Zaterdagnamiddag staan mama en ik klaar om te gaan wandelen. Terwijl ik mijn handtas neem, heeft mama zelf haar rits van haar jasje al dichtgedaan. Meestal lukt haar dit niet, maar vandaag heeft ze daar geen enkel probleem mee. t Is al toe! zegt ze trots. Als we buiten komen, voelt het windje fris aan. Ik ga ook mijn jasdichtdoen zeg ik tegen mama. Dat moet je doen, kind, het is veel te koud antwoordt ze. Ik reik haar mijn handtas aan en vraag of ze die even wil vasthouden. Hm, lacht ze, als ik niet wil, moet ik ook, maar met alle plezier neemt ze vlug de handtas vast. Ik sta versteld van haar antwoorden deze namiddag.
In de verte komt een dame op ons afgestapt. Mama staat stil, kijkt in de richting van de dame en vraagt: Is dat Denise? Kijk n keer, want ik zie dat niet zo goed. Ze geeft me een beetje ongeduldig een klein duwtje en vraagt opnieuw: Is t Denise? Ik ben echt verbaasd. Het is al zo lang geleden dat ze de naam van Denise nog uitsprak. Ik vertel haar voor de zoveelste keer al deze week, dat Denise op reis is en morgen weer thuis komt. Dat is goed zegt ze. Zou ze de bezoekjes van Denise gemist hebben deze week?
We wandelen verder en mama praat ineens weer tegen de bloemen die we op onze weg tegen komen en tegen de blaadjes die op de grond liggen. De verlichtingspaal die haar verhindert rechtdoor op het voetpad te blijven, krijgt een uitbrander omdat hij in de weg staat. Van de ene minuut op de andere is ze weer veranderd in mijn Alzheimer-mama.
Na de wandeling doet ons zoetemuiltje zich nog te goed aan een duo van chocolade-mousse. Bij het eerste hapje sluit ze haar ogen en zegt: "Goed ... goed!" Meteen schept ze haar lepel vol en ze houdt hem mij voor. Met een veelzeggend knikje, wijst ze naar de lekkernij. Ik moet proeven! En ja, het is heel lekker. Langzaam, echt genietend, eet ze de chocolademousse op.
s Avonds zit ze bij Marcel en Karoline aan tafel voor het avondeten. Ik neem afscheid, geef mama een dikke zoen, krijg er één terug en ze zegt: Voorzichtig zijn hé! Karoline is ontroerd door mamas bezorgdheid: Dat zegt ze elke keer, Ellen als jij weggaat. Ja, sinds papa in 1968 verongelukte, ben ik nog nooit bij haar weggegaan zonder dat ze deze woorden tegen mij zei. Zelfs nu nog niet!
Mama en ik zitten gezellig buiten op het terras. Zij heeft al verscheidene keren mij met mijn naam aangesproken, dus ze weet vandaag heel goed wie ik ben. Terwijl ze met smaak haar pannenkoeken opeet, vraagt ze: Waar zijn mijn ma en mijn pa?Die zijn alle twee thuis gebleven stel ik haar gerust. Ze vindt dit blijkbaar goed, want ze eet rustig door. Maar plots is mama in paniek: Waar is ons Ellen? Ongecontroleerd kijkt ze alle kanten op, op zoek naar mij. Ik leg mijn hand op haar arm en zeg: Hier mama, ik ben Ellen, ik zit naast je. Ze kijkt me aan en nog steeds een beetje ongerust antwoordt ze: Ja, maar dat klein ding ik denk altijd, ik neem haar op en ik heb ze, maar dat is niet waar! Mama zit ineens weer heel ver in de tijd terug, de tijd toen ik nog een klein ding was. Een vliegensvlug klein ukje, dat al rondliep onder de tafels door, toen het pas negen maanden oud was en blijkbaar niet zo gemakkelijk te pakken was. Dat verhaal werd vroeger te pas en te onpas door mijn fiere ouders en zelfs door mijn grootouders weer opgehaald. Gelukkig ebt haar bezorgdheid langzaam weer weg.
Arm en arm maken we nog een korte wandeling, genietend van het zonnetje. En dan is mama weer plots bij de tijd, want ze vraagt heel gewoon: Binnenkort vertrekken wij weer naar Frankrijk zeker? Mijn haren komen recht als ik dit hoor, een rilling gaat dwars door mij heen. Jaren ging ze met ons mee op reis naar de Provence, maar nu kan dat niet meer. Door mamas ziekte heb ik geleerd, dat een leugentje om bestwil, wel eens kan. Maar het is zo verdomd moeilijk. Ik antwoord heel stilletjes: Ja, binnenkort gaan wij terug naar Frankrijk. Ze kijkt me lachend en tevreden aan, waardoor ik mij nog ellendiger voel.