Ik kom zaterdagnamiddag in de leefruimte aan en mama merkt mij meteen op. Wie we daar hebben! roept ze opgewekt. Ik stap op haar af, geef haar een dikke zoen en meteen zegt mama: Kind, ik ben blij dat jijer bent! Ik bevrijd haar uit de stoel en we gaan samen naar haar kamer.
Het toiletbezoek verloopt zonder problemen, het aandoen van haar wandel-schoenen lukt perfect, ze spreekt me tot tweemaal toe met mijn voornaam aan! Als ik zeg dat we samen eens weggaan, vraagt ze meteen: Waar naartoe? We gaan wandelen, mama antwoord ik. Ze kijkt me verbaasd aan en reageert fel: Dat is niet weg! Gaan wandelen is toch weggaan zeg ik. Dat is niet weg, houdt ze vol. Ze blijft hetzelfde zinnetje herhalen: Dat is niet weg!. We gaan eerst wandelen. Als we daarna eens koffie gaan drinken en iets lekkers er bij eten? probeer ik. Dat is weg! lacht ze tevreden. We vertrekken arm en arm.
Buiten lopen we Denise tegemoet die, vóór ze op reis vertrekt, nog even mama wil zien. Denise wordt door mama hartelijk omhelsd. We wandelen wat in het park van het rusthuis, maar de wind blaast zeer fel. Als mama zegt: Ik heb het koud gaan we meteen naar binnen. Nugaan we koffie drinken, hé mama stel ik voor. Mama gaat direct akkoord.
We zoeken een rustig plekje uit in de cafetaria. Denise heeft zin in de aanbieding van de dag en bestelt een koffie met dessertbord. Misschien ook voor je ma? vraagt ze twijfelend. We weten als geen ander hoe moeilijk het soms is voor mama om een simpele, in stukken gesneden, pannenkoek te eten. Het scenario dat mama met haar handen in het bord gaat graaien naar al dat lekkers, doemt me voor de geest. Maar ik gun het haar zo graag. Dus bestellen we ook voor mama maar dat dessertbord! Ik hoef alleen een thee, want ik ben helemaal geen snoeper. Als het bord voor mamas neus wordt gezet, zie ik weer die hulpeloosheid in haar ogen. Ze weet even niet hoe ze er moet aan beginnen. Het aanbod is ook veel te overweldigend voor haar: een stukje vlaai, een rijsttaartje, een mousse van speculoos, een potje ijscrème met advocaat, en een kommetje crème brulée. Ik maak het haar gemakkelijk door enkele snoeperijen van het grote bord weg te halen. Zo wordt het voor mama een stuk overzichtelijker. Naarmate ze haar bord leeg eet, zet ik er weer een zoetigheidje bij. Ik hoef mama slechts tweemaal wat te helpen en na een tijdje is alles op! Daarna geniet ze nog van haar koffie. Denise en ik zitten er tevreden bij, maar zijn toch ook een beetje verbaasd. We stellen ons stilletjes de vraag hoe het mogelijk is dat mamas toestand van de ene op de andere dag zo kan verschillen.
Na het koffie drinken, lopen we nog even door de gangen. Zo krijgt mama nog wat beweging. In een hoek staat een grote ijzeren mand gevuld met aardappelen. Ze hoort bij een boerentafereel, opgezet voor de tentoonstelling naar aanleiding van de Open Monumentendag waar het rusthuis enkele weken geleden aan meewerkte. Denise wijst in de richting van de mand: Kijk Marcella, wat zit daar in? Petoaters! antwoordt mama enthousiast. Een vervangwoord voor patatten, dat ze waarschijnlijk hier in het rusthuis heeft opgepikt. We lachen er nog eens hartelijk om.
Even later gaan we met zijn drieën naar boven. Mama is blij dat ze vóór het avondeten wordt opgediend nog wat kan uitrusten in de stoel. k Ben moe, zegt ze, terwijl ze tevreden gaat zitten.
Als ik vrijdagmorgen klaar ben met mamas haar, ga ik voor haar staan en zeg ik: Mama, je haar iszeer mooi. Ze lacht me aan, neemt mijn gezicht tussen haar twee handen, geeft me een klinkende zoen en zegt: Zoete, ik zie je toch zo graag! Als ze mij even later bij mijn voornaam noemt, verdwijnen alle twijfels van deze week als sneeuw voor de zon. Dat wou ik zo graag horen: Ellen.
Denise gaat deze namiddag naar mama, want ik moet dactyloles geven aan een groep kinderen van de lagere school. Na de les is er toch nog tijd over om even langs te gaan en ik haast mij naar het rusthuis.
Denise en mama wandelen in het park en ik loop hen welgezind tegemoet. Ik zie dat Denise al druk in mijn richting wijst, maar mama krijgt me niet in de gaten. Zelfs als ik vóór haar sta, heeft ze niet de minste interesse in mij. Het is alsof ze dwars door me heen kijkt. Ik krijg een afstandelijke kus. Ze neemt Denise weer bij de arm en we wandelen met ons drieën verder. Ik vind het een beetje raar en onwennig, het is net of mama het niet doorheeft dat ik er ook bij ben.
Omdat ik nog boodschappen moet doen, zal Denise mama naar de afdeling brengen. Ik wil mama eens goed vastpakken, maar dat lukt niet. Ik krijg een vluchtige kus. Ze neemt Denise en Karoline, die net is gearriveerd en bij Marcel op bezoek komt, bij de arm en zegt: Kom, we zijn weg! Ze draait zich om en laat me een beetje verweesd achter. Ik twijfel er sterk aan of mama vandaag weet wie ik ben. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat het moment nog niet aanbreekt dat ik een vreemde voor haar word. Ik kan dit nog niet aan. En het is maar de vraag: zal ik dat ooit aankunnen?