldzaam (vijf personen op de 10.000) maar vormt ook een risicofactor. En ook de inname van bepaalde drugs of geneesmiddelen zoals slaapmiddelen, anti-allergische medicatie en opioïde pijnstillers. Als de arts slaapmiddelen voorschrijft, moet hij de patiënt op dat probleem wijzen."
Slaapapneu bij volwassenen is te wijten aan overgewicht en tabaksgebruik. "In de meeste studies waarin men apneupatiënten vergeleek met een controlegroep hield men rekening met het lichaamsgewicht en hadden de apneupatiënten meer verkeersongevallen dan de anderen", legt de longarts uit. De eerste studie over dit verband dateert van 1988 en toonde al aan dat patiënten met slaapapneu zeven keer meer risico liepen op een ongeval. Ze hebben ook significant meer ongevallen op het werk en thuis.
Wat het gewicht betreft: elke persoon die problemen heeft om zich te bewegen, zal meer ongevallen hebben dan de anderen. Maar zelfs nu overgewicht een heuse epidemie wordt, komen er meer niet-obesen naar de raadpleging, zegt Daniel Rodenstein. "Komt dat omdat er meer mensen zijn met slaapapneu of omdat de mensen meer consulteren omdat het probleem beter gekend is?"
Na een behandeling met positieve luchtdruk (CPAP) daalt het aantal ongevallen bij mensen met slaapapneu gelukkig significant. Het verhoogde risico verdwijnt dan volledig.
"Verkeersongevallen blijven zeldzaam en we willen deze patiënten dus niet verbieden om met de auto te rijden. Ze moeten kunnen rijden op een veilige manier, voor zichzelf en voor de andere weggebruikers", zegt Rodenstein.
Op het congres werd ook gehamerd op het belang van een uniformisering van de wetgeving. "België heeft een goed systeem waarin slaapapneu is opgenomen: tussen de diagnose en de behandeling geldt er een rijverbod. Maar dat verbod kan worden aangepast. De arts kan bv. zeggen: 'U mag overdag de kinderen naar school rijden, maar u mag niet rijden op de autosnelweg of 's nachts.' Zodra de behandeling wordt opgestart, vervalt het verbod."
"België is een van de enige landen met zo'n regelgeving. Een Italiaanse of een Roemeense chauffeur met slaapapneu mag bij ons dus wel rijden. We pleiten voor een uniforme Europese wetgeving, zoals bv. al het geval is voor het dragen van een bril. Slaapapneu blijkt nochtans een grotere risicofactor te zijn voor ongevallen dan gezichtsproblemen. We hopen dat de Europese overheden orde op zaken stellen vóór de invoering van het Europese rijbewijs in 2013."
Een ongeval op de tien zou het gevolg zijn van slaperigheid, concentratieverlies of onoplettendheid, deels veroorzaakt door slaapapneu.
Bron: Artsenkrant Nr. 1930 - 27.06.2008, Martine Versonne. Belgian Association for Sleep Research and Sleep Medicine: www.belsleep.org
Als je last hebt van chronische bronchitis (COPD) en je ondervindt problemen met je slaap is het erg belangrijk om de COPD behandeling goed op punt te stellen. Uit studies blijkt immers dat de slaaparchitectuur ernstig verstoord is bij mensen met COPD. Ze hebben minder diepe slaap en remslaap, ook de totale slaaptijd is verminderd en ze worden makkerlijker wakker 's nachts.
Slaapgebonden klachten staan bij COPD namelijk op de derde plaats, na kortademigheid en moeheid. Niet minder dan de helft van mensen met COPD klaagt over zijn slaap. Ze vallen moeilijker in slaap, worden makkelijker wakker, ze worden ook 's morgens te vroeg wakker en kunnen dan niet meer terug in slaap vallen, met als gevolg een overmatig slaperigheid overdag .
In vergelijking met normale slapers voelen slechte slapers zich in het algemeen meer slaperig overdag, ook meer vermoeid, minder fit in hun hoofd, minder gelukkig, angstiger, minder gezond en meer beperkt in hun algemeen functioneren. Slapeloosheid is dus veel meer dan alleen maar een vervelend probleem. We weten dat wie lijdt aan slapeloosheid meer risico loopt om een depressie, verslaving of angststoornis te krijgen. Onderzoek bij COPD toonde een verrassend groot aantal mensen met psychische zieken. Deze angst- of depressieve klachten bleken daar bovenop een betere voorspeller te zijn van de levenskwaliteit bij COPD dan hun ademtesten. Zie ook: 'emotioneel sterk door voldoende slaap'.
Hoe komt het dat de slaap zo verstoord word bij COPD?
1. COPD geeft meer slijmvorming in de luchtwegen, meer hoesten en een moeilijkere ademhaling door de vernauwing van de luchtwegen. Dit wordt erger bij het liggen, zodat het ademen 's nachts meer inspanning vereist. Hierdoor wordt je gemakkelijker wakker 's nachts.
2. Door te liggen neemt de kortademigheid toe.
3. 's Nachts daalt het zuurstofgehalte in het bloed, vooral tijdens de remslaap, waarbij de spieren het meest ontspannen zijn. Als antwoord op een te laag zuurstofgehalte versnelt de ademhaling, dit vraagt dan meer inspanning, wat leidt tot meer wakker worden. Het zuurstofgehalte daalt wegens de slaapgebonden tragere ademhaling, vermindering in longcapaciteit (door de liggende houding) en door een minder goede overdracht van zuurstof vanuit de longen naar de bloedvaatjes.
4. Wegens oorzaken die samenhangen met COPD zoals depressie of angststoornissen (zie hierboven), slaapverstorende medicatie bij COPD en slaapapneu. Er bestaat namelijk een sterke associatie tussen COPD en slaapapneu.
Het effect van COPD medicatie op slaap: cortisone verkort de tijd van je remslaap en verlaat het begin ervan. Van theophylline is geweten dat het de slaap onderbreekt en een minder goed gevoel over de slaap geeft.
Dus naast het optimaliseren van de behandeling van COPD is het erg belangrijk om samenhangende aandoeningen op te sporen en zo goed mogelijk te behandelen. Vooral het uitfilteren van wie lijdt aan slaapapneu is erg belangrijk. Verder kun je best je medicatie onder de loep nemen en opletten op welk moment en aan welke dosis je mogelijk slaapverstorende medicatie neemt.
Als de voorgaande maatregels zijn genomen en je blijft opgezadeld zitten met slapeloosheid moet je de algemene aanpak van slapeloosheid volgen. Het is belangrijk om voorzichtig te zijn met slaapmiddelen bij mensen met COPD. Bij zware COPD worden ze best vermeden. Studies tonen immers meer kans op een toename van het aantal apneu's (stilvallen van de ademhaling) en ze duren ook langer. Het zuurstofgehalte in het bloed is meestal lager, de ademhaling iets sneller en ze vraagt meer moeite. Belangrijk is dat mensen met slaapapneu trager wakker worden nadat hun luchtweg is toegeklapt. Andere studies tonen dan weer geen verhindering van de ademhaling, wat echter niet wegneemt dat voorzichtigheid moet worden in acht genomen.
Bron: Insomnia and Comorbid Chronic Obstructive Pulmonary Disease, Karl Doghramji, MD, Medscape 30/5/2008
Parkinsonpatiënten rapporteren een brede waaier van slaapstoornissen, gaande van slapeloosheid en parasomnie (ongewone gedragingen tijdens de slaap) tot slaperigheid overdag.
Parkinsonpatiënten kunnen gemakkelijk inslapen, maar na een tijd weer wakker worden en de slaap niet meer kunnen vatten. Sommige patiënten liggen 30 % tot 40 % van de nacht wakker. Deze stoornissen kunnen te wijten zijn aan letsels van de hersenstructuren die de slaap regelen, aan verminderde werking van de medicatie of door 's nachts te moeten plassen. Depressie en angst kunnen eveneens een rol spelen. Daarnaast hebben parkinsonpatiënten vaak slaapapneu en rusteloze benen syndroom(RLS).
Een bijzondere vorm van slaapstoornissen is de REM sleep behavior disorder (RBD), waarbij de normale spierverslapping tijdens de REM-slaapverloren gaat. Patiënten met RBD acteren tijdens hun dromen: ze praten en maken gerichte bewegingen met handen en voeten, soms op een gewelddadige manier. Echt belangrijke RBD wordt vastgesteld bij zowat een kwart van de parkinsonpatiënten. Slaapstoornissen bij de ziekte van Parkinson, en in het bijzonder RBD, zijn een risicofactor voor het ontwikkelen van psychotische verschijnselen (wanen en hallucinaties).
Slaapapneu (OSA) kan eveneens voorkomen bij parkinsonpatiënten en houdt hier geen verband met zwaarlijvigheid. De oorzaak is veeleer een aantasting van de hersenstructuren die de ademhaling regelen. Ook stijfheid van de ademhalingsspieren thv de keel kan een rol spelen. Restless legs syndrome (RLS) komt voor bij minstens 20 % van de patiënten met de ziekte van Parkinson. Hoewel RLS en de ziekte van Parkinson te wijten zijn aan stoornissen van de dopaminewerking en allebei reageren op behandelingen met dopamine, is het onduidelijk of de werkingsmechanismen voor allebei wel degelijk dezelfde zijn.
Het spreekt vanzelf dat een optimale behandeling met parkinsonmiddelen de slaap kan bevorderen. Het gunstige effect van ropinirol en pramipexol op RLS is welbekend. Clonazepam wordt gegeven als behandeling van RBD. Ook van deep brain stimulation is aangetoond dat het slaapstoornissen gevoelig kan doen wijken. CPAP is de ideale oplossing voor slaapapneu, maar parkinsonpatiënten hebben vaak meer last om een masker te vinden dat het slaapcomfort niet verstoort. Het slaaplabo kan de patiënt wellicht helpen om de beste keuze te maken. 's Nachts wateren is bij parkinsonpatiënten vaak te wijten aan ophouden van vocht in de benen door een gebrek aan lichaamsbeweging en het gebruik van dopamine-agonisten. s Nachts wordt het vocht geresorbeerd en geeft aanleiding tot plassen. Lichaamsbeweging en het gebruik van steunkousen kan helpen. Eventueel kan tolterodine of oxybutynine worden toegediend.
Ook slaperigheid overdag is een belangrijk probleem bij patiënten met de ziekte van Parkinson. Dit probleem is te wijten aan verschillende factoren, zoals de aantasting van de hersenfunctie, het gebruik van medicatie meer bepaald dopaminerge middelen en de hierboven beschreven slaapstoornissen. Slaperigheid overdag is vooral een probleem bij het autorijden, want episodes van plots inslapen, de zogenaamde sudden onset sleep, zijn beschreven. Veel middelen om de patiënt te helpen zijn er niet, behalve een optimale behandeling van de slaapstoornissen.
Bron: De Huisarts, 29 mei 2008, nr 878, Dr. Michèle Langendries, Am J Manag Care. 2008;14:S59-S69.
Tijdens een onderzoek in de VS, uitgevoerd door de National Sleep Foundation, gaf 23% van de autobestuurders toe in het afgelopen jaar weleens in slaap te zijn gevallen achter het stuur van hun auto. Het is dan ook geen verrassing dat slaapgebrek een grote rol speelt bij veel ongelukken die het etiket oorzaak onbekend opgeplakt kregen. We weten dat 10% van de verkeersongevallen te wijten is aan slaperigheid. Van de personen van 18 tot 24 zegt 72% dat ze het afgelopen jaar weleens in slaperige toestand achter het stuur hebben gezeten, wat verklaart waarom er meer jongeren omkomen door vermoeidheid dan door alcohol. Dat niet alleen autobestuurders in slaap vallen werd nog maar eens geïllustreerd in een artikel uit De Standaard van deze week.
In de verkeerstoren van de luchthaven van de Indiase hoofdstad Mumbai heerste begin deze week flinke paniek: een vliegtuig dat in Mumbai had moeten landen, vloog over het vliegveld heen zonder ook maar een meter te dalen. De twee piloten van het vliegtuig, dat meer dan honderd mensen vervoerde, bleken in slaap te zijn gevallen. Het vliegtuig stond op de automatische piloot, schrijft de Indiase krant The Times of India donderdag. Pas vijftien mijl verder lukte het de piloten te wekken.
De medewerkers van de verkeerstoren namen via een speciale procedure contact op met het vliegtuig, omdat ze vreesden voor een kaping. Pas toen in het vliegtuig een noodalarm afging, dat door de verkeerstoren was aangezet, ontwaakten de piloten uit hun dutje.
Onderzoek toont aan dat sommige vliegtuigpiloten zitten te knikkebollen als ze de startpositie moeten innemen. Anderen vallen kortstondig in slaap tijdens de laatste dertig minuten van de vlucht, tijdens het dalen en de landing van het vliegtuig. Bij een aantal piloten zijn verscheidene microslaapjes geconstateerd gedurende de laatste tien minuten van de vlucht, dus op het moment dat ze het toestel aan de grond zetten! Gelukkig is de automatische piloot van een vliegtuig altijd wakker en actief om alles in goede banen te leiden.
Er bestaat een oorzakelijk verband tussen ademstoornissen tijdens de slaap en ADHD-achtige verschijnselen. Men kan zich afvragen wanneer de ademstoornissen ernstig genoeg zijn om tot ADHD aanleiding te geven en dus absoluut moeten behandeld worden.
Bij kinderen gaat slaapapneu gepaard met snurken, rusteloosheid en frequent ontwaken. Blijft dit onbehandeld, dan kunnen ernstige complicaties optreden, zoals groeiachterstand, hart- en vaatziekten, leerproblemen, hyperactiviteit, agressiviteit en antisociaal gedrag. Meestal is slaapapneu bij kinderen het gevolg van erg grote amandelen. Andere mogelijke verklaringen zijn vormafwijkingen van de schedel en het aangezicht, zwaarlijvigheid en neurologische stoornissen. Het wegnemen van de amandelen doet de slaapapneu verdwijnen in 75% tot 100% van de gevallen; vaak wordt vastgesteld dat het succespercentage des te lager is naarmate de behandelde kinderen zwaarlijviger zijn.
Uitgesproken slaapapneu is niet de enige stoornis die tijdens de slaap de bovenste luchtweg kan treffen, er bestaan ook mildere vormen. Het geheel wordt aangeduid als sleep-disordered breathing (SDB), hierbij toont een slaaponderzoek onvoldoende verstoring van de slaap om de diagnose slaapapneu te kunnen stellen. Tijdens de laatste jaren is steeds duidelijker aangetoond dat lichtere vormen van SDB toch gevolgen kunnen hebben voor het cognitieve, emotionele en gedragsmatige functioneren bij kinderen. Een breed scala van cognitieve en emotionele stoornissen is met SDB in verband gebracht, maar vooral met ADHD is de correlatie duidelijk aangetoond.
Een doeltreffende behandeling van SDB doet de vastgestelde cognitieve en gedragsmatige problemen wijken, wat het oorzakelijke verband tussen beide aantoont. Maar er stelt zich een belangrijk probleem: men kan geen duidelijke correlatie aantonen tussen de evolutie van de cognitieve/gedragsmatige stoornissen en die van de parameters tijdens het slaaponderzoek, vóór en na de behandeling. Het zou nochtans nuttig zijn met meetbare criteria te kunnen achterhalen wanneer een ademstoornis ernstig genoeg is om een behandeling noodzakelijk te maken met het oog op de preventie van de cognitieve en gedragsmatige stoornissen.
Verschillende verklaringen zijn mogelijk voor de afwezigheid van een verband tussen de cognitieve/gedragsmatige problemen en de parameters tijdens een slaaponderzoek. Zo heeft men vastgesteld dat vooral de lichtere vormen van SDB, en niet zozeer de zwaardere vormen, gecorreleerd zijn met ADHD-achtige gedragingen. Mogelijk zijn de klassieke parameters niet gevoelig genoeg om lichte vormen van SDB te detecteren. Een andere verklaring kan zijn dat de correlatie tussen SDB en ADHD door andere, alsnog onbekende variabelen wordt bepaald. Serotoninewaarden, genetische factoren, leeftijd en geslacht zijn een paar variabelen die voor verder onderzoek in aanmerking komen.
Wat is het verband tussen ademhaling, slaap en diabetes (suikerziekte)? Waarom heb je meer risico op diabetes bij slaapapneu? Endocrinologe Dr. Dominique Ballaux gaf hierover op 1 maart een opmerkelijke lezing in het UZA tijdens de algemene vergadering van slaapapneupatiënten.
Voor we onder de loep nemen hoe een gestoorde ademhaling tijdens de slaap aanleiding kan geven tot diabetes nog eerst even dit. Diabetes kan zelf ook problemen met de ademhaling geven. De adem wordt op gang gehouden dankzij ons ademcentrum, gelegen in de hersenstam, dit stuurt prikkels naar de ademspieren, middenrif en borstkas om te ademen. Als dit zenuwcentrum niet goed functioneert spreken we over centrale slaapapneu, in tegenstelling tot de klassieke vorm, obstructieve slaapapneu, waarbij de luchtweg toeklapt. De link tussen diabetes en een slechtere werking van onze ademcontrolekamer is waarschijnlijk door aantasting van de zenuwgeleiding. Diabetes heeft de nare gewoonte om niet alleen je kleine bloedvaatjes aan te tasten, maar ook om de geleiding in je zenuwuiteinden te verstoren.
Hoe kan een gestoorde ademhaling tijdens de slaap aanleiding geven tot diabetes?
Fred, vijftig jaar, 'gezegend' met een flink buikje, heeft last van slaapapneu. Wanneer hij nog maar goed in slaap is gevallen klapt zijn luchtpijp toe, de adem stopt, het zuurstofgehalte in het bloed begint te dalen. Na 10 seconden schakelen de hersenen over naar alarmstadium 1, even later als het zuurstofgehalte verder daalt sturen ze een alarmsignaal uit om Fred te wekken. Het vecht- en vluchtzenuwstelsel draait op volle toeren en pompt adrenaline in het bloed, Fred schrikt kort wakker en kan terug ademen. Intussen mobiliseert het circulerend adrenaline hapklare energie: glusose. Dit ligt opgestapeld in de vorm van energiereserve (glycogeen) in de lever, spieren en vetcellen. Het is trouwens het hormoon insuline dat hier voor zorgt, dit werkt als een sleutel op de deur van lichaamscellen om glucose uit de bloedbaan op te nemen. Eens dit glucose in de cel opgenomen is wordt dit door insuline omgezet naar reservebrandstof: glycogeen. Om terug te gaan naar Fred, door de inwerking van adrenaline wordt het glycogeen omgezet tot glucose en in de bloedbaan vrijgegeven. Hierdoor stijgt het glucosegehalte in het bloed.
Naast zuurstofnood geeft ook een voortdurend onderbroken slaap (slaapfragmentatie) een extra prikkeling van het vecht- en vluchtzenuwstelsel, met vrijstelling van adrenaline. Maar slaapfragmentatie doet nog meer: de hersen-bijnier-as wordt gestimuleerd, wat resulteert in extra vrijstelling van adrenaline, en vooral van cortisone door de bijnieren. En wat is het effect van cortisone op het bloedsuiker? Juist, een stijging van het glucosegehalte.
Daling van het zuurstof in het bloed geeft ook vrijstelling van cytokine's (stoffen die de ontstekingsreactie in gang zetten). Deze cytokines komen vrij door afbraak van vetcellen, en vooral de dikke buik van Fred is de boosdoener. Dit zogenoemde centrale vet is een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten en voor slaapapneu. Buikvet stelt vetzuren vrij die in de lever worden opgestapeld. Hierdoor verminderd het effect van insuline ter hoogte van de lever en de spieren met als gevolg dat glucose in het bloed blijft circuleren. Behandeling van slaapapneu met CPAP vermindert dit centrale vet, onafhankelijk van verandering van het totale lichaamsgewicht.
Slaapapneu vermindert de gevoeligheid aan leptine, een hormoon geproduceerd door de vetcellen. Normaal zou het verhoogd leptinegehalte een eetlustvermindering moeten geven, maar Fred voelt daar niets van zodat hij maar blijft dooreten. Dit maakt hem nog zwaarder, wat dan weer zijn slaapapneu verergert en hem daarbovenop meer last bezorgt met het klaren van glucose uit het bloed. Zie ook vorig artikel: overgewicht en slaapapneu.
Het gevolg van de stimulatie van het vecht- en vluchtzenuwstelsel, van de gestegen cortisone, van de vrijstelling van cytokines en ten slotte van het verhoogd gewicht is een verminderde tolerantie aan glucose, waarbij de lichaamscellen ook minder gevoelig worden aan de werking van het hormoon insuline. Fred ontwikkelt dus een insulineresistentie, en van daar is het maar een kleine stap naar diabetes type 2 (ouderdomssuikerziekte).
Gebruik van CPAP bij slaapapneu verhoogt de gevoeligheid aan insuline opnieuw en vermindert dus het risico om diabetes te krijgen. Wie diabetes heeft en daarbij lijdt aan slaapapneu, ziet zijn suikerwaarden (Hba1c) verbeteren door CPAP toe te passen. Tenslotte blijkt dat hoe meer apneu, hoe ernstiger de diabetes is.
Bron: voordracht Dr Ballaux, ledenvergadering VAPA op 1 maart in het UZA.
Zwaarlijvigheid is een uitlokkende factor bij slaapapneu. Door een gestoorde slaap ontstaan dan weer stoornissen in de stofwisseling. Patiënten met zwaarlijvigheid en slaapapneu komen op die manier in een kwalijke situatie terecht: ze combineren twee oorzaken van ontsporing van hun stofwisseling. Mechanismen die deze verschillende correlaties kunnen verklaren, zijn steeds beter gekend. Dr. Michèle Langendries verklaart dit nader in 'De Huisarts'.
In de algemene bevolking komt slaapapneu (obstructive sleep apnea of OSA) voor bij ongeveer van 2% tot 5% van de bevolking. Bij zwaarlijvige personen klimt ze tot boven de grens van 30% en bij zeer ernstige zwaarlijvigheid worden cijfers tussen 50% en 98% bereikt.
Mensen met OSA hebben vernauwde bovenste luchtwegen. In waaktoestand kan de persoon dit compenseren door een verhoogde activiteit van de spieren van de bovenste luchtwegen. Maar tijdens de slaap klappen ze toe (zie video). Een smalle bovenste luchtweg kan te wijten zijn aan individuele anatomische variaties, maar wordt systematisch verergerd door zwaarlijvigheid. Een belangrijk mechanisme hierbij is de opstapeling van vet in de weke weefsels die de luchtweg omringen. Daarnaast is aangetoond dat bij zwaarlijvige patiënten het ademvolume kleiner is, omdat hun dikke buik tijdens het inademen het opengaan van de borstkas belemmert. Bij patiënten met OSA is de bovenste luchtweg des te smaller naarmate het ademvolume kleiner is.
Ten slotte is ook gebleken dat er bij zwaarlijvige mensen wat schort met het functioneren van de spieren die de bovenste luchtweg openhouden. Sommige halsspiertjes vertonen tijdens de ademcyclus een wisselende spierspanning: de spanning is laag wanneer tijdens het uitademen een positieve druk in de luchtwegen aanwezig is, maar wordt hoger bij de negatieve druk die het inademen kenmerkt. Er zijn aanwijzingen dat het correct functioneren van deze spieren door vetopstapeling in het gedrang komt.
Mensen met OSA hebben een onderbroken slaap en minder REM-slaap. Er is duidelijk aangetoond dat slaaptekort je lichaamscellen minder gevoelig maakt voor insuline (insulineresistentie) en zo het suikergehalte in het bloed doet verhogen. Steeds meer onderzoeksgegevens wijzen slaaptekort aan als een risicofactor voor insulineresistentie en suikerziekte. Bij gezonde personen deed een slaaptekort gedurende niet meer dan 24 uur de insulinegevoeligheid afnemen. Ook specifiek bij OSA is een verhoogde insulineresistentie aangetoond, die wijkt na het instellen van een behandeling met CPAP. De afname op korte termijn is zelfs meer uitgesproken bij minder zwaarlijvige personen, wat een extra aanwijzing is dat het slaaptekort, naast de zwaarlijvigheid, de insulineresistentie mee bepaalt. De verhoogde insulineresistentie is een factor die bij OSA het voorkomen van verhoogde bloeddruk en het toegenomen risico op hart en vaatziekten kan verklaren.
Steeds beter aangetoond is ook het bestaan van een gestoorde vrijstelling in het bloed van leptine bij mensen met OSA. Leptine is een hormoon dat wordt aangemaakt door het vetweefsel en de voedselinname regelt: hoe meer vetweefsel er is, hoe meer leptine wordt geproduceerd en hoe minder men gaat eten. Bij mensen met OSA worden te hoge leptinewaarden gevonden en behandeling met CPAP doet deze stoornis wijken. Uit de vaststelling dat de leptinewaarden bij patiënten met OSA hoog zijn ongeacht de vetmassa, leidt men af dat er sprake is van een verminderde gevoeligheid aan leptine (leptineresistentie). Dit zou er wel eens toe kunnen leiden dat OSA de voedselinname doet toenemen, en daardoor de zwaarlijvige OSA-patiënt in een vicieuze cirkel opsluit. Leptine blijkt trouwens maar het topje van de ijsberg te zijn. Ook het hormoon ghreline, dat de eetlust stimuleert, is in te grote hoeveelheden aanwezig bij patiënten met OSA. Ook stoornissen in de vrijstelling van een aantal andere eetlustregulerende hormonen zijn aangetroffen.
Bron: De Huisarts 22 mei 2008 Nr. 877 25, Diabetes Care. 2008; 31 Suppl 2:S303-9.
Dokter Koen Van Hoeck, kindernefroloog aan het UZ Antwerpen, is zopas gepromoveerd op een onderzoek over bedplassen. Hoewel bedplassen al eeuwen bekend is, bleef de aandoening lang in raadsels gehuld. Daarvan zijn er onlangs een paar opgehelderd.
Wat verstaat men onder bedplassen? Voor alle duidelijkheid, bedplassen is een ongewild en onbewust urineverlies tijdens de slaap op een leeftijd waarop men doorgaans al droog zou moeten zijn. Kinderen worden meestal 's nachts droog tussen de leeftijd van 3 tot 5 jaar. Als je kind nog bedwatert op 6 jaar is het raadzaam om hulp te zoeken. Immers van de 100 kinderen die lijden aan bedplassen op 5 jaar zullen er nog 30 bedplassen als ze 10 jaar zijn geworden en 5 op 18 jarige leeftijd. Bedplassen verdwijnt dus bij de meeste kinderen in de loop van de jaren, maar niet bij iedereen. Hoe sneller het probleem wordt aangepakt, hoe beter voor je kind. Het kind krijgt immers een beter zelfbeeld als het droog raakt en kan opnieuw in alle rust bij een vriendje blijven slapen of deelnemen aan een vakantiekamp.
Hoe vaak komt bedplassen voor ? Men kan gerust zeggen dat bedplassen een vaak voorkomend probleem is: 10% van de kinderen tussen zes en zeven jaar heeft er nog last van. Concreet wil dat zeggen dat er in het eerste en tweede leerjaar twee tot drie kinderen per klas zijn die nog bedplassen. Bedplassen komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes, een vaststelling waarvoor er nog geen verklaring is.
Wat zijn de oorzaken van bedplassen? Klassiek worden drie factoren aangehaald als mogelijke oorzaken van bedplassen: 1. Een vertraagde cognitieve rijping: het gevoel van een volle blaas wekt het kind niet. Je kind slaap daarom niet dieper, maar zijn inwendige alarmklok werkt niet zoals het hoort. 2. Een kleine blaascapaciteit en/of een vroegtijdig, onbeheerst samentrekken van de blaas. 3. Een hoge nachtelijke urineproductie. De hoeveelheid urine die het kind 's nachts aanmaakt is groter dan de blaascapaciteit.
Daarnaast is zeker een erfelijke factor aanwezig. Indien beide ouders last hadden van bedplassen is de kans zeer groot (77%) dat ook de kinderen zullen bedplassen. Indien één van de ouders er last van had, is de kans 44%.
Bedplassen wordt dus niet door emotionele of psychische problemen veroorzaakt, evenmin door luiheid van je kind. Omgekeerd kan het wel psychische problemen geven, kinderen met bedplassen hebben dikwijls een laag zelfbeeld, ze worden soms vernederd of gepest, ze voelen zich beschaamd of ontgoocheld. Het kan leiden tot frustratie en stress, want niemand mag dit geheim ontdekken.
Welke onderzoeken? Erg complexe onderzoeken zijn niet nodig om meer te weten te komen over de oorzaak. Meestal volstaat een gerichte ondervraging, een eenvoudig lichamelijk onderzoek en een analyse van de urine. In sommige gevallen kan een echografie van de blaas en urinewegen nuttig zijn om eventuele afwijkingen vast te stellen.
Welke behandeling? De eerste stap in de aanpak van bedplassen is het bijhouden van een gedetailleerde plas- en drankkalender. Zo kom je meer te weten over de urineproductie overdag en 's nachts, het blaasvolume, hoe dikwijls je plast, eventueel urineverlies en over de vochtinname.
Vervolgens let je erop om overdag meer te drinken en minder voor het slapengaan. Drink geen koffie, cola, ice-tea, melk of yoghurt enkele uren voor het slapengaan, want dit kan het bedplassen verergeren. Je gaat plassen net voor je onder de wol kruipt. De ouders besteden best geen aandacht aan het bedplassen op zich, maar blijven kalm, stellen hun kind gerust en moedigen het aan of belonen hun kind wanneer het een droge nacht heeft.
De gangbare behandeling voor een kleine blaascapaciteit is het gebruik van ophoudoefeningen, oxybutynine of een combinatie van beide. Een hoge nachtelijke urineproductie wordt behandeld met vochtbeperking of desmopressine, een synthetisch derivaat van het hormoon dat de concentratie van de urine door de nieren bevordert, waardoor je kind minder urine aanmaakt. Maar eigenlijk beschikten we tot nog toe niet over gestandaardiseerde criteria en referentiewaarden voor het diagnosticeren van een kleine blaascapaciteit of een hoge nachtelijke urineproductie, zegt dokter Van Hoeck. Daarom was de eerste stap in ons onderzoek het in kaart brengen van de normale dag-nacht variatie van de urineproductie.
Vijftig niet-bedplassende kinderen hebben gedurende 72 uur het volume en het uur van hun plasjes genoteerd, zodat de urineproductie kon worden berekend. Niet totaal onverwacht nam de urineproductie s nachts af: twee uur na bedtijd werd nog een urineproductie van 0,8 ml/kg/uur gemeten. Ook vrij voorspelbaar was dat het volume van de ochtendplas, gezien de lange tijdspanne sinds de laatste plas, bij de meeste kinderen opmerkelijk hoger lag dan het volume van de plasjes tijdens de dag. Maar wat vooral opviel, was dat voor een bepaalde urineproductie de dagplas systematisch kleiner was dan de nachtplas. Met andere woorden, tijdens de nacht kan de blaas met een bepaalde urineproductie een interval van zon elf uur overbruggen, terwijl ze overdag voor eenzelfde urineproductie maar een interval van een drietal uur aankan. Men dacht vroeger dat de nachtelijke overbruggingscapaciteit van de blaas zuiver te wijten was aan de afgenomen urineproductie, maar nu weten we dat de blaas s nachts hogere urinevolumes kan verdragen. Dit is een nieuw gegeven, concludeert Koen Van Hoeck. Het kwam er nu op aan te onderzoeken wat er gebeurt bij kinderen die bedplassen.
In dit stadium van het onderzoek moesten bedplasvolumes worden bepaald met het wegen van luiers. We zagen dat de bedplasvolumes niet groter waren dan een gewone dagplas. Bij bedplassende kinderen is er dus sprake van te vroege blaassamentrekkingen. Daarentegen vielen de bedplasmomenten in de overgrote meerderheid van de gevallen samen met een normale nachtelijke urineproductie. Bedplassende kinderen hadden zelfs een iets lagere nachtelijke urineproductie dan niet-bedplassende kinderen ze haalden 0,7 ml/kg/uur en de overgang naar het nacht ritme stelde zich tijdig in. Wel werd vastgesteld dat het maximale plasvolume een maat voor de blaascapaciteit onder de normale waarden lag. Dit was voor de onderzoekers een nieuw aanknopingspunt: Bij normale kinderen is de maximale plas meestal de ochtendplas. Bij bed plassende kinderen is dat veel minder vaak het geval, omdat ze doorgaans s nachts al eens in hun bed geplast hebben. Dit zou het kleine volume kunnen verklaren. Toch vroegen we ons af of er geen sprake was van een kleine blaascapaciteit.
Een logisch vervolg bestond erin om te proberen de maximale plas te vergroten met ophoudoefeningen, al dan niet in combinatie met oxybutynine of een neppil. Een controlegroep werd enkel en alleen getraind met een plaswekker. De follow-up duurde twaalf weken en de behandeling werd als succesvol beschouwd als er tijdens de laatste vier weken één of geen natte nacht werd opgetekend. De resultaten wezen uit dat een verhoging van de maximale plas kon worden bereikt met ophoudoefeningen in combinatie met oxybutynine of placebo. Zonder ophoudoefeningen of met de plaswekker was er geen gunstig resultaat zichtbaar. Maar het uiteindelijke doel werd gemist: de toegenomen maximale plas vertaalde zich niet significant in het verdwijnen van het bedplassen. De plaswekker had wel een gunstig effect op het bedplassen, zelfs op een verbazende manier: We waren ervan uitgegaan dat we na drie maanden een succespercentage van 60 à 65% zouden halen. Maar 73% van de kinderen bleek na die tijdspanne geen bedplassen meer te hebben. Bewezen was in ieder geval dat een kleine maximale plas geen oorzaak is van bedplassen.
We hadden nog één kans om met de ophoudoefeningen toch iets te bereiken, zegt dokter Van Hoek. We moesten aantonen dat deze oefeningen de resultaten verkregen met de plaswekker nog konden verbeteren. Daarom werden alle kinderen die na de eerste twaalf weken niet droog waren, nog eens even lang met de plaswekker behandeld en vervolgens een jaar gevolgd. Eén jaar na de plaswekkertherapie was, naargelang de behandelingsgroep, 47% tot 60% blijvend droog. Maar er was geen significant verschil tussen de kinderen die ophoudoefeningen hadden gekregen en de anderen.
Voor Koen Van Hoeck is de conclusie duidelijk: geef kinderen met bedplassen een plaswekker als je er zeker van bent dat er geen andere aandoeningen in het spel zijn, zoals een zenuwletsel of geassocieerd stoelgangverlies. Het kind belasten met maatregelen zoals vochtbeperking of oefeningen, is nutteloos. De techniek met de plaswekker, berust op conditionering: telkens als het kind in bed plast, wordt het door een belletje gewekt. Op termijn leert het kind bedplassen associëren met wakker worden en zal het uiteindelijk op een dergelijk incident anticiperen door tijdig te ontwaken.
In ons onderzoek werden betere resultaten bereikt als het kind jonger dan acht jaar was, aldus nog dokter Van Hoeck. Een belangrijk gegeven is ook dat we in onze populatie kinderen hadden toegelaten die al eens eerder voor bedplassen waren behandeld, op voorwaarde dat de behandeling minstens drie maanden vóór het begin van ons onderzoek was gestopt. We stelden vast dat de beste resultaten werden verkregen bij kinderen die al eens een behandeling hadden gevolgd. Falen van een eerste therapie heeft dus geen ongunstige prognostische betekenis volhouden is de boodschap. De ouders moeten wel realistische informatie krijgen over het slaagpercentage met de slaapwekker.
Bron: De Huisarts 29 mei 2008 Nr. 878, Bedplassen moet een belletje doen rinkelen, Dr. Michèle Langendries. www.stopbedplassen.be
Honger zou een goede remedie zijn tegen jetlag. Een ontregelde biologische klok heeft na een korte maar fikse vastenperiode onmiddellijk weer het juiste dag-nachtritme ritme te pakken. Voorlopig alleen nog getest bij muizen, maar misschien een handige tip voor uw volgende intercontinentale trip. Plaats van medicatie bij jetlag: klik hier.
Honger en voedsel zijn een veel sterkere regulator van onze ingebakken biologische klokdan de door zonneschijn aangedreven dag-nachtcyclus, blijkt uit recent onderzoek in het tijdschrift Science. Als voedsel alleen beschikbaar wordt gesteld op ogenblikken dat muizen normaal slapen, verschuiven ze zonder veel moeite hun circadiaanse ritme (dag-nachtritme, circa dies: ongeveer een dag). Volgens de Amerikaanse onderzoeker Cliff Saper van het Beth Israel Deaconess Medical Center in Boston (VS) ligt hierin een sleutel om jetlag beter de baas te kunnen of de problemen die nachtwerkers ondervinden aan te pakken.
"In onze hersenen schakelen een reeks genen elkaar aan en uit in een cyclus van 24 uur", legt Saper uit. "Die genetisch gedreven klok bevindt zich in een kleine kern van zenuwcellen die we de suprachiasmatische nucleus noemen. Zelfs als je de cellen verwijdert en individueel in cultuur brengt, blijft die klokfunctie intact." Eén van de cruciale genen die deze klok aandrijft, is het Bmal1-gen. Wordt Bmal1 uitgeschakeld, bv. in transgene muizen, dan valt het circadiaanse ritme van de diertjes uit en raakt hun vaste levenspatroon met opeenvolgende activiteiten totaal uit balans. Het gaat hierbij niet alleen om het slaap- en waakritme, maar ook over ritmische variaties in lichaamstemperatuur, motorische en seksuele activiteit, behoefte aan water en voedsel, hormoonproductie, etc.
De suprachiasmatische kern is echter niet de enige zenuwknoop met een biologische klok die onder controle staat van Bmal1. Ook een kern in de hypothalamus (de dorsomediale nucleus) heeft een klokfunctie. Die staat niet onder invloed van het 24-uur dag-nachtrimte, maar wordt wel geregeld door de voedingscyclus. "Krijgen de diertjes voldoende voedsel, dan blijkt er geen effect te zijn van de dorsomediale nucleus op het dag-nachtritme van de dieren", zegt Saper. "Maar laten we hen eerst even flink honger lijden, gevolgd door een nieuwe voedingscyclus die in timing verschilt van de oorspronkelijke, dan 'verzet' de klok in de dorsomediale nucleus de hoofdklok in de suprachiasmatische kern. De diertjes passen op heel korte tijd hun dag-nachtritme aan het nieuwe voedingsritme aan. Voeding primeert dus op de dag-nachtcyclus."
Welke lessen kunnen we hieruit trekken? "Wat voor muizen geldt, is wellicht ook toepasbaar op mensen", vermoedt Saper. "De genetica en fysiologie van beide zoogdieren is op het vlak van circadiaanse bioritmes gelijklopend: dezelfde genen en dezelfde zenuwknopen zijn in het spel." Een 'klinisch' experiment is overigens niet eens zo moeilijk op te zetten: wie naar het oosten of de VS vliegt, eet niets op het vliegtuig, gaat met honger naar bed en neemt 's ochtends een flink ontbijt. En dan maar afwachten of die jetlag nog toeslaat
Ik wil graag de reactie vermelden van een stewardes, iemand die dus permanent met jet-lag geconfronteerd wordt.
Ik ben stewardes en heb dus wekelijks te maken met een jetlag. Melatonine, vasten, stug volhouden en doen of je neus bloedt, van alles geprobeerd maar niets helpt. Vasten ook niet want je valt om van de honger, zeker als je actief moet zijn. Wat wel echt helpt is een nieuwe mobiele lichttherapielamp. Dit werkt dus wel en heel goed. Het is al heel lang bekend dat je met lichttherapie je biologische klok direct gelijk kan laten lopen aan de nieuwe locale tijd, maar die lampen waren echter zo groot dat je ze niet mee kon nemen. Deze nieuwe lamp, de Litebook Elite dus wel. Fly to the east, licht in de ochtend, fly to the west, licht in de avond. Heel simpel, een keer is genoeg. Echt een aanrader die werkt. Kijk maar eens op www.goodlite.nl. Daar staan ook verkoopadressen.
Bron: Artsenkrant 30 mei 2008, nr 1922, Peter Raeymaekers Fuller, P.M., Differential rescue of light-and-food-entrainable circadian rhythms, Science, 320, 23 mei 2008, 1074-1077.
Slapeloosheid moet je niet bekijken als een op zich alleen staand probleem, maar als iets dat beïnvloed wordt door verschillende factoren. Zie ook de 3 P's van slapeloosheid.
De invloed van hart- en vaatziekten, longproblemen, suikerziekte en aanslepende pijn is al langer gekend (zie ook oorzaken van slapeloosheid). Ook zwangerschap en menopauze verhogen het risico op slapeloosheid. Er bestaat eveneens een sterk verband tussen slapeloosheid en depressie, angststoornissen en posttraumatische stress.
Maar nu blijkt ook je persoonlijkheid een belangrijke rol te spelen in de kans op een minder goede nachtrust. Wie zijn emoties opkropt loopt meer kans om slechter te slapen. Uit studies blijkt ook dat slechte slapers zich meer zorgen maken over hun slaap. Het zich overmatig zorgen maken resulteert in hogere prikkelbaarheid (niveau van opwinding) gedurende de slaap, met gemakkelijker wakker worden tijdens de nacht, wat dan weer het gevoel van voldoende slaap ondermijnt. Dit proces van psychische conditionering (dwz een automatisch antwoord volgt op een prikkel) verhoogt het allertheidsniveau en versterkt dus het slaapprobleem.
Een recent denkmodel stelt voor dat wie al lang slecht slaapt, een selectieve aandacht ontwikkelt voor alles wat hun slaap zou kunnen verstoren. Daarbij overschatten ze hun slaaptekort en het verminderd functioneren overdag. Ze ontwikkelen afweergedragingen zoals overmatig controleren van hun gedachten en onderdrukken van hun gevoelens. Zo versterken ze echter de vicieuze cirkel van hun slaapprobleem en het overdag moeilijker functioneren.
Dit model wordt ondersteunt door EEG opnames (elecro encephalogram) die een verhoogde hersenactiviteit weergaven. Deze toegenomen prikkelbaarheid, in de zin van allertheid, mate van opwinding, laat je meer wakker worden, waardoor je je meer zorgen maakt. In tegenstelling tot mensen die zich overdag moe voelen door slaaptekort, kan iemand met lang aanslepende slapeloosheid zich overdag toch behoorlijk fit voelen, net door die toegenomen innnerlijke prikkelbaarheid. Soms kunnen ze zelfs overdag geen dutje doen als ze het proberen.
Metingen van verscheidene parameters tonen een verhoogd opwindingsniveau. In vergelijking met normale slapers was bij wie slecht sliep het hartritme verhoogd, de lichaamstemperatuur was iets hoger en de bloedvaatjes in de huid meer vernauwd. Meer doorgedreven onderzoek van de hersenwerking (dmv PET-scan) toonde een hogere stofwisseling aan van suiker zowel overdag als tijdens de nacht bij mensen met slapeloosheid. Tijdens de overgang van wakker zijn naar in slaap vallen was er ook een kleinere vermindering merkbaar van de activiteit van die plaatsen in je hersenen die je wakker houden.
Het onvoldoende verminderen van je allertsheidsniveau zou best wel eens de klachten van lang aanslepende slapeloosheid kunnen verklaren.
Bron: Medscape 15/5/08 Insomnia: Impact on Health and Quality of Life. David N. Neubauer, MD.
Naast een slaaponderzoek geeft een onderzoek met een cameraatje (endoscopie) van de bovenste luchtwegen onder korte verdoving nuttige informatie over de precieze oorzaak van snurken. Dat zei NKO-arts Evert Hamans (UZA) op het 12th International Symposium on Sleep Related Breathing Disorders in Antwerpen.
Problemen rond slaapstoornissen en snurken, met of zonder apneu, worden alsmaar nauwkeuriger onderzocht, terwijl de drempelvrees voor medische en/of heelkundige behandeling bij de patiënten steeds verkleint. Snurken en slaapapneu zijn een veel voorkomend probleem, vooral bij mannen van middelbare leeftijd. De medische verwikkelingen (vooral cardiovasculair), de gevaren van het indommelen overdag, en de relationele moeilijkheden die ermee gepaard gaan, zijn voldoende gekend. "Er komen steeds meer patiënten met deze problematiek over de vloer, al dan niet op doorverwijzing. De meeste huisartsen zijn er zich nu van bewust dat het probleem niet geminimaliseerd mag worden, en dat een behandeling mogelijk is", zegt Hamans.
Een grondig en accuraat onderzoek is echter een eerste vereiste om een onderscheid te maken tussen de verschillende soorten slaapafwijkingen. Is er al dan niet een toeklappen van de bovenste luchtwegen? Zijn er periodes van slaapapneu? Zijn er gevolgen op hart en bloedvaten? In veel gevallen is een slaaponderzoek vereist. De patiënt verblijft daarvoor een nacht in het ziekenhuis, er worden een aantal parameters geregistreerd, vooral op het vlak van ademhaling, bloeddruk, hart- en hersenfunctie. "Een bijkomend onderzoek dat ons heel wat nuttige inlichtingen kan opleveren, is een kijkonderzoek van de bovenste luchtwegen onder korte verdoving. Het weke verhemelte, de keel en de tongbasis vertonen immers tijdens de slaap een ander patroon dan in waaktoestand. We kunnen zo een preciezere diagnose stellen, en dat leidt tot een betere behandeling", aldus Hamans. Dit onderzoek gebeurt in het dagziekenhuis.
Vermeldenswaard is verder dat een makkelijk te hanteren toestel voor slaaponderzoek ook thuisregistratie mogelijk maakt, zodat een opname niet altijd vereist is.
Voor de behandeling van slaapapneu blijft CPAP de gouden standaard. Hamans: "Dit toestel is zeker doeltreffend, maar wordt niet door alle patiënten even goed verdragen. Er zijn een aantal heelkundige alternatieven, die ook voor het snurken zonder apneu goede resultaten geven. Naast de UPPP (uvulo-palato-pharyngoplastie) maken we nu ook vaak gebruik van radiofrequente golven die ter hoogte van het verhemelte, en soms ter hoogte van de tongbasis, worden toegediend. Dit zijn laagfrequente, hoogenergetische golven, die door een warmte effect tot een verstrakking en verstijving van de weefsels leiden. Voor het verhemelte gebeurt dit in drie sessies tijdens de raadpleging, terwijl voor de tongbasis een korte narcose vereist is. Voor specifieke gevallen beschikken we ook nog over andere technieken, zoals ingrepen op het tongbeen en op de onderkaak."
Behandeling van snurken en slaapapneu blijft hoe dan ook een multidisciplinaire aangelegenheid, waarbij ook de diëtist(e) een belangrijke rol speelt. Deze stoornissen treden immers vaak op bij patiënten met overgewicht en overmatig alcoholgebruik, vooral voor het slapengaan.
Op de website van de Nederlandse slaapapneu vereniging (http://www.nvsap.nl) vond ik een link naar het filmpje over slaapapneu waar ik al lang naar zocht. Door het voor je ogen te zien gebeuren kun je immers iets beter begrijpen.
Bron: Artsenkrant vrijdag 23 mei 2008, nr 1920, Jean-Marie Segers.
De ongunstige gezondheidseffecten van nachtwerk zijn algemeen bekend. Sommige bronnen wijzen zelfs op het mogelijk kankerverwekkend effect van nachtarbeid. Meer info: klik hier.
Ploegenarbeid zou tot een minimum moeten worden beperkt, maar ons globaliserende, economische bestel heeft geen oren naar deze waarschuwing. Zo schrijft Dr. Michèle Langendries in 'De Huisarts' van deze week.
Onderzoek kan mogelijk de schadelijke gevolgen van nachtwerk beperken als de onderliggende mechanismen goed begrepen worden. Daarom blijft het aantal studies over deze topic aanzwellen. Verschillende studies tonen aan dat ploegenarbeid, en meer bepaald nachtwerk, gepaard gaat met een verhoogd risico van beroerte, verkalking van de kransslagaders, hoge bloeddruk, suikerziekte en werkstress. Duidelijk is dat deze aandoeningen te wijten zijn aan of gepaard gaan met stoornissen van een hele reeks parameters.
Scandinavische onderzoekers hebben de cholesterol gemeten bij meer dan 5.000 arbeiders in een Japans staalbedrijf; de populatie werd 14 jaar gevolgd. Cholesterol was al eerder in een dergelijke situatie gemeten, maar zoals dat vaak gebeurt met observatiestudies, twijfelt men aan de betrouwbaarheid van de resultaten. In deze studie werd er duchtig gecorrigeerd voor een hele reeks parameters, zoals de leeftijd, roken en drinken, BMI en HbA1c (suiker op lange termijn). Desondanks bleken ploegarbeiders een significant hoger risico voor te hoge cholesterol te hebben dan arbeiders die alleen overdag werkten.
De auteurs bespreken verschillende mechanismen die de ongunstige gezondheidseffecten van nachtwerk kunnen verklaren. Ze onderscheiden er drie. Het verstoorde dagnachtritme is een voor de hand liggende factor, maar ploegarbeiders blijken ook minder gezonde eetgewoonten te hebben, meer te roken en minder de gelegenheid te krijgen tot lichaamsbeweging. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige integratie in het familieleven, met als gevolg meer stress. Ploegwerkers, zo blijkt uit onderzoek, hebben hogere catecholaminewaarden (stresshormoon). De derde factor is het gebrek aan nachtelijke slaap. Dit is een risicofactor met invloed op je stofwisseling, waarvan het belang ook werd aangetoond bij patiënten met slaapapneu.
In het vorige artikelkwamen een aantal nieuwe inzichten over rusteloze benen (RLS) aan bod, nu bekijken we nog twee belangrijke bevindingen.
1. Kinderen met RLS.
Tot voor kort dacht men dat kinderen niet veel risico liepen om rusteloze benen (RLS) te krijgen. Fout dus, legt Dr Picchietti uit. Zijn team onderzocht 10.500 families, waarbij de ouders of de jongeren zelf vragenlijsten invulden. Bij 2% van de kinderen (tussen acht en elf jaar) en van de adolescenten (vanaf twaalf jaar) kon men besluiten tot RLS. Een interessante vondst was dat bij 70% van de kinderen met RLS tenminste één ouder er ook last van had.
Als je kind klaagt van 'groeipijn', vervelende klachten in de benen of andere gevoelens, kunnen we dit best serieus nemen. Zeker als je zelf last hebt van RLS. Immers bij de helft van de kinderen had dit een negatieve impact op hun stemming en een kwart leed ook aan ADHD.
Wie last heeft van RLS lijdt meestal ook aan periodieke beenbewegingen. Deze bewegingen kunnen honderden keren herhaald worden tijdens de nacht. Het gevolg daarvan is een verhoogd hartritme (10% hoger) en recent is gevonden dat periodieke beenbewegingen ook geassocieerd is met een verhoogde bloeddruk.
Verder tonen studies een verband aan tussen slapeloosheid, een onderbroken slaap en een verhoogd risico op hart- en vaatzieken. Vermits mensen met RLS een slechtere slaap hebben, kan dit bijdragen aan een verhoogd risico.
Uit de 'Sleep Hart Health Study' bleek verder een duidelijk verband tussen de ernst van RLS en het risico op hart- en vaatziekten. Vanaf vier keer of meer per week RLSklachten en wie er overdag duidelijk minder goed door functioneert is het risico veel groter dan wie minder klachten ondervond.
Dus naast de vervelende klachten, naast de impact op je levenskwaliteit, heeft RLS ook een belangrijk gevolg op je hart en bloedvaten. De boodschap is duidelijk: berust er vooral niet in maar doe er iets aan door hulp te zoeken bij je huisarts.
bron: Medscape, What's New in the Restless Legs Syndrome Literature?,Wayne A Hening, MD, PhD; Jacques Montplaisir, MD, PhD; Stephanie Kushner, PhD, 30 april 2008
Rusteloze benen(RLS) is veel meer dan alleen maar een vervelende klacht. Het heeft een belangrijke impact op je levenskwaliteit. Dr. Svenja Happe publiceerde hierover een studie in 'Sleep Magazine'.
Vijf dingen werden gemeten: mobiliteit, zelfredzaamheid, dagelijkse activiteiten, pijn en tenslotte angst of depressie. Op een schaal van 0 tot 100 is een normale gemiddelde score 77,4. Mensen met RLS scoorden echter gemiddeld 55,6, wat nog lager was dan de score die mensen met Parkinson, MS, narcolepsie of beroerte haalden! Dit geeft aan dat RLS inderdaad de levenskwaliteit ernstig beïnvloedt, en wel evenveel of nog meer dan een aantal belangrijke ziekten.
De mate waarin de levenskwaliteit werd beïnvloed was vooral bepaald door de erst van de RLS. Belangrijk is dat de impact van RLS op de levenkwaliteit bij jongere patiënten gelijk of zelfs groter was dan bij ouderen. Bijna 40% gaf toe dat hun opleiding en loopbaan negatief werden beïnvloed. Dus ook bij jongeren dient RLS niet alleen te worden herkend, maar vooral ook te worden behandeld.
2. Verband met depressie en paniekaanvallen.
In een grootschalige studie van het Amerikaans Nationaal Instituut voor Geestesgezondheid werden meer dan 1000 personen gedurende 20 jaar gevolgd. Bij de start en later om de vijf jaar vulden de deelnemers uitgebreide vragenlijsten in. Dit is natuurlijk een ongelofelijke kans om verschillende evoluties op te volgen. Uit de laatste 12 maanden werden gegevens gehaald over hoe vaak depressie en paniekstoornissen voorkwamen, zowel bij mensen met RLS als bij wie er geen last van had. Wat bleek: wie lijdt aan RLS heeft 5 keer meer kans op depressie en 10 keer meer op paniekaanvallen. Alle gegevens waren gecorrigeerd naar leeftijd, geslacht en ook voor het gebruik van antidepressiva. Dit is wel belangrijk (en noodzakelijk) want je zou kunnen stellen dat wie depressief is en daarvoor medicatie neemt, juist door het gebruik van deze antidepressiva meer kans maakt op RLS klachten.
Wat is hier het belang van? Een mogelijkheid is dat depressie en RLS een gemeenschappelijke biologische basis hebben. Of een depressie kan ontstaan als gevolg van slaaptekort bij mensen met ernstige RLS.
Dat depressie en angststoornissen vaak voorkomen bij RLS is belangrijk om in het achterhoofd te houden bij de behandeling ervan. Immers kunnen antidepressiva de klachten van RLS verergeren en soms nemen mensen met RLS deze medicatie wegens een door RLS veroorzaakte depressie.
bron: Medscape, What's New in the Restless Legs Syndrome Literature?,Wayne A Hening, MD, PhD; Jacques Montplaisir, MD, PhD; Stephanie Kushner, PhD, 30 april 2008.
Rusteloze benen is alles behalve een zeldzame aandoening, het komt namelijk voor bij 5 tot 10% van de bevolking, meer bij ouderen, meer bij vrouwen dan bij mannen, en ook meer als het in je naaste familie zit.
We spreken van rusteloze benen (RLS) als je een zo goed als onbedwingbare drang ondervindt om je benen te bewegen, bijna altijd voorafgegaan door een onaangenaam gevoel in de benen. Deze drang om te bewegen heb je dan alleen in rust, je zit bijvoorbeeld eindelijk rustig in je zetel of je ligt nog maar net in bed, en hop, daar voel je het weer. 's Avonds is het erger en als je je benen beweegt verdwijnt deze drang of even rechtstaan en met je benen schudden volstaat meestal, toch voor eventjes.
Om te weten of je inderdaad lijdt aan rusteloze benen is het voldoende om de vier criteria na te gaan (klik hier). Bloedtesten, RXopnames of zelfs een slaaponderzoek is niet echt nodig voor de diagnose.
Je hebt twee vormen van RLS: een primaire vorm, waarbij de oorzaak niet duidelijk is, en een secundaire vorm: hierbij zijn wel lichamelijke oorzaken gekend. De drie belangrijkste zijn een sterk verminderde nierfunctie, ijzertekort en tenslotte zwangerschap (laatste trimester). Ook multiple sclerosis (MS), rheuma en zenuwaantasting bij suikerziekte geven meer kans op RLS.
Minder geweten is dat sommige medicaties meer kans geven op RLS. Kandidaat nummer één zijn de antidepressiva (zowel SSRI als SNRI). Vermits RLS in essentie een probleem is van verminderde beschikbaarheid van dopamine in de hersenen, dan zal elke pil die de werking van dopamine tegengaat, RLS verergeren. Primperan (metoclopraminde) is hier een goed voorbeeld van. Ook antiallergische medicaties (diphenhydramine) kunnen RLS klachten geven, wat een beetje ironisch is, omdat ze soms worden gebruikt om hun slaapverwekkend effect. Tenslotte moeten we aandacht hebben voor antiverkoudheid medicaties die ephedrine of pseudo-ephedrine bevatten (ontzwellen de neusslijmvliezen), ook zij kunnen de klachten van RLS verergeren.
Wat is de invloed van voeding en drank op RLS? Vooral rode wijn en donkergekleurde dranken lijken het meest invloed te hebben. De boosdoeners zijn vooral tannines en amines in rode wijn, meer dan andere alcoholbevattende dranken. Coffeïne of aanverwante in cola en thee doen de klachten van RLS toenemen. Een interessant detail is dat tannines uit wijn, koffie en thee de ijzeropname in de darm tegengaan en hierdoor meer klachten kunnen veroorzaken op lange termijn.
Voor de behandeling verwijs ik naar een vroeger artikel: 'Rusteloze benen, wat doe je eraan'. De aanpak zonder medicatie kan waardevol zijn om de klachten te verminderen bij wie opgezadeld zit met een eerder milde vorm van RLS. Naast de reeds besproken adviezen let je best op welke medicatie je inneemt, zoals antiallergische middelen. Ook slaaptekort kan de klachten verergeren en een vicieuze cirkel in stand houden, want RLS geeft op zich een vermindering van je diepe slaap. Regelmatige lichaamsbeweging en vermijden van lang stil te zitten geeft een verbetering.
Het toedienen van ijzer 1 of 2 keer per dag, eventueel samen met vitamine C wordt aanbevolen. Neem het wel lang genoeg in en laat na 1 tot 3 maanden de ijzervoorraad in je bloed controleren. Is die laag, dan kun je er van uitgaan dat die in je hersenen zeker te laag is. Het omgekeerde gaat niet op: indien je bloedonderzoek normale waarden aantoont is dat zeker geen garantie dat dit in je hersenen ook zo is.
Of medicatie nodig is, hangt af van de ernst van je klachten. Als je minstens drie nachten per week last hebt en daardoor slechter slaapt, kan een dagelijkse inname aanbevolen zijn. Zie ook 'Rusteloze benen, wat doe je eraan'.
In een recente studie, gepubliceerd in 'The New England Journal of Medicine' werd de factor erfelijkheid onderzocht, en welke genen (dragers van het erfelijk materiaal) daarvoor verantwoordelijk zijn. Daaruit bleek dat bepaalde genen inderdaad geassocieerd zijn met een hoger risico op RLS, en dat die ook overeenstemden met een lager ijzergehalte in het bloed. De kans op een genetische oorzaak van RLS is groter bij wie het op jonge leeftijd krijgt, met een over de jaren heen langzame verergering van de klachten. Een belangrijke bevinding was verder dat bijna iedereen met RLS ook last bleek te hebben van periodieke beenbewegingen.
bron: Medscape, 9/4/2008 The Genetics and Pathogenesis of Restless Legs Syndrome: Implications for the Clinician. Restless Legs Syndrome in Special Populations
Soms staan patiënten al met de deurklink in de hand en zeggen ze: Dokter, eigenlijk slaap ik al een tijdje niet zo goed,.' Een goed antwoord kun je niet zo maar in enkele minuten uit je mouw schudden, maar met de volgdende tips kom je al een eindje verder.
Foto: bvdm
1.Niemand slaapt in een ruk door. 'Maak je geen zorgen als je even wakker wordt, want dat overkomt iedereen elke nacht meerdere keren. Ongeveer om het anderhalf uur ontwaken we uit een diepe slaap. De meeste mensen doen één oog open, vergewissen zich er onbewust van dat alles veilig is, en slapen verder. Er zijn ook nog talloze minislaaponderbrekingen, gemiddeld tien per uur. Wie goed slaapt, herinnert zich daar de volgende dag niets meer van. Je moet al vijf minuten wakker liggen om het 's morgens nog te weten. Maar slechte slapers trekken beide ogen open en kijken naar hun wekker. Daar worden ze onrustig van. De kunst is te leren je comfortabel te voelen in je bed, ook als je wakker ligt. Doe alsof het de laatste vijf minuten zijn voor je moet opstaan en geniet ervan.'
2. Zet de wekker uit je zicht. 'Onderzoek in rusthuizen heeft aangetoond dat bejaarden vooral wakker liggen omdat ze piekeren over hun slaapprobleem. Eenmaal dat begint, raak je gespannen. Slapen veronderstelt een ontspannen situatie. Voor velen is het beter om de wekker uit het zicht te zetten. Slechte slapers panikeren als het nog maar één uur in de nacht is -Nog zo lang wakker liggen!,- maar ook om zes uur 's ochtends -Oei, nu zal ik wel niet meer kunnen slapen,. Als je wakker ligt, is het echt niet belangrijk hoe laat het is.'
3.Sta op als je twintig minuten wakker blijft. 'Wie toch de slaap niet kan vatten, kan beter opstaan, om te vermijden dat je je bed gaat verbinden met negatieve gevoelens ten aanzien van slapen. Ik raad doorgaans af om tv te kijken, want dat kan je aandacht te lang vasthouden. Ga iets saais doen, of lees een strip of een boek dat je niet al te zeer boeit. Tot je je weer slaperig voelt: ga dan terug naar bed om te slapen. Dit advies is belangrijk om conditionering -Ik ga naar bed (prikkel) en dat betekent wakker liggen (reactie),- te doorbreken. Conditionering ontstaat al na drie weken.'
4.Maak van je slaapkamer geen tweede woonkamer. Je hebt natuurlijk wel een comfortabel bed nodig, in een goed verluchte kamer, maar die kamer dient om te slapen, niet om tv te kijken of te lezen. Ook niet om met je partner de planning van de volgende dag of de volgende vakantie te bespreken. Mensen voor wie een beetje lezen tot het slaapritueel behoort, wil ik dat plezier niet afpakken. Het belangrijkste is dat je vlak voor het slapengaan iets ontspannend doet en dat je je bed in gedachten verbindt met ontspanning. Want slapen, dat kun je niet leren. Slapen komt vanzelf, wanneer je hersenen de knop omdraaien. Maar je kunt wel leren ontspannen: slapen is een vergevorderd stadium van ontspanning.'
5.Ga niet intensief sporten voor je gaat slapen. 'Wie intensief sport, blijft daarna nog een paar uur klaarwakker. Sporten veroorzaakt een adrenaline-opstoot, die je goed doet werken en presteren. Er gaat toch een uur of twee overheen voor dat energieniveau zakt. Lichte activiteiten voor je gaat slapen zijn wel goed: een korte wandeling, wat yoga. Vrijen ontspant de meeste mensen ook.'
'Sporten op zich is wel goed voor de nachtrust, als je het ten laatste in de vroege avond doet. Hoe actiever je dag, hoe beter je nacht. Zoals de uitdrukking het zegt: de nacht is de spiegel van de dag. Daarom ook zijn middagdutjes te mijden. Een dutje van hooguit een halfuur kan energie geven aan wie sowieso goed slaapt. Maar als je een slaapprobleem hebt, zul je daardoor 's avonds minder makkelijk slapen.'
6.Sta altijd omstreeks hetzelfde tijdstip op. 'Er is een klein centrum in onze hersenen dat ervoor zorgt dat we 's morgens wakker worden, en het helpt overdag onze vermoeidheid te onderdrukken. Want we worden in de loop van een dag altijd maar meer moe. 's Avonds kantelt dat mechanisme en voelen we ineens al die vermoeidheid. Dat is het moment om te gaan slapen. Je moet op de slaaptrein stappen als hij voorbijkomt. Als je nu eens vroeg en dan heel laat opstaat, breng je dat mechanisme in de war. Door altijd ongeveer op hetzelfde uur op te staan, houd je je interne klok, je dag-en-nachtritme, goed afgestemd.'
'Langer slapen is ook een slecht idee omdat de laatste uren van je slaap erg oppervlakkig zijn. En het is de diepe slaap die je het meeste nodig hebt. De volksmond zegt dat de uren voor twaalf uur dubbel tellen. Beter is: de eerste vier uur van je slaap tellen dubbel. 's Morgens langer blijven liggen maakt je alleen maar suffer. En een suffe dag, juist, die leidt weer tot een slechte nacht.'
7. Mijd alcohol 's avonds. 'Wie voor het slapengaan alcohol drinkt, zal misschien wel vlot inslapen. Het begin van de nacht verloopt goed, hoewel je minder remslaap doormaakt. Het tweede deel van de nacht verloopt onrustiger: je wordt vaker wakker, je hebt nare dromen. Het gaat ten koste van de diepe slaap in die tweede periode. Diepe slaap heb je nodig voor het herstel van je lichaam. Het is tijdens die slaap dat er groeihormoon wordt aangemaakt. Wie minder van dat hormoon aanmaakt, veroudert sneller. De remslaap is nodig voor je geestelijk herstel: vergelijk het met het schoonmaken van je computer, het defragmenteren van je harde schijf. Alcohol gaat dus ten koste van die twee herstelmechanismen. Vooral mensen die al slaapproblemen ervaren, moeten daarvoor uitkijken.'
8. Vermijd ook koffie, zwarte thee, cafeïne én nicotine. 'Wat de meeste mensen niet weten, is hoe lang cafeïne in je lichaam blijft. De halfwaarde ervan bedraagt vijf uur: wie om zes uur twee koppen koffie drinkt, voelt zich om elf uur nog alsof hij pas een kop gedronken heeft. Na tien uur hebben we nog een kwart van het goedje in ons bloed. Daardoor slaap je slecht en sommige mensen willen dat euvel dan weer bestrijden met nog meer koffie. Het is een vicieuze cirkel.'
'Nicotine is sneller uitgewerkt, maar rokers slapen toch minder goed. Om te beginnen door de nicotine, die hen een uurtje wakker houdt, en vervolgens door de ontwenningsverschijnselen bij gebrek aan nicotine. 's Morgens snakken ze naar een sigaret.'
9. Drie goede redenen om te stoppen met slaapmedicatie. 'Ook slaapmedicatie heeft een negatief effect op de kwaliteit van je slaap. De architectuur van je slaap verandert, je hebt geen diepe slaap en minder remslaap, en je maakt ook veel meer micro-slaaponderbrekingen mee. Wie stopt, zal dus weer beter slapen en er meer deugd aan beleven. Ook wie al jaren pillen neemt, kan stoppen, zij het dat je dan best langzaam afbouwt, onder begeleiding van je huisarts.'
'Eigenlijk zijn slaappillen na twee weken al uitgewerkt. Ach,, zeggen mensen dan, baadt het niet, het schaadt ook niet,. Maar het schaadt wel. Slaapmedicatie heeft de kwalijke nevenwerking dat je spieren verslappen. Als je opstaat om naar het toilet te gaan, kan je makkelijker vallen, en sneller iets breken. Nog een nadeel is dat je wakker wordt met een suffe kop. Belangrijker dan medicijnen is een goed slaapritueel: enkele vaste handelingen uitvoeren die je tot rust brengen. Dat kan een yoga-oefening zijn, of het dekken van de ontbijttafel, of een kop lindenthee of warme melk bereiden.'
10. Sluit medische oorzaken uit/doe aan zelfrelaxatie of autosuggestie. 'Slaapproblemen kunnen ook een medische oorzaakhebben: mensen met een depressie, of met schildklierproblemen of mensen die bepaalde medicijnen slikken kunnen daardoor wakker liggen. Het beste is om er eens met je dokter over te spreken en eventuele oorzaken van buitenaf uit te sluiten. Angst en stress, door problemen op je werk, in je relatie of door examens, kunnen bestreden worden door autosuggestieoefeningen. Daartoe heb ik drie luisterfragmenten op een cd bij mijn boek gevoegd. Een van de drie is bestemd voor kinderen: ik doe hen denken aan een zomers strand, drijven in het water, of het strelen van een lief konijntje. Kinderen zijn daar erg vatbaar voor.
bron: De Standaard 21 maart 2008, Goed Slapen is een Kunst, Veerle Beel.
Dat we meer aandacht moeten besteden aan slaap en slaapproblemen bij kinderen wordt nog maar eens bevestigd door een onlangs verscheden studie in 'Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine', een gespecialiseerd tijdschrift over kinder- en jeugdgeneeskunde.
Tijdens je kinderjaren minder slapen dan anderen blijkt een belangrijke voorspellende factor te zijn voor emotionele en gedragsproblemen tijdens de jong-volwassen leeftijd.
Dr. Alice M. Gregory van de 'University of London' in Engeland distilleert 3 belangrijke bevindingen uit de studie: 1. Deze studie kan helpen om risicopersonen te herkennen die later psychische moeilijkeheden kunnen krijgen 2. Bepaalde slaapproblemen zoals langer slapen dan anderen of nachtmerries zijn niet geassocieerd met latere problemen, iets wat geruststellend is voor de ouders. 3. Het behandelen van slaapproblemen bij kinderen kan gunstige effecten geven op lange termijn.
2076 ouders namen de moeite om een lijst van 120 vragen te beantwoorden op het moment dat hun kind tussen de 4 en 16 jaar oud was (gemiddeld 10 jaar). Later vulden ze om de 2 jaar nog 4 keer een follow-up vragenlijst in.
Na 14 jaar, vulden 1615 deelnemers van de studie, die intussen 18 tot 32 jaar waren, een laatste uitgebreide vragenlijst in. Hierin werd onder andere gepeild naar gevoelens van angst of depressie, aandacht en concentratie en tenslotte naar agressief gedrag, waaraan ze een telkens een bepaalde score aan konden toekennen.
Minder slaap tijdens de kinderjaren voorspelde hoge scores voor angst, depressie en agressief gedrag. Gelukkig was er ook goed nieuws. Andere zaken zoals nachtmerries, meer slapen dan anderen, slaapwandelen of praten in je slaap gaven geen groter risico voor latere problemen.
Een mogelijke verklaring is dat wie te weinig slaapt, de dag erna minder goed functioneert, daardoor tot minder komt, relationele problemen ondervindt en zelfs meer kans heeft op ongevallen. Dit minder goed functioneren is geassocieerd met het later ontwikkelen van emotionele en gedragsmoeilijkheden.
Dr Gregory besluit dat artsen en opvoeders best letten op slaapproblemen bij kinderen, en zich ervan bewust moeten zijn dat in sommige situaties dit een risicofactor is voor latere moeilijkheden.
Zweten is een manier om overbodige warmte kwijt te raken bij het sporten of als je koorts hebt bijvoorbeeld. Dit proces wordt gestuurd door het onwillekeurige zenuwstelsel, dat onder andere ook je hartritme en darmwerking regelt. Je hebt daar dus geen vat op, in tegenstelling tot het willekeurige zenuwstelsel dat je zelf kunt commanderen, zoals je been opheffen of een vuist maken.
Sommige mensen zweten ‘s nachts of overdag zonder duidelijk aanleiding. Dit heeft meestal te maken met een verstoorde regeling van je onwillekeurige zenuwstelsel. Je zweetkliertjes krijgen het bevel om zweet af te geven, en dat doen dan ook.
's Nachts overmatig zweten kan je slaap verstoren. Als je ’s nachts nat en koud in je bed ligt, wordt je daar immers gemakkelijk van wakker.
Een verklaring van dit fenomeen kan een overstimulatie van het ‘vecht en vlucht’ zenuwstelsel zijn. Als je gestresseerd of te actief bezig bent tot juist voor het slapengaan door intensief te sporten of door computerspelletjes blijft dit ’s nachts nog een effect geven. Je wordt dan gemakkelijker kort wakker, het duurt ook langer voor je in slaap valt, je hebt meer nachtmerries en … je zweet meer.
Voor meer uitleg over de werking van stress op de slaap: klik hier.
Slaapapneu wordt vaak naar voor geschoven als oorzaak van nachtelijk zweten, maar deze uitspraak wordt amper door bewijzen onderbouwd. Wat is slaapapneu? klik hier om een video te bekijken.
Als men er actief naar peilt, rapporteert 20 tot 40% van de volwassenen in een huisartspraktijk minstens één episode van nachtelijk zweten tijdens de voorbije maand. Het merendeel van deze mensen spreekt hierover niet spontaan met de huisarts. Talrijke gezondheidsproblemen zijn in verband gebracht met nachtelijk zweten, zoals chronische infecties, bepaalde kwaadaardige tumoren en de menopauze. In weinig of geen van deze gevallen is het oorzakelijke verband met nachtelijk zweten duidelijk bewezen. Ook slaapapneu wordt vaak als oorzaak aangegeven.
In de literatuur wordt melding gemaakt van een statistisch verband tussen nachtelijk zweten en een hele reeks slaapklachten, zoals vermoeidheid, rusteloze of wriemelende benen, trekkende benen tijdens de slaap, laattijdig inslapen, frequent ontwaken en wakker worden met een zure of bittere smaak in de mond. Amerikaanse auteurs hebben zich afgevraagd of er ook een verband kon worden gevonden tussen nachtelijk zweten en meetbare afwijkingen op het slaaponderzoek. Resultaten van 282 patiënten die een slaaponderzoek hadden ondergaan, werden onderzocht. Van elke patiënt was ook een vragenlijst beschikbaar waarin de betrokkene zijn subjectieve slaapklachten had weergegeven (1).
Een correlatie werd gevonden tussen nachtelijk zweten en een hele reeks subjectieve klachten, zoals vermoeidheid overdag, kriebelende benen, schoppen tijdens de slaap, snurken, nachtelijke ademnood, wakker worden met pijn in één of ander lichaamsdeel en ochtendlijke hoofdpijn. Maar geen enkele correlatie werd gevonden met stoornissen op het slaaponderzoek, zoals de tijd om in slaap te vallen, het aantal adempauzes, hoeveel keer je wakker wordt, periodieke bewegingen van de benen en de totale slaaptijd. Ook met de BMI was er geen verband. De auteurs besluiten daaruit dat klagen over nachtelijk zweten misschien deel uitmaakt van een algemene neiging om over allerlei te klagen. Nachtelijk zweten alleen blijkt geen voldoende reden te zijn om naar slaapapneu te zoeken.
Besluit: over de oorzaken van nachtelijk zweten bestaat nog veel twijfel en discussie, wat je zeker kunt doen is erop letten dat je onspannen in slaap raakt, zonder de stress van de dag mee in bed te nemen. Dit doe je door een onspannend avondritueel, wat rustige lichaamsbeweging en vooral door op tijd te stoppen met denken, plannen en piekeren.
Onderzoek in de VS toont dat slaaponderzoek in je eigen bedmogelijk is, mits in achtname van een aantal voorwaarden. Het gaat namelijk alleen op voor de diagnose van obstructieve slaapapneu(snurken met ademstilstand) bij volwassenen.
Je zou dus verwachten dat we deze thuismonitoring zo snel mogelijk toepassen vanaf het moment dat het beschikbaar is. Nu blijkt dat dit in België enkele jaren geleden al werd gebruikt, maar gestopt is wegens het wegvallen van de terugbetaling. De reden hiervoor is niet duidelijk, besparing vanwege de overheid is een mogelijkheid, of was het om een wildgroei tegen te gaan, of wou men door een strikte regelgeving zorgen voor een uniformiteit?
De drempel van een overnachting in een slaaplabo viel niet alleen weg, maar er konden ook meer mensen onderzocht worden. Deze uiteindelijk hogere kost deed het thuisonderzoek in de koelkast verdwijnen. Erg jammer, zo blijkt uit een recent artikel in de Journal of the American Geriatrics Society. Onbehandelde mensen met slaapapneu kosten de overheid twee keer zoveel aan medische zorgen, dus de kost van het opsporen ervan betaalt zich later terug.
Volwassen met onbehandelde slaapapneu zijn al jaren voor de diagnose grote verbruikers van gezondheidszorgen. Dr Ariel Tarasiuk en vorsers van het Soroka University Medical Center en Loewensteien Hospital-Rehablitation Center (Israel) onderzochten 158 ouderen en 1166 mensen van middelbare leeftijd met slaapapneu. Deze werden vergeleken met evenveel gezonde personen van dezelfde leeftijd, geslachte en woonplaats.
Bij al deze mensen werden ziekenhuisopnames nagegaan, bezoek aan de spoeddienst, onderzoek bij specialisten en medicatiegebruik.
De resultaten toonden dat de gezondheidsuitgaven twee jaar voor de diagnose bijna dubbel zo hoog waren voor personen met slaapapneu dan voor gezonden. Daar bovenop verbruikte de ouderengroep met slaapapneu dubbel zoveel medische zorg dan patiënten van middelbare leeftijd. Dit is vooral te wijten aan het hoger risico op hart- en vaatziekten en aan het gebruik van medicatie voor het zenuwstelsel (zoals antidepressiva) bij de ouderen.
Een klein deel van de patiënten (een derde) consumeerde 75 percent van alle uitgaven, en die lagen vijf keer hoger vergeleken met de zuinigste groep (1500 euro tov 270 bij de ouderen en 820 euro tov 110 bij middelbare leeftijd).
Over cijfers gesproken, een slaaponderzoek met overnachting in het ziekenhuis kost 450 euro 'all in' waarvan je 75 euro zelf moet betalen, de rest is voor het ziekenfonds. Als je in aanmerking komt voor terugbetaling met CPAP, moet je ziekenfonds daar 900 euro per jaar voor ophoesten. Onderzoek en behandeling van slaapapneu is dus best wel een kostelijke zaak.
Natuurlijk moet je voor het volledige kostenplaatje veel verder kijken, becijfer maar even de kostprijs van een kettingbotsing veroorzaakt door een chauffeur met onbehandelde slaapapneu die achter het stuur in slaap is gevallen.
Conclusie: Zeker bij ouderen is het ontdekken en behandelen van slaapapneu erg belangrijk. Als we meer mensen kunnen ontdekken door gebruik te maken van thuisonderzoek, wegen de initiele kosten niet op tegen de onkosten die voortvloeien uit onbehandelde slaapapneu.
bron: Medscape, The effect of Obstructive Sleep Apnea on Morbidity and Health Care Utilization of Middle-Aged and Older Adults. J Am Geriatr Soc. 2008;56(2):247-254