We zitten buiten op het terras. Mama kijkt me aan, ze maakt met beide wijsvingers cirkelvormige bewegingen rond haar ogen en vraagt me: Waar zijn mijn ruiten?. Ik weet meteen wat ze bedoelt, want al sinds weken is haar bril zoek. Haar ganse kamer heb ik al afgezocht, maar nergens is haar bril te bespeuren. Misschien is hij op een andere kamer verzeild geraakt. Je bent jouw brilkwijt,mama. We zullen nog eens aan de verpleegster vragen of ze hem nergens hebben gevonden. Mijn antwoord stelt haar tevreden: Goed hoor!
Deze namiddag gaan we Denise en haar vriendin afhalen in Rijsel. Ze gingen een weekje naar Avignon en komen vandaag met de TGV terug. Dus deze morgen naar mama, want met dat prachtige weer zal het haar deugd doen om even buiten te zijn. Marcel staat net aan de deur van mamas kamer. Hij krijgt van mij, gewoonte getrouw, zijn begroetingszoen. Hij stapt dan ook maar meteen de kamer van mama mee binnen. Mama neemt hem met haar beide handen vast: t Is zo een brave! Marcel glimlacht eens, drentelt wat rond in de kamer, maar echt reageren of praten doet hij niet meer. Dat werd hem door zijn Alzheimerziekte al ontnomen. Terwijl ik mama in haar jas help, - zij is al opgetogen en blij met het vooruitzicht om met dit zonnig weertje te gaan stappen,- zeg ik: We gaan wandelen, Marcel. Ga je mee? Misschien zal het nog wel frisjes zijnbuiten. Voor het eerst in maanden hoor ik Marcel praten, heel traag, alsof hij over elk woord heel diep moet nadenken: Hm dat zal nog wel gaan hoor Ik vraag aan de bejaardenhelpster hem ook een warme jas aan te doen en zo gaan we met zijn drietjes het park in. Aan de ene kant mama aan mijn arm, aan de andere kant Marcel aan mijn hand. Mama babbelt weer honderd uit, Marcel stapt, weer stilzwijgend, braafjes mee. Kijk, zijn datkoeien? vraagt mama uitbundig. Neen, mama dat zijn schapen, antwoord ik. Van Marcel geen reactie, maar hij glimlacht zoals meestal. Oh, kijk al die bollen! zegt ze plotseling. Inderdaad, wat verderop staan heel wat buxusboompjes, netjes rond geschoren. We gaan wat dichterbij en mama blijft staan. Eén en al bewondering, vraagt ze: Wie heeft dat zo mooirondgeschoren?De tuinman, mama zeg ik. Vol goedkeuring blijft ze nog even kijken. Jullie mogenallemaal eens op bezoek komen! zegt ze uitnodigend tegen de boompjes. Ze bewonderen nog met hun tweetjes de goudvis, die rondzwemt bij de fontein, die aan de ingang van het rusthuis staat. Mama druk doende hoe zonde dat is voor die kleine goudvis om in dat koude water te moeten zwemmen, Marcel weer stilletjes glimlachend. We keren terug naar de afdeling. De soep staat al op hen te wachten.