Herfst is de tijd van vermoeden, niet van weten. Van tasten, niet van grijpen. Van eerst met mijn duim het waas wegvagen van een purperen pruim en van voelen en van dàn pas eten.
Herfst is rustig doende, niet als zomer doende was, met dat druk ondernemen, proclameren en oprichten en met uitbreiden en met weer iets anders stichten.
Herfst vertraagt een ogenblik de pas. Een krekel zit nog vol te houden in het gras. En op de grintweg snort een laatste bij.
Wat vorig jaar nog komen moest, is nu voorbij. Maar de geest is vrij. Om te berekenen en te weerleggen en te ijken. En om te rangschikken en te bevragen, te beschouwen en te kijken.