Toen ik bij mama rond 15.30u op de kamer kwam, lag ze in bed. Ze maakte ook niet meteen aanstalten om er uit te komen. Pas als ik voorstel om samen een koffie te gaan drinken, veert ze recht. Ik help haar met aankleden, borstel nog even haar haar.
Ik sta met mijn rug naar haar toegekeerd, als ze zegt: Ons Ellen zal niet komen vandaag. Ik weet niet wat ik hoor, ik draai me om, kijk haar aan en zeg dat ik toch Ellen ben. Och, kind ik ben in de war.
Beneden in de cafetaria van het rusthuis is het, zoals altijd op zondagnamiddag behoorlijk druk. De koffie wil ze oplepelen, dat doet ze nu ook al vaker. Het ene moment vindt ze hem heel lekker, om enkele ogenblikken later vieze gezichten te trekken, met de uitleg dat de koffie niet te drinken is. Ze moet naar het toilet. We gaan er samen heen, want alleen vindt ze het niet. Daar gebeurt het voor de tweede keer: Ons Ellen moet ik niet verwachten vandaag, ze geeft les. En daar sta ik dan, ik kijk haar aan en zeg nogmaals dat ik Ellen ben. Ze trekt haar schouders op en gaat het toilet binnen.
Thuisgekomen vertel ik Arsène wat er gebeurde. Hij wrijft met de handen door de haren: t Gaat veel te snel hoe is dat nu mogelijk t gaat veel te snel Ook hem doet het pijn dat we ons ma aan t verliezen zijn, sneller dan dat we ooit gedacht hadden.
Het zit bij ons in de familie, zoals ze zeggen. Bejaarden worden bij ons meestal dement.
Mijn overgrootmoeder langs mamas kant heb ik nog gekend. Toen ze, dement rond haar tachtigste, was opgenomen in het rusthuis, ging ik met mijn ouders op bezoek. Ik vond het toen als kind wel grappig dat grote mémé vaak rare dingen vertelde. Die keer toen zij er heilig van overtuigd was dat mijn buurjongen, mee bij haar op visite, mijn broer was (ik ben énig kind), speelde ik het spelletje mee, tot ergernis van mijn ouders. Wat snapte ik daar nu van als kind?
De tweede confrontatie met dementie, was toen mijn grootvader (de vader van mama) Alzheimer kreeg toen hij in de zeventig was. Het was heel zielig, het werd een totale geestelijke en lichamelijke aftakeling. Toen ik bij hem op bezoek ging, herkende hij zijn énig kleinkind niet meer, ook niet zijn eigen dochter of andere familieleden. Om dit te ervaren als twintiger was triest. Dementeren hoorde blijkbaar bij oud worden, want nog verschillende bejaarde familieleden waren hetzelfde lot beschoren. Ik stond er eigenlijk toen niet bij stil.
Maar nu ook mama getroffen is door deze vorm van dementie en ikzelf ondertussen al halfweg de vijftig ben, ga ik er toch over nadenken: is dementie, en vooral Alzheimer, erfelijk?
Men veronderstelt al lang dat erfelijkheid een rol speelt bij de ziekte van Alzheimer. Maar er zijn vooralsnog geen harde bewijzen voor afwijking in de erfelijkheid bij Alzheimerpatiënten. Men maakt meestal een onderscheid tussen de vroeg optredende vorm (jonger dan 65 jaar) en de laat optredende vorm (ná 65 jaar). In een zeer beperkt aantal families (5%), waar meestal de ziekte zich op jongere leeftijd manifesteert, is de ziekte wel degelijk erfelijk.