Omdat ik er toch niet helemaal gerust in ben of mama vandaag geen gevolgen heeft van de inspuiting tegen de Mexicaanse griep ga ik zondagnamiddag maar eens kijken. Ik ben meteen gerustgesteld. Ze ziet er goed uit en ze is opgewekt. Het is geen weer om buiten te wandelen, dus lopen we even de gangen van het rusthuis in. Zo krijgt mama toch wat beweging.
We gaan even buren bij Karoline en Marcel, die samen op Marcels kamer zijn. Karoline haalt een doos met snoep uit de kast en houdt ze mama voor: Snoepje, Marcella? Mama kijkt in de snoepdoos en dan naar Karoline. Hmm mag ik mij er eentje nemen? vraagt mama. Natuurlijk antwoordt Karoline. Ook Marcel krijgt zijn deel. Even later krijgt mama de snoepdoos weer aangeboden, maar ze hoeft niet meer. Neen merci, ik heb genoeg zegt ze beleefd. Enkele ogenblikken later probeert Karoline het nog eens. Het lijkt voor mama weer helemaal nieuw, alsof zij de doos snoep voor het eerst ziet, en enthousiast kiest ze zich een lekkere chocoladebonbon uit.
Tegen etenstijd gaan we met zijn vieren naar de leefruimte. Als mama aan tafel zit, merk ik dat ze haar schoenen nog aan heeft. Ik ga op haar kamer haar pantoffeltjes halen. Ik duik onder tafel om haar linkerschoen uit te doen, maar mama schreeuwt het uit van de pijn. Ellen, het is serieus hoor, zegt Karoline bezorgd, je ma weent. Ik weet dat mama heel kleinzerig is geworden. Bij de minste aanraking kan ze het al uitroepen van de pijn. Dus ik neem haar rechtervoet vast en wil de schoen uit doen. Dit doet blijkbaar totaal geen pijn want ik doe de schoen uit, mama doet die vliegensvlug weer aan. Ik doe de schoen uit, mama doet de schoen weer aan. Ze blijft tegenstribbelen. Die schoen moet uit en jouw pantoffels moetenaan, mama! zeg ik een beetje ongeduldig, terwijl onder tafel het gevecht met de schoen maar doorgaat. Ze doet dat hieraltijd maar uit beklaagt mama zich fel tegen Karoline, waarop die in een lach schiet. En laat dat nu mama flink tegenvallen. Ja, ge moet er nog mee lachen ook! reageert ze fel. Als de strijd met de schoen in mijn voordeel is beslecht, - mama heeft uiteindelijk haar beide pantoffels aan, - zit ze alweer samen met Karoline en mij te lachen. Marcel is zoals steeds onze stille, zwijgzame toeschouwer.
Ik weet dat mama vrijdagnamiddag haar spuitje kreeg tegen de Mexicaanse griep. Ik heb al met verscheidene mensen gesproken die die inspuiting hebben gekregen. De meesten voelen zich de dagen erna niet al te best, sommigen hebben zelfs barstende koppijn en stevige spierpijnen. Toen ik vrijdagmorgen bij haar was, was mama zó ver weg. Ze herkende me nauwelijks en ik ben nu echt bang voor het effect van de inspuiting. Arsène en ik zijn dan ook vandaag extra bezorgd om haar. Als we zaterdagnamiddag samen naar haar vertrekken, spelen de doemscenarios door onze hoofden. Hoe zal het met haar zijn? In bed met hoofdpijn, spierpijn, totaal in de war? Arsène, die geplaagd door een zware verkoudheid enkele weken niet naar mama ging, vraagt zich ook af of ze hem nog wel zal herkennen.
Als we op mamas afdeling toekomen, zien we haar zitten in de leefruimte. Oef, dat stelt ons al wat gerust. Mama zit naast Marcel, ieder in zijn eigen stoel. Na zijn heupoperatie krijgt Marcel nog steeds pijnstillers en verdoofd door de medicatie ligt hij in een diepe slaap. Mama ziet er goed uit. Arsène begroet haar met: Dag mams! Na een onderzoekende blik in zijn richting weet ze meteen wie hij is. Ik ben zo blij dat jullie er zijn, zegt mama. Er wordt heen en weer geknuffeld en gekust.
Maar mama maakt zich plots verschrikkelijk druk tegen Marcel, die luid ligt te snurken. Niet zo snurken! snauwt ze en Arsène voorkomt nog net dat Marcel een flinke por krijgt van haar. Tjonge, tjonge, die mama van ons! Vroeger was het pa die onder zijn voeten kreeg toen hij snurkte, nu is het die arme Marcel. Arsène neemt haar mee naar haar kamer en we laten Marcel, die zich van geen kwaad bewust is, maar rustig verder snurken.
Trots loopt ze even later op weg naar buiten aan de arm van haar schoonzoon, druk tegen hem babbelend in haar onverstaanbaar taaltje. We kunnen het bijna niet geloven dat ze die vervelende spuit heeft gekregen. Vraag het toch maar even na, zegt Arsène bezorgd. Ik stap naar de verpleegster. Ze verzekert mij dat mama inderdaad is ingespoten tegen de Mexicaanse griep. Ja,gisterenmiddag, en lachend zegt ze nog: Maar ze is goed hé? Hou maar hout vast dat het blijftduren.
In de hall lopen we Denise tegemoet, die ook op bezoek komt. We maken samen een zeer korte wandeling in de tuin. Maar er staat te veel wind en mama moppert: t Is koud,hoor!. We gaan iets gaan drinken, hé ma? stelt Arsène voor. Ja hoor, antwoordt mama. Het blijft natuurlijk niet alleen bij iets drinken, ons ma eet ook een lekker stuk taart. Dat gaat er altijd in bij mama!
Als Karoline de cafetaria binnenkomt om ons gedag te zeggen, merkt mama meteen op dat ze een nieuwe jas aanheeft. Zelf vroeger altijd graag mooi gekleed, soms wat naar het extravagante toe, heeft mama nog altijd oog voor kleren. Mooiemantel, hé zegt mama vol bewondering.
Als wat later Denise van mama afscheid neemt met een dikke zoen, neemt mama haar eens goed vast. t Is zo een schatje zegt mama gemeend. Denise is zichtbaar wat ontroerd.
Mama is er vandaag toch wel echt bij en blij. Ze heeft blijkbaar toch geen nare gevolgen van de inspuiting. We zijn opgelucht. Is ze misschien toch nog sterker dan wij denken?
Dinsdagmiddag wip ik nog even voor het lesgeven bij mama binnen. De gordijnen in de leefruimte zijn dicht en daardoor is het er vrij donker. Mama zit in de stoel en heeft een huilmoment. Zakdoek in de hand laat ze haar tranen de vrije loop. Een hoogbejaard dement heertje staat naast haar, zijn hand op haar schouder. Hij fluistert mama lieve woordjes toe.
Linda? vraagt mama onzeker als ze me opmerkt. Neen mama, t is Ellen antwoord ik. De oude man kijkt mij verward aan. Ik ben haardochter vertel ik hem. Oh zegt hij en hij bukt zich weer over mama heen. Ge moet niet meerschreien, troost hij verder, je hebt hier een lieve zoon, die je mama noemt. Dan kijkt hij mij aan en zegt: Je zorgt goed voor haar, je bent een goede zoon. Ik probeer maar niet uit te leggen dat ik de dochter ben. Mama blijft wenen. De arme man heeft zo met haar te doen dat hij haar vastpakt en mee huilt. Ze zijn zo druk met elkaar bezig dat ik totaal, hoe ik ook mijn best toe, er niet aan te pas kom. En dan heeft mama eindelijk door wie ik ben, door haar tranen heen begint ze te lachen. Nu is het haar beurt om de lieve man te troosten. Ze wrijft zachtjes met haar hand over zijn wang en zegt: t Is al goed
Als bij alle twee de tranen zijn opgedroogd haal ik mama uit de stoel. Ik gaeventjesmet haar wandelen leg ik de man uit die alleen achterblijft. Goed, fluistert hij, dan blijf ik hier wachten. Als we terugkomen, zit die lieverd enkele tafels verder al gezellig een babbeltje te doen met een andere medebewoonster.