Ook op tweede nieuwjaarsdag is het een drukte van jewelste in de cafetaria. Vele bejaarden worden dus niet vergeten en hebben de familie, die hun beste nieuwjaarswensen komen brengen, op bezoek. Ik verkies wederom de rust van mamas kamer.
Mama zit in haar zetel als ik de radio/cd-speler uit de kast haal. Voor de eerste keer gunt ze het zwarte ding een blik. Ik leg de cd op en ga naast haar zitten. En ik kijk er van op, want mama geniet nu ook van sommige trage nummers. Af en toe sluit ze haar ogen en beweegt ze zachtjes heen en weer met haar hoofd op het ritme van de muziek. Mooi, hé? zegt ze soms. Maar heel snel is ze weer afgeleid en praat ze tegen het om even wat: de tafel, het stenen beeld van de teckel Rimpel, en ja, ook tegen mij. Onsamenhangend! Toch raken sommige nummers haar weer zo erg dat ze opnieuw emotioneel wordt. Ik maar vlug doorspoelen, dus.
Bij het liedje In the mood, wordt ze net als de vorige keer, heel vrolijk. Kom we zijn weg, zegt ze opgewekt. Ik help haar uit de zetel, maar verder dan gewoon met moeite rechtop blijven, komt ze niet. Toch legt mama haar linker hand in mijn rechter hand en haar rechter arm legt ze om mijn rug. We staan in de perfecte houding om te dansen. Eén, twee geeft mama de maat aan. We verzetten geen stap, maar opnieuw wiegt ze zachtjes heen en weer in mijn armen.
Na een rustige namiddag op haar kamer breng ik haar tegen etenstijd naar de leefruimte. Mama zit op de kop van de lange tafel en ik ga naast haar zitten. Alieske zit links van mama, hoog bejaard, dement dat wel, maar nog rad van tong. Aan mamas rechter kant zit een andere dame, dement, slank en zeer lang.
Alieske toont haar beker koffie en vraagt beleefd of ik die wil. Neen,het is jouw koffie, bedankt, antwoord ik. Ze vraagt het dan maar nog eens, maar nu in het Frans. Non, merci cest à vous, zeg ik. En dan is Alieske, die perfect Nederlands spreekt, ineens vertrokken voor een babbel in het Frans. De dame, die rechtover haar zit, kijkt haar verbolgen aan. Ik krijg een zachte duw en de dame vraagt mij: Waarom spreekt zij Frans? Omdat zij eigenlijk afkomstig is van Frankrijk en misschien graag af entoe nog eens Frans praat, leg ik uit. Vous êtesParisienne, hé? vraag ik aan Alieske. Waarop ze trots antwoordt: Oui, je suis Parisienne! De andere dame gaat nu ook in het Frans praten tegen Alieske, maar door haar zachte stem bereiken de woorden de overkant van de tafel niet. Alieske schudt onbegrijpend haar hoofd: Ik versta haar niet ik versta er niets van , zegt ze tegen mij. Door de dame aan de andere kant word ik opnieuw aangepord. Zeg, nu haal ik mijn beste Frans boven en zebegrijpt me nu nog niet, klinkt het teleurgesteld. De dame praat zachtjes tegen mij verder: Oh ja, we wonen toch in een land waar er twee talen gesproken worden, hé? Er zijn er die Frans spreken en anderen spreken Vlaams hé? En ineens vindt ze het niet erg meer dat Alice Frans spreekt. Ik schrik er echt wel van dat deze demente dame nog zo helder denkt. Dan komt zij wat samenzweerderig dicht bij mij aanleunen. Nu komt het denk ik: de problemen tussen Walen en Vlamingen? Maar heel geheimzinnig zegt ze tegen mij: Erzijn hier geen kleine mensen. Als ik domweg zeg: Neen, er zijn hier geen kinderen, ga ik volledig de mist in met dit antwoord. Natuurlijk niet, zegt de dame, hier zijn geen kinderen. Maar er zijn hier ook geen kleinemensen. Alleen maar grote, lange mensen kijk maar! Ze wijst de zaal rond. Ik zie ineengekrompen oudjes met gebogen rug, een door reuma ineengegroeid heel klein vrouwtje, ik kijk naar mama die met haar 163 cm niet van de allergrootste is, ik kijk naar Alice die nog kleiner is. Je hebt gelijk, zeg ik allemaal grote mensen! De dame knikt me tevreden toe. Weg, die helderheid!
Mama heeft ondertussen stilzwijgend haar boterhammen, kiwi en vanillepap op. Ik neem afscheid, geef mama een dikke zoen, groet mijn gesprekspartners en ga naar huis.
Arsène en ik gaan op nieuwjaarsdag naar mama. Onze nieuwjaarswensen gaan aan mama voorbij, maar ze lijkt blij dat wij er zijn.
Na een kort bezoekje aan de cafetaria, gaan we terug naar mamas kamer. We willen haar nog wat muziek laten horen en zien hoe ze reageert. Mama zit in haar zetel, maar zonder het tafeltje ervoor. Zo krijgt ze wat meer bewegingsvrijheid. Arsène en ik gaan naast haar zitten en opnieuw draaien we de cd met haar favoriete muziek. Arsène merkt het nu ook: de trage nummers zeggen mama weinig. Toch sluit ze soms haar ogen en wiegt dan zachtjes mee met de muziek. Heel af en toe wordt ze weemoedig, en dat was zeker onze bedoeling niet. Herinneringen aan vroeger?
Maar als In the Mood van Glenn Miller draait, een flink 'uptempo' nummer, komt er heel wat leven in mama. Ik zeg haar dat pa, die een goede muzikant was, dat op zijn saxofoon speelde. Weet je nog mama? Maar vol ongeloof en onbegrip kijkt ze me aan. Dat zegt haar totaal niets meer. Maar mama beweegt, weliswaar slecht gecoördineerd, mee op de tonen van de muziek. Even lijkt het alsof ze danst in haar zetel. Ze lacht en geniet, haar benen en voeten wippen op en neer.
Bij een traag liedje, een plakker uit mamas jonge tijd, help ik haar uit de zetel. Ze staat met moeite recht op haar voeten en ik neem haar stevig vast. Pas toch op dat zeniet valt, zegt Arsène bezorgd. Maar in mijn armen wiegt ze heen en weer op de muziek. Mama en ik dansen! Een prachtige eerste dag van het jaar en Arsène neemt alvast het goede voornemen om een nieuwe cd te maken voor mama, vol met opgewekte, tempovolle liedjes!
Het was ons al eerder opgevallen: mama reageert nog steeds op muziek.
Op 21 december 2010 zagen we de uitzending Koppen XL, waarin werd getoond hoe Alzheimerpatiënten nog vreugde vonden in het zingen. Samen met de gezonde koorleden zongen zij en dat deed hen goed. Het maakte hen blij en sommigen werden er achteraf vooral rustig van. Bekijk maar eens dit kort inleidend fragment:
Het zou misschien goed zijn om wat meer muziek in mamas leven te brengen. Arsène en ik gingen op pad en kochten een radio/cd-speler voor mama. Arsène maakte een cd vol met mamas lievelingsmuziek.
Woensdagnamiddag probeer ik het voor het eerst uit. Denise en ik zitten bij mama op de kamer en ik leg de cd op. Het valt eerst een beetje tegen. Op alle trage, romantische liedjes reageert mama nauwelijks. Enkel als er voldoende ritme in het liedje zit, gaat ze glunderen en beweegt ze mee op de muziek. Toch zegt ze plots: Mooi,hé? Denise en ik zijn er zeker van dat ze ervan geniet. Muziek doet haar goed!
Arsène en ik gaan op kerstdag naar mama. Ze zit een beetje verdwaasd en wat huilerig voor de televisie in de leefruimte.
We nemen haar mee naar haar kamer. Dan lacht ze, dan zet ze een gezicht op alsof ze gaat wenen. Mama beleeft de ene emotie na de andere. Ik maak me al meteen zorgen omdat ze niet vrolijk is. Zou ze even een helder moment hebben gehad? Zou ze even beseft hebben hoe zij nu de kerstdagen doorbrengt, in het rusthuis en niet bij haar kinderen? Maar Arsène blijft er nuchter bij. Wel neen, dat kan niet verzekert hij mij troostend. En na enkele minuten op haar kamer, blijkt dat hij gelijk heeft. Mama wordt weer blij, wordt geknuffeld en knuffelt ons.
Karoline wipt even binnen met Marcel. Er wordt wat heen en weer gezoend en een zalige kerst gewenst. Wat later gaan we met zijn allen naar de cafetaria.
Mama is in bad geweest deze morgen. Ze is netjes aangekleed en ze ruikt zó lekker. Ik draai haar haar in de krulspelden en föhn het. Als ik klaar ben en haar haar is opgeborsteld, bedenk ik hoe mooi ze is. Dat bijna rimpelloze, fijne gezichtje dat me glimlachend aanstaart.
Ik mijmer weg dat het vanavond kerstavond is en dat we dat vroeger altijd samen bij ons thuis vierden. Lekker eten, een fles goede wijn en veel, veel pakjes onder de kerstboom
Maar mama geeft me geen tijd om verder weg te dromen. Kom, we zijn weg, zegt ze. Mama moet van de stoel waar ze op zit, terug in haar zetel plaatsnemen. De laatste weken vraag ik hiervoor steeds hulp. Ze is té slecht te been en ik ben doodsbenauwd dat ze zou vallen. Bovendien moet ik mijn rug sparen, slijtage aan enkele wervels zorgt voor pijn en af en toe een slapend bovenbeen. Dus mama alleen recht heffen en haar vooral rechtop houden, is er voorlopig niet bij. Maar vandaag krijg ik niet de kans om op hulp van een verzorgende te wachten. Mama probeert alleen recht te staan. Ik steek vlug mijn arm in haar arm en ondersteun haar zo goed ik kan. Met haar vrije hand steunt ze op de leuning van de stoel. En recht staat ze! Ik ben verbaasd en verrast.
En het blijft niet bij rechtstaan alleen. Mama schuifelt aan mijn arm, voetje voor voetje, door haar kamer. Ik rij vlug haar zetel tot net vóór haar, zodat die kan dienen als looprek. Maar mama wil het handvat niet grijpen en stapt geduldig schoorvoetend aan mijn arm de kamer uit. Ik ben apetrots en kijk of iedereen wel ziet hoe goed zij dat doet. Maar het personeel is al druk bezig met de tafelschikking voor het kerstavondfeest. Het is middag en de soep wordt ondertussen ook uitgedeeld. Iedereen heeft de handen vol. Niemand die er van opkijkt dat ik met mama wandelend de leefruimte binnenkom. Ik sta nog eventjes met mama aan mijn arm wat rond te kijken, maar dan wordt ze met hulp van een verzorgende terug in haar zetel gezet, tafeltje er voor en daar zit ze weer. Opgesloten voor haar eigen veiligheid. Maar mama blijft me glimlachend aankijken. Ik geef haar een pak dikke zoenen en ga weg.
Zij zal voor het derde jaar op rij, kerstavond vieren in het rusthuis. Voor Arsène en mij is het voor het eerst, sinds mama op kerstavond niet bij ons kan zijn, dat we niet zijn 'weggevlucht' zijn uit onze vertrouwde omgeving. We blijven thuis. Lekker eten, een goed wijntje maar de pakjes onder de kerstboom hebben we achterwege gelaten mama is er niet bij!
Karoline is deze week opgenomen in het ziekenhuis voor een kleine ingreep. Ze moest dringend behandeld worden om haar van de hevigste pijn in haar rug te verlossen. Donderdag was ze terug thuis en vrijdag kwam ze al bij Marcel op bezoek, met pijn! Ze had hem twee dagen moeten missen en dat was voor haar al veel te lang.
Omdat ze zelf geen auto mag rijden, bracht de buurman haar door sneeuw en ijs naar het rusthuis. Zo ook deze namiddag. Onze auto staat ondergesneeuwd en ze pikken mij op, zodat ook ik naar mama kan.
We gaan met ons allen naar de cafetaria, waar voor één keer op zondag weinig of geen volk is. Karoline, die naast haar ventje en naast mama zit, doet het verhaal van de behandeling. Mama zit aandachtig Karoline te bekijken en het lijkt of ze het gesprek volgt. Karoline vertelt dat het vaak vrij pijnlijk was, ze moest 4 uur plat op bed blijven liggen na de ingreep, en bovendien al liggend eten. Bij het horen van dit alles gaat mama, die Karoline voortdurend in de gaten houdt, hartelijk aan het lachen. Je moet dat maar eens proberen en ze hadden bovendiens middagsmijnvlees niet gesneden ... was dat sukkelen al neerliggend op mijn rug , legt ze uit. En mama maar lachen. Ja maar Marcella, gemoet daar niet mee lachen, hoor, zegt Karoline lief vermanend. Maar mama schatert het uit.
Karoline beseft gelukkig dat mama dat helemaal niet kwaad bedoelt, dat ze eigenlijk geen woord van het hele verhaal heeft begrepen. Mama is gek op Karoline en zou nooit met haar volle verstand lachen om al die miserie. Maar ze heeft helaas niet het minste besef van wat er gaande is met Karoline. En dat weet Karoline ook. Even later zitten ze hand in hand samen te lachen. Geen probleem!
En Marcel, die dommelt af en toe zachtjes in en stoort zich ook weinig aan de gezondheidsproblemen van zijn vrouwtje. Zeker niet omdat hem dit niet interesseert, maar omdat woorden op hem geen indruk meer maken. Dat is Alzheimer!
Woensdagnamiddag is er een kerstmarkt georganiseerd in de inkomhall en in het lokaal dagverzorging van het rusthuis. Er heerst een drukte van jewelste. Het personeel en vele vrijwilligers hebben hun beste beentje voorgezet. Zij staan achter allerlei leuke kraampjes hun waar aan te prijzen: zelfgemaakte advocaat, zelfgemaakte rijstpap, zelfgemaakte kerststukjes, kerstkaartjes er is zelfs een kraampje waar je enkel en alleen al voor een prikje ingepakte cadeautjes kan kopen. Grappig, en door een kleinigheid te kopen steun je de kas van het rusthuis, waarmee dan weer activiteiten en animaties worden georganiseerd die ten goede komen aan de bewoners. In het midden van de hall staat een kraam waar je aan de jenever kunt of genieten van een warme glühwein. De kerstman is ook van de partij en als het koor, begeleid door gitaar en viool, zijn kerstgezangen inzet is de kerstsfeer kompleet.
Denise, Arsène, ik en mama in rolstoel wachten Lydia, mijn vriendin sinds kindsbeen, en haar ma, Yvonne, op in de hall. Als ik hen arm in arm zie binnenkomen, krijg ik een krop in de keel. Ik voel wat afgunst als ik hen zo samen zie. Yvonne is slechts twee jaar jonger dan mama, maar op wat kleine kwaaltjes na, nog goed gezond. Moeder en dochter, Yvonne en Lydia, hebben dezelfde band met elkaar als ik met mama. Alleen kunnen zij nog met elkaar van zo vele dingen samen genieten.
Er wordt uitbundig gekust, mama ondergaat de begroetingen, want al kent ze deze mensen al zon vijftig jaar, ze weet bij God niet wie ze zijn. Maar mama lacht, ze lijkt heel tevreden. Yvonne is onder de indruk van de achteruitgang van mama en heeft het er eventjes moeilijk mee. Ze is plots zo een oud vrouwtjegeworden, zegt ze stilletjes tegen mij. We lopen de kraampjes langs en er wordt wat gekocht. Dit alles gaat aan mama voorbij. Maar als het koor zingt, heeft mama wel ineens interesse. Ze beweegt mee op de klanken van de muziek en het gezang. Mooi om te zien.
En dan is het hoogtijd voor een koffie. De cafetaria zit echter afgeladen vol en een plekje voor ons is er niet meer. We besluiten dan maar om naar mamas afdeling terug te keren. Daar kiezen we op het einde van één van de gangen een zithoek uit en gaan daar met zijn zessen gezellig rond de tafel wat bijpraten.
Lydia en ik halen koffie en gebak in de cafetaria en brengen, met hulp van de directeur van het rusthuis, alles naar boven. Daar genieten we in alle privacy van het samen zijn. Als Lydia aan het vertellen gaat en lacht, stoot mama mij aan. Ze zit plots geboeid in Lydias richting te kijken. Gaat er bij haar plots een lichtje branden? Herkent ze Lydias stem? Ja, dat is Lydia, hé mama, zeg ik. Mama kijkt me glimlachend en goedkeurend aan. En weg is haar aandacht. Maar aan haar gezichtje zie ik dat ze blij is. Mama geniet er van op haar eigen manier en het is een geslaagde namiddag. Moeten we maar eens meer doen!
Zondagnamiddag verkies ik de rust van mamas kamer boven de drukte van de cafetaria. Mama zit blij gezind in haar zetel.
Op de plaats waar de kerststal hoorde te staan, heb ik een mini namaak kerstboom gezet. Hij is opgetuigd met de kerstballen, of wat er nog van overblijft, die ik als kind elk jaar in onze boom zag hangen. Er zijn in de loop van de jaren heel wat kerstballen gesneuveld. Vooral toen mama drie jaar geleden in het rusthuis op wandel ging met haar kerstboompje in haar armen en struikelde. Zij had zich gelukkig niet bezeerd, de slachtoffers waren de kerstballen. Op vraag van het personeel om het boompje weg te halen om erger te voorkomen, werd het toen al vóór kerstmis weer opgeruimd. Pas nu, drie jaar later, zorgt het kerstboompje, mooi versierd, opnieuw voor de gepaste sfeer.
Terwijl ik mamas was in de kasten leg, houdt ze mij in de gaten. Ge zijt een schat van een kind, zegt ze ineens. Ik glunder. Als de was is weggeborgen, ga ik dicht bij haar zitten. Mama babbelt er op los, onsamenhangend zoals altijd. We knuffelen elkaar voortdurend. Mijn lotterken (een troetelnaampje, die ze vroeger voor mij gebruikte) ge zijt mijn klein beezeke, ja, maar ge moet slapen zegt ze. Ikga slapen, mama, antwoord ik. Ik kruip dicht tegen haar aan en leg mijn hoofd op haar schouder. Gemoet slapen zegt ze weer. Het feit dat ik moet slapen, laat haar even niet los. Als ik terug rechtop ga zitten, is ze daar niet mee akkoord. Ge moet blijven liggen blijven liggen! zegt ze gebiedend. En dan is het hele gaan slapen-gedoe weer over.
Ge zijt toch mijn lotterken, hé? vraagt ze. Ja, en jij bent mijn lotterkontje, antwoord ik. Ze kijkt me verbaasd aan: Neen, ik benloddermiekontje! Laat dat nu net het troetelnaampje zijn dat papa heel, heel vroeger af en toe tegen haar zei. Toen mama wat kilos bij was gekomen en haar strakke kontje was kwijtgespeeld, plaagde hij haar lachend met dit koosnaampje: Mijn loddermiekontje. Dat ze dat nog even weet! Ze lacht en ziet er gelukkig uit.
Ik breng mama tegen etenstijd terug naar de leefruimte. Als ik enkele ogenblikken later wegga en nog even naar haar kijk, is ze ingedommeld, een glimlach op haar gelaat. Geniet ze nog na?
Woensdagnamiddag haal ik de kerstversiering uit mamas kast. Ik wil in de kamer toch wat kerstsfeer brengen.
Twee jaar geleden kon mama nog helpen met het versieren van haar kamer, nu zit ze vanuit haar zetel doelloos en totaal afwezig rond te kijken terwijl ik het kerstgerief uit een grote kartonnen doos haal. Enkel bij het zien van een goudkleurige slinger zegt ze: Oh, hoe schoon. Die hang ik dan ook maar meteen op aan het raam. Daartussen hang ik een groep goudkleurige kerstballen, maar daar heeft mama al lang geen interesse meer voor.
Het mooie kerststalletje met de prachtige witte porseleinen beeldjes zet ik op de bijzettafeltjes in de hoek van de kamer. Drie jaar lang bleef dit netjes opgeborgen in de kast. Nu mama niet meer rondstapt en niets meer kan stuk maken, denk ik dat haar mooie kerststal, die jarenlang thuis onder de kerstboom stond, wel veilig is voor haar. Plots wijst mama de kerststal aan en zegt weer: Oh, hoe schoon. Prima, denk ik, zo heeft zo toch nog weer iets van vroeger bij haar. Aan een knuffel-kerstman in stof, die Denise haar voorhoudt, schenkt ze niet de minste aandacht.
Als twee bejaardenhelpsters mama een hoogdringende intieme verzorging geven, laat ik hen de kerststal zien: Weer uit de kast gehaald. Mama loopt toch niet meerrond, dus dat kan nu wel weer, zeg ik. Maar ze kijken me alle twee bedenkelijk aan. Ja, jouw ma niet, maar s nachts zijn er wel nieuwe bewoners die durven op de kamers komen van anderen en ja, de mensen van de nachtdienst kunnen niet alles in de gaten houden. Maar jij bentde baas, je doet natuurlijk wat je wilt, leggen ze mij bezorgd uit. Ik denk er nog even over na en overleg met Denise wat ik ga doen. Het zijn toch maar beeldjes, als ik ze weer in de doos stop heeft niemand er iets aan, vooral mamaniet, opper ik. Maar mama heeft er steeds zo veel zorg voor gedragen, ze was zo gehecht aan die fraaie postuurtjes, dat ik ook niet wil, dat er iets mee gebeurt. Denise hakt de knoop door. Als je later zelf zin hebt om die mooie kerststal te gebruiken, gewoon als souvenir aan je mama, aan de kerstdagen vroeger thuis en de beeldjes zijn stuk of weg, zal het jou misschien heel veel spijten, zegt Denise.
Ik vind het zo jammer voor mama, maar om de kerststal en zijn beeldjes te beschermen voor mogelijke zieke verdwaalde demente vandalen, berg ik met spijt de kerststal weer op in haar kast. Gelukkig heeft mama daar geen erg in.
Het enige wat Arsène en mij voortdurend bezighoudt, is of mama ons nu wel of niet herkent. Het wordt eentonig om steeds hetzelfde te herhalen, maar het blijft voor ons dé vraag die door ons hoofd speelt.
Zo ook weer zondagnamiddag. We gaan met ons tweetjes bij mama op bezoek. We willen zo graag dat ze weet dat haar dochter en schoonzoon bij haar zijn. Dat mama weet en voelt dat we nog steeds zo veel van haar houden en dat dat altijd zo zal zijn. En als we dan zien hoe blij ze is dat we er zijn, haar lach als ze ons aankijkt ja, misschien is er toch nog iets. Je hoort het zo vaak zeggen: Iemand die het zelf niet meemaakt, kan zich niet voorstellen wat het is. En zo is het! Het is zo verdomd moeilijk om te aanvaarden dat wij volledig uit haar hoofd zouden zijn verbannen. Dat kan toch niet! En daarom leggen we enkele gelukkige momenten samen vast op film. Hebben we dat toch nog voor later
TIP: Wil je dit filmpje afspelen op volledige schermgrootte, klik dan in de werkbalk onderaan uiterst rechts op het laatste vakje (met de 4 pijltjes). Terugkeren doe je met de Esc-toets.
Deze week had ik het er al over met Arsène: mama kan de drukte in de cafetaria niet meer aan. Het contact bestaat dan enkel uit handjes vasthouden want als ze iets zegt dan gaat dat verloren in het geroezemoes. Dus zondagnamiddag, - de cafetaria zit dan behoorlijk vol -, blijf ik met mama op haar kamer. Gewoon met ons tweetjes.
En nu het zo rustig is, praat mama er maar op los. Zij zit in haar zetel, ik op een stoel dicht naast haar. Ik noteer wat mama zegt, want het is zo onsamenhangend dat het gesprek niet te onthouden is.
- Mama: Ik ga mij daar eens zetten - Ik: Ja, doe maar - Mama: Ho, jonge mensen - Mama: Hé Ik ben zo blij Mama kijkt mij aan en lacht. - Ik: Ben je blij dat ik er ben? - Mama: Ik peins eh ja wat is dat? Mama legt haar arm om me heen en ik lig met mijn hoofd op haar schouder. Het is niet erg comfortabel zitten voor mij en ik wrik me na een tijdje weer vrij. - Mama: Niet weg, hoor (plots veel strenger, terwijl ze mijn hand vastpakt) niet weg, hé! - Ik: Neen mama, ik ben niet weg. - Mama: Pas op pas op hé, dat je niet valt! - Ik: Ik pas op, ik val niet mama. - Mama: t Is nog gepakt, t was diene kalkoen neen, neen! - Ik: Wat is er met die kalkoen? - Mama: Ah, ze komt toch. Ik ga dan mee, zoeteke, kom. - Ik: Dat is goed, ga maar mee. - Mama (terwijl ik notities maak): Je moet eens opschrijven, dat is goed hoor Zie je wel. Dat is wat, hé? Gaan we zo blijven zitten? Dat niet hé, zoeteke? - Ik: We zitten hier toch goed? - Mama: Ik rij dan naar huis! Mama heeft er dus niet het minste besef van dat ze opgesloten zit in haar zetel, dat ze nog met moeite kan stappen. - Ik: Ik ook. Het is bijna donker. Het is erg koud buiten. - Mama (rustig en blij): Ja, speel eens een paar liedjes. Speelt het door haar hoofd dat ik vroeger piano speelde? Of herinnert ze zich flarden van de vele uren dat Arsène of ik op het keyboard en pa met zijn saxofoon samen bij ons thuis muziek maakten? - Ik: Ja, we zullen nog eens een liedje spelen. - Mama (uitbundig lachend): Allee, boem
Zo gaat het nog een tijdje door. Een surrealistische babbel, niet te volgen. De ziekte vreet aan haar. In dit stadium is mama de taal niet meer machtig, de kunst om te spreken is ze kwijt geraakt, de woorden is ze langzaam aan het vergeten. Afasie, ten gevolge van Alzheimer, onomkeerbaar. En daar bovenop de voortdurende verwardheid, een echt gesprek is onmogelijk.
Ondertussen is het etenstijd en ik breng mama in haar zetel naar de leefruimte. Ik geef haar een dikke zoen en krijg er één terug. Ze ziet er heel tevreden uit. En ik heb genoten van deze rustige namiddag samen met mama en onze babbel!
Zaterdagnamiddag zijn Denise, mama en ik gaan buren bij Karoline en Marcel. De kamer van Marcel is goed gevuld met de twee grote rollende zetels, één waar Marcel in zit en één waar mama in zit. Karoline zoekt een plaatsje op bed, Denise en ik nemen plaats op een stoel. Het is gezellig. Huiselijk! Marcel dommelt in, mama zit er gewoon bij.
Na een leuke babbel stappen we op. Karoline buigt zich over mama, haar wang tegen mamas mond en zegt: Kom Marcella, geefmij zoen. Mama, altijd klaar voor een knuffel, zoent niet. Ze hapt naar Karolines wang. En dat is even schrikken, want dat heeft mama nooit eerder gedaan. Ze wou me bijten Heb je dat gezien? vraagt Karoline een beetje verbouwereerd. Ze geeft het niet meteen op en vraagt opnieuw een kus aan mama. Maar mama wil voor de tweede keer bijten. Terwijl Karoline, Denise en ik verstomd staan te kijken en ons afvragen wat er nu gebeurt, blijft mama er heel rustig bij. Voor haar is er niets aan de hand! Een kus of een beet, het maakt vandaag niets uit voor mama.
Wij vinden dit heel raar, maar wij storen er ook ons niet aan. Alzheimer, hé?
Vandaag wil Arsène, nog niet helemaal hersteld en nog zeer moe, toch mee naar mama. Hij wil haar absoluut zien. Maar als hij voor haar staat, herkent ze hem niet. Als hij haar begroet met: Dag mams, hoe is het?, fronst ze alleen maar de wenkbrauwen. Ze heeft niet de minste zin om die vreemde man te omhelzen. Voor Arsène, die nog niet in goeden doen is, komt het ook hard aan. Ja, door mijn ziek zijn, is het ook zo langgeleden dat ze mij heeft gezien, troost hij zichzelf een beetje. Ik weet hoe hij zich voelt, hij is net zoals ik, triest, verloren, machteloos.
We laten mama in haar zetel zitten en nemen haar zo mee naar de cafetaria. We gaan alle twee dicht bij haar zitten en raken haar voortdurend aan. Ze praat tegen ons, maar door haar stille stemmetje begrijpen we er niets van. Arsène zit er teleurgesteld bij: Ik versta haar niet Zekent mij ook niet meer, hé? En dan kijkt mama hem ineens lief aan en begint hem te aaien. Ze wrijft hem over de rug, ze streelt zijn handen. Haar gezichtje glundert. Gaat er ergens bij mama een lampje branden? Misschien herkent ze mij toch? oppert Arsène. Ja, misschien.
Zondagnamiddag zijn Denise en ik samen bij mama. Mama die een zoen krijgt van mij, een zoen van Denise, is even blij om Denise te zien als mij. Bekende gezichten! Ze sluit zowel Denise als mij in haar armen en kust ons. Ook als Karoline en Marcel even mamas kamer binnen wippen, straalt mama als ze Karoline ziet. Nog een bekend gezicht, nog iemand die haar aandacht schenkt. Daar geniet ons mama van. En ik ben blij voor haar en voor mezelf dat ze deze twee lieve mensen zo vaak rondom haar heeft.
Het valt me op dat mama geen onderscheid meer maakt tussen Denise, Karoline en mij. Als ik haar zo bezig zie, denk ik een beetje jaloers, Ze ziet ons alle drie even graag. Waar ben ik, haar dochter, dan toch gebleven in dat zieke hoofd van haar? Is dat speciale plekje voor mij uit haar hoofd verdwenen? Dat plekje waar ze alle herinneringen aan mij moest bewaren, is dat toch weg? Ik weet het niet meer.
Denise en ik gaan met mama, zittend in haar rijdende zetel, naar de cafetaria. Terwijl we iets drinken, blijft Denise netjes aan tafel zitten, terwijl ik zowat helemaal tegen mamas zetel ga aanleunen. Ik kruip heel dicht tegen haar aan. Ik heb behoefte om haar te voelen, om het uit te schreeuwen: Hé, mama ik ben het, Ellen! Ik wil zo graag dat ze mij kent, ik hunker naar aandacht van haar. Als mama na mijn vele knuffels, eindelijk mijn gezicht in haar handen neemt en mij een dikke zoen heeft, ben ik blij. Blij dat die zoen voor mij is.
Vrijdagnamiddag zijn Lydia, haar ma Yvonne en Greta bij Arsène op ziekenbezoek. Arsène is nog herstellend van de operaties, flink vermagerd en nog heel erg moe. Maar het doet hem goed dat deze mensen er zijn. Hij kan zijn verhaal kwijt over wat hem de laatste weken allemaal overkomen is. We drinken koffie, eten een stukje taart en babbelen nog wat na.
Het is gezellig, maar ik mis mama. Dat zij er niet meer bij kan zijn, doet wederom voor de zoveelste keer pijn. Doordat dit knusse samenzijn weer aan haar voorbijgaat, besef ik dat ze nog zo weinig deel uitmaakt van onze leefwereld. Ze zit op enkele honderden meters van ons verwijderd in het rusthuis, veilig opgeborgen in haar zetel. Toch lijkt ze zo ver weg van ons.
In de keuken waar Lydia, Greta en ik na het koffie drinken de kopjes en de borden afwassen, wordt er over mama gepraat. Ze vertellen dat ze alles volgen via mijn blog. Hoe treurig en vaak heel ontroerend de verhalen zijn, hoe erg de aftakeling is.
Terug aan tafel vraagt ook Yvonne hoe het met mama gaat. Ik kan nog zo weinig voor haar doen. Ik doe haar was, doe op vrijdagmorgen haar haar en kan met haar nog eens naar de cafetaria gaan. Niet eens meer samen wandelend, maar in de rolstoel, want mama kan niet meer stappen. Ik kan haar nog eens knuffelen, haar eens goed vastpakken, dat is alles wat me nog rest ze weet niet meer wie ik ben. Dat maakt het allemaal de laatste tijd heel erg moeilijk,"vertel ik. Ik kan nog zo weinig voor haar doen , herhaal ik met een krop in de keel. Ze zitten stil te luisteren.
Als ik Lydia en haar ma, die ook een heel sterke band hebben, zo gezellig samen zie, ben ik stiekem jaloers.
Het is wafelbak op mamas afdeling. De geur van de gebakken wafels komt me al in de lift tegemoet. Boven heerst er een gezellige drukte. De bewoners, die nog goed te been zijn, zitten allen samen aan een hele lange tafel. Die is mooi gedekt, leuke kleurige servetjes en groene plantjes versieren de tafel. De andere bewoners, zoals mama, die in hun zetel zitten, zitten in het verlengde van de tafel in een grote kring bij elkaar.
Als ik toekom, zijn ze blijkbaar net klaar met het eten van de wafels. Een verplegende die prachtig viool speelt en een zoon van een bewoonster met zijn gitaar, zorgen voor sfeervolle muziek. Het personeel is druk in de weer. Iedereen geniet ervan, hoewel door het horen van de muziek sommige oudjes emotioneel worden en enkele traantjes laten. Als het liedje van Walter De Buck, 't Vliegerken', wordt ingezet, zingt iedereen die nog kan mee. Mama wil wel, maar dat lukt haar niet. De woorden komen niet meer. Als ze in haar handen wil klappen, is dat niet meer gecoördineerd. Ik neem dan maar haar hand in de mijne en we bewegen samen op het ritme van de muziek. Mama geniet er toch van, dat zie ik.
Ook Marcel is in goeden doen. Hij zit al niet meer op zijn stoel, maar wandelt rond. Hé,Marcel, op de wandel?, vraag ik en hij antwoordt lachend: Ja ja En dat is voor Marcel al heel wat, want meestal zegt hij helemaal niets meer.
Voelen deze demente mensen de gezellige huiselijke sfeer die er nu is? Haalt de wafelbak bij sommigen nog herinneringen op? Ik weet het niet. Maar als je de stralende gezichten ziet, is blijkbaar iedereen gelukkig deze namiddag. Karoline en ik delen ook van het lekkers, want een verzorgende brengt ons elk twee wafels. Als ik mama nog een stukje geef, spreekt haar gezicht boekdelen: lekker.
Zaterdagmiddag is Arsène ontslagen uit het ziekenhuis en weer thuis. Nu voel ik dat ik moe ben. Ik doe s namiddags nog wat boodschappen en kook lekker, want Arsène is vandaag jarig. Ik ga deze namiddag niet naar mama. Dat doe ik zondag. Maar met geen woord zal ik piepen over wat Arsène overkomen is.
Vrijdagmorgen ben ik zoals altijd bij mama. Ze herkent me niet, ze weet niet wie ik ben en toch is ze blij om me te zien. Raar!
Zoals iedere vrijdag, haal ik de was op en draai ik mamas haar in de krulspelden. Daarna föhn ik haar haar. Ik heb de haardroger in mijn rechterhand en mijn linkerhand leg ik naar gewoonte op haar schouder. Dat moet mama voelen, want ze gaat met haar hand op zoek naar mijn hand. Als ze mijn hand raakt, knijpt ze er eens in en laat het niet meer los. Door dit gebaar word ik opeens een beetje weemoedig. Ik kniel naast haar neer en zeg: Mama, Arsène ligt in het ziekenhuis. Ik kan het niet laten, ik wil het gewoon aan haar kwijt. Maar als ik zie dat ze tranen in de ogen krijgt, heb ik daar al meteen spijt van. Het laatste wat ik wil, is dat zij verdrietig wordt. Mama kijkt me aan en zegt triest: Pa ook Pa? Die is al jaren geleden overleden, maar inderdaad in een ziekenhuis.
Terwijl ik mij afvraag of ze er dan toch iets van begrepen heeft, zijn haar tranen al weg en zit ze mij lachend aan te kijken. Het is helemaal niet tot haar doorgedrongen dat haar schoonzoon in het ziekenhuis ligt. Ik ben meteen een illusie armer, zulke dingen begrijpt ze niet meer. En ergens ben ik eigenlijk wel blij voor haar. Ze hoeft zich geen zorgen te maken en ik lach gezellig met haar mee.