Denise had er al jaren een gewoonte van gemaakt: tijdens het seizoen van de hyacinten schonk ze er af en toe eentje aan mama. Op de kerstmarkt in het rusthuis kocht ze er ook één voor mama. Nu deze hyacint uitgebloeid is, heeft ze zaterdagnamiddag er een ander meegebracht.
Bij het binnenkomen op mamas kamer geeft ze de hyacint aan mama. Het is nog enkel maar een knol met een groene stengel. Bloeien doet de hyacint nog niet. Maar hoe we ook allebei de hyacint aan mama voorhouden, ze ziet het niet. Ze kijkt er als het ware dwars door. We zetten de hyacint op het bijzettafeltje bij de nieuwjaarskaarten die mama dit jaar ontving. Wat later proberen we het nog eens. Nu neemt mama het potje aan. Mag ik eens? vraagt mama. Natuurlijk, zeg ik. Mama zit met de hyacint in haar handen, maar hoe blij ze vroeger ook was met om het even welk bloempje dat ze kreeg, nu weet ze echt niet wat het is. Wat gaat ze er mee doen? vraagt Denise. Opeten of ervan drinken, zeg ik. Denise kijkt me een beetje verwonderd aan en toch is het dat wat mama doet. Ze brengt de hyacint naar haar mond. Terwijl ze naar de hyacint hapt, neem ik vlug het potje uit haar handen. Als het bloeit, gaan we er eens aan ruiken. Een hyacint ruikt lekker, zeg ik tegen mama. En de hyacint wordt terug op het tafeltje geplaatst, ver uit mamas bereik.
Nu maar wachten tot ze gaat bloeien en lekker gaat ruiken. Misschien herkent mama dan de bloem?
Woensdagnamiddag zitten mama en ik op haar kamer hand in hand naar muziek te luisteren. Alle koosnaampjes waarmee ze me vroeger toesprak passeren de revue: Ge zijt mijn lotje ge zijt toch mijn klein beezeke zoeteke Tegen beter weten in, hoop ik weer stilletjes dat mama weet wie ik ben.
Dan hoort ze ineens stemmen op de gang. Ze kijkt in de richting van de deur en vraagt me: Is ons Ellen daar? Ja, ze is hier, antwoord ik. Mama houdt nog een ogenblik de deur in de gaten, maar Ellen komt niet binnen. Ze schudt even onverschillig met haar schouders en kijkt alweer de andere kant op. Ik zit al een uurtje naast haar, maar dat weet mama blijkbaar niet.
Ik vraag me voor de zoveelste keer af hoe het in godsnaam mogelijk is dat je je eigen kind niet meer herkent!
Dinsdagmorgen krijg ik telefoon vanuit het rusthuis. Eén van de verzorgende van mamas afdeling vertelt me dat mama al weer beter is, maar dat haar ondergebit een barst vertoont. Zij willen het probleempje oplossen en de tandarts verwittigen, als ik daarmee akkoord ga. Maar ik stel voor om meteen het gebit te komen halen en het zelf naar het tandlabo te brengen. Dit werkt het snelst en zo hoeft mama niet lang haar gebit te missen.
Ik vraag me niet af wat er met het gebit gebeurd is. Weken geleden zag Arsène dat mama haar gebit uitnam en weggooide. Dus ja dan kan er wel eens iets verkeerd gaan! Het hele grapje kost 50 euro, maar in het tandlabo wordt beloofd om vandaag nog de reparatie te doen en ze zullen zelf het gebit in het rusthuis terugbezorgen. Prachtig!
Rond vijf uur, - ik hoop dat mama haar gebit terug heeft tegen etenstijd -, bel ik naar de afdeling. Neen, geen gebit! Ik ben meteen weer al overbezorgd. Hoe moet mama nu eten zonder gebit? De verzorgende legt me uit dat mama al klaar is met eten. Ik heb haar zonet eten gegeven.Zij heeft haar boterhammetjes en yoghurt al op en dat lukte ook zonderondergebit. Een kiwi hebben we haar, met die diarree van gisteren, toch maar niet gegeven. De bejaardenhelpster vertelt me bovendien datmama nu al in bed ligt. Het ziek zijn van gisteren heeft haar uitgeput. Ze was te moe om nog langer op te blijven, legt ze uit, maar maak je maar geen zorgen. Als ik dat hoor, denk ik tevreden: er wordt toch goed voor mama gezorgd.
Enkele minuten later rinkelt de telefoon opnieuw. Mamas afdeling, weer dezelfde bejaardenhelpster: Ellen, ik bel je nog even om te zeggen dat je mas gebit net is teruggebracht. Je hoeft je dus geen zorgen meer te maken, hé? Ik ben blij dat de verzorgende, ondanks de drukte tijdens de etenstijd, de moeite neemt om mij nog even te bellen en mij gerust te stellen. Alles is weer opgelost en met mama komt het ook weer goed.