Jozef en Maria zijn op reis gegaan. Maria zit op t ezeltje en Jozef loopt vooraan.
Ze komen laat in Betlehem; de mensen slapen al. Nergens is een plekje meer, alleen nog in de stal.
In het veld zijn herders; zij houden in de nacht over hun kudde schapen bij het vuur de wacht.
Opeens komt er een engel; die zegt tegen hen: Jezus is geboren, ga vlug naar Betlehem!
De herders zeggen: Kom, we gaan het Kindje zoeken. Het is geboren in een stal, gewikkeld in wat doeken.
Drie mannen zien een grote ster; die mannen zijn heel wijs. Ze willen naar het koningskind en dus gaan ze op reis.
Zo komen ze in Betlehem; daar zoeken ze een poos. Ze vinden Jezus in de stal en geven Hem cadeaus.
De herders knielen neer voor Jezus; eerbiedig zeggen zij: Jezus is onze Koning, Hij maakt de mensen blij.
Alle mensen, groot en klein krijgen het te horen: Vannacht is in Betlehem Jezus geboren!
|