Heeft het zin om als 60-jarige, met een narcistische PS, in therapie te gaan?
Waarom niet? Er zijn veel voorbeelden van (veel) oudere mensen die baat blijken te hebben bij psychotherapie. En het feit dat je veel last hebt van je problemen vormt een goede reden om mogelijkheden voor psychotherapeutische hulp te onderzoeken. Toch is het zo iets te simpel gesteld: niet elke therapie heeft effect, en het is goed gebruik om via een intake of een diagnostisch gesprek na te gaan of er een indicatie is voor therapie. Een psychotherapeut of een psychiater brengt je problemen in kaart, onderzoekt je hulpvraag en komt met een advies voor hulp. En als het goed is krijg jij een beeld van wat die hulp inhoudt op grond waarvan je kunt kiezen of je inderdaad aan een dergelijke onderneming wilt beginnen. Het is goed mogelijk dat zo'n intake, of een oriënterend gesprek jezelf meer duidelijkheid geeft over de aard en ernst van je problemen en je mogelijkheden tot verandering. FK 10/2001
Hoe kun je het beste omgaan met iemand met een narcistische persoonlijkheid? Moet ik therapie adviseren?
Geen eenvoudige vraag! Mensen met NPS kunnen sterk verschillen. Toch zijn wel een paar algemene opmerkingen te maken. Mensen met een NPS 'verleiden' soms anderen om heel anders te reageren dan zij normaal zijn te doen. Bijvoorbeeld heel voorzichtig, of heel bot. Pas daarvoor op, blijf vooral op je eigen manier reageren, dat werkt beter. Veel voorkomende reacties op mensen met een NPS zijn: je gaan ergeren of je juist ongemakkelijk of onzeker gaan voelen. Misschien helpt het wanneer je bedenkt dat de ander zich zelf vaak ongemakkelijk voelt of ontevreden over zichzelf is. Wanneer iemand met een NPS overweegt om hulp te zoeken, kun je hem/haar daar in ondersteunen. Je kunt wijzen op de mogelijkheid van een (persoonlijkheids)diagnostisch onderzoek, zoals dat bij de meeste RIAGG's en poliklinieken gedaan kan worden. Maar ook kan een oriënterend gesprek met een psychotherapeut of psychiater duidelijkheid geven. Je kunt heel goed zo'n gesprek plannen, zonder dat je meteen beslist ook werkelijk in therapie te gaan. FK 11/2001
Is er een relatie tussen een stoornis in het autistisch spectrum en een narcistische persoonlijkheidsstoornis?
Volgens professor J.J.L. Derksen bestaat er geen relatie tussen stoornissen in het autistische spectrum en de narcistische persoonlijkheidsstoornis. Wel kan volgens hem sprake zijn van gelijktijdig voorkomen van beide stoornissen maar hem is niet bekend dat dergelijke gevallen beschreven zijn.
Tijdens mijn (FK) werkzaamheden in een gespecialiseerde instelling voor
persoonlijkheidsstoornissen heb ik eens te maken gehad met iemand die een pervasieve ontwikkelingsstoornis had en daarnaast reacties vertoonde die sterk deden denken aan narcistische pathologie (krenkbaarheid, sterk
concurreren, woedeuitbarstingen). Mij is niet bekend of deze combinatie van verschijnselen vaker voorkomt. FK 3/2002
Kunnen de fantasieën bij een narcistische persoonlijkheid zulke extreme vormen aannemen dat hij er geen controle meer over heeft en heeft het dan zin om dit medicamenteus te behandelen?
Fantasieën over bijzondere eigenschappen en succes vinden we ook bij mensen met een normale persoonlijkheidsontwikkeling. Bij mensen met narcistische persoonlijkheidsproblematiek zijn deze veel meer uitgesproken en zijn zij onontbeerlijk om het gevoel van eigenwaarde te voeden en op peil te houden. Deze grootheidsfantasieën kunnen relatief onschuldig zijn maar ook ernstige vormen aannemen waarvan andere mensen de dupe dreigen te worden. Bij het "maligne" (kwaadaardige) narcisme zien we dat de narcistische thema's (grootheidsideeën, egocentriciteit, buitensporige eigenliefde) vergezeld gaan met antisociaal gedrag, sadisme en/of paranoïdie (ziekelijke achterdocht). Hierbij dient de relatie met de ander uitsluitend voor de eigen behoeftebevrediging en wordt de ander de leverancier van die bevrediging. Dit gaat gepaard met kilheid en een gebrek aan empathie. Door het hanteren van zelfzuchtige normen worden de eigen verlangens, behoeften en fantasieën nauwelijks gecompenseerd door een gezond normbesef omtrent de grenzen en behoeften van anderen. De narcist heeft dan onvoldoende controle over zijn fantasieën. Toch beseft hij (of zij !) dat zijn fantasieën niet volledig sporen met de realiteit op momenten dat hij daarmee door anderen wordt geconfronteerd. Zijn realiteitstoetsing is derhalve wellicht fragiel, maar wel intact. Er zijn derhalve geen waandenkbeelden zoals bij een psychotische stoornis. Er valt dan ook weinig te verwachten van antipsychotica of andere psychofarmaca.
Ook bij mensen met psychotische problematiek (schizofrenie, manische episode bij een bipolaire stoornis e.d.) zien we nogal eens grootheidsideeën, zelfzuchtigheid, almachtsfantasieën en superioriteitsgevoelens. Deze ideeën en fantasieën kunnen zich uitkristalliseren in wanen. Bij psychotische mensen is medicatie juist wel van belang, meestal in de vorm van antipsychotica. Bij de bipolaire stoornis (m.n. de manie) kan een stemmingsstabilisator van groot therapeutisch belang zijn zoals Lithium, Carbamazepine of Valproaat.
Literatuur:
Abraham, RE (1997), Het Ontwikkelingsprofiel. Van Gorcum
Kernberg, OF (1984). Severe pesonality Disorders. Yale University Press.
Kernberg, OF (1989). The narcissistic personality disorder and the differential diagnosis of antisocial behaviour. The Psychiatric clinics of North America 12: 553-570.
TI 12/2001
Wat kan het effect zijn van het leven met iemand met een NPS, met name op kinderen? Is hier onderzoek naar gedaan?
Mij zijn helaas geen onderzoeksresultaten bekend op dit gebied.In het algemeen kan ik wel het volgende antwoorden op je vraag. Het kenmerk van een narcistische persoonlijkheidsstoornis is een stoornis in het zelfgevoel. Een gezond zelfgevoel wordt gedurende de ontwikkeling van kind naar volwassene ontwikkeld in het voldoende bevestigende èn begrenzende contact tussen ouder en kind. Wanneer dit ontbreekt, ontstaat een beschadigd zelfgevoel dat zoekt naar compensatie òf een overwaardig zelfgevoel. Hier is feitelijk sprake van twee verschillende vormen van narcistische problematiek, die een heel eigen gezicht hebben. In het eerste geval is er sprake geweest aan een gebrek aan bevestiging en dient het zich belangrijk voordoen ter overdekking van minderwaardigheidsgevoelens. In het tweede geval is er sprake van een gebrek aan begrenzing en voelt de persoon zich daadwerkelijk belangrijker dan anderen. Wanneer er wordt gesproken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis, wordt de laatste vorm bedoeld. De persoon met een narcistische persoonlijkheidsstoornis weet zich onvoldoende in te leven in de behoeften en noden van anderen. Het contact met de ander dient vaak de versterking van het eigen zelfgevoel, zonder dat een diepere uitwisseling van gevoelens ontstaat. In het contact met iemand met een narcistische persoonlijkheidsstoornis kan het gevoel ontstaan dat je gebruikt wordt voor de bevestiging van de ander. In de praktijk kan het contact prettig zijn zolang je meegaat in de wensen en behoeften van de ander, maar ontstaat een probleem wanneer je je eigen weg wilt bewandelen. Conflicten kunnen makkelijk leiden tot verbreking van het contact.
In de relatie met een kind kan dit zeker een probleem vormen. Immers een kind moet leren zich enerzijds aan te passen en anderzijds zijn/haar eigen weg te leren kennen. Een kind doet derhalve een beroep op het inlevingsvermogen van de ouder. Wanneer de ouder hiertoe niet in staat is, kan het kind gebruikt worden voor de behoeften van de ouder ten koste van de eigen behoeften en de ontwikkeling van een eigen identiteit. Dit is zeker niet wenselijk, het kan zelfs beschadigend zijn voor een kind.
Tot zover de tekst van moeilijkemensen.nl
Hoop dat je er wat aan hebt! Ik wel in elk geval.
Groetjes Minima, partner