Uit De Standaard van zaterdag en zondag 23 en 24 april 2005, p. 9; Bart Dobbelaere en Steen Samyn interviewen Bert Anciaux.
Hebt u intussen al de verkiezing van Joseph Ratzinger tot paus verteerd?
Gisterenen zei ons Damienne nog: "Ach, Bert, trek het u niet zo aan, het komt wel goed."
Ik hoop het. Ik was vooral getroffen door de ontgoocheling van kardinaal Danneels, voor wie ik veel bewondering heb.
De pauskeuze heeft me erg aangegrepen, ik ben daar veel mee bezig. Ik heb het moeilijk met een instelling waarvoor de kern van haar bestaan is zich af te zetten tegen andere groepen. De instelling als doel op zich. De Kerk als doel op zich. Ik vrees dat deze paus zijn Kerk belangrijker vindt dan het samenwerken met anderen.
Dat heeft geen invloed op mijn geloof, al zou ik me liever thuis voelen in mijn Kerk. Nu blijft het geloof een individueel verhaal voor mij."
Als 'onderschrift' bij deze uitspraak citeer ik uit het boek van Paul Dehaes, Kerk als dienst aan de wereld, tweede druk, Reinaert, Zele, 1979, p. 13. Paul Dehaes studeerde in Rome en logeerde in het Belgisch College, samen met de vorige paus Johannes Paulus II. De titel van zijn boek spreekt al boekdelen ( en dan al geschreven voor 1979). In het eerste hoofdstuk heeft Paul Dehaes het over 'De Kerk als dienst'. Onder '1. De Kerk als instrument' heeft hij het onder '1.1. Een middel, geen doel' (wat wij gaan citeren!) en onder '1.2. God is groter dan zijn Kerk'. Wij citeren '1.1. Een middel, geen doel'
" Het vraagt niet veel uitleg om te beseffen dat een instrument een middel is, een middel om mee te werken. Dus: in geen geval een doel. Vanuit deze vanzelfsprekendheid volgt een conclusie die van belang is voor de opvatting van de pastoraal. Niet zelden hoorde ik spreken over de pastoraal als de zorg om de mensen naar de Kerk te brengen, opdat zij hun verplichtingen zouden nakomen. De praktijk om de misgangers te tellen, het aantal communies of het aantal huwelijken die in orde zijn, berust op eenzelfde opvatting van de pastoraal. Onbewust wordt in deze opvatting de Kerk (hoe dan ook nader te bepalen vanuit deze onbewustheid) opgevat als een doel. Welnu, Vaticanum II presenteert zichzelf aan de wereld als een instrument. Als wij mensen tot de sacramenten brengen (ook tot het oer-sacrament dat de Kerk is) dan brengen wij ze niet tot eendoel, een eindpunt, een terminus, maar tot een werktuig. Dan moet er gewerkt worden. wij moeten weer leren denken over de Kerk in operationele termen. Wordt er dienst bewezen om de mensen dichter bij elkaar te brengen en zo tot God (aangezien wij hoorden dat het Gods plan niet is de mensen afzonderlijk tot Hem te laten komen!?
Deze eenvoudige constatatie brengt verdragende gevolgen mee, maar ook een verheldering van grondbegrippen. Zo hoorde ik, op een samenkomst van leken na het lekencongres te Rome met het oog op het oprichten van dialoogstructuren in de Belgische kerkprovincie, als een der eerste vragen stellen: "Wat is pastoraal eigenlijk? Iedereen spreekt er over maar niemand weet precies wat het is." En een der aanwezigen, een inwoner van Anderlecht, wees er op dat in Brussel een straat de naam draagt: "Rue de la pastorale"; Herdersliedstraat". Dus... Deze plezierige anekdote toont eens te meer aan, hoezeer wij een kerklijk jargon spreken dat buitenkerkelijken helemaal niet begrijpen en (o ironie) de meeste binnenkerkelijken evenmin.
De vraag: "Wat is pastoraal?" is de vraag naar de zending van de Kerk. Vroeger was het antwoord eenvoudig: pastoraal is zielzorg en wordt uitgeoefend door de zielzorger, de priester. Nu blijft er nog een woord of liever een half woord over van die bepaling: Pastoraal is de zorg van de kerk voor de wereld en drager van die bekommernis is heel het Godsvolk. Het woord Pastor verwijst naar de Goede Herder die zijn leven heeft gegeven voor allen, die op zoek ging naar het verdwaalde schaap, die vocht met de wolf tot bloedens toe, die gekomen is niet om gediend te worden maar om te dienen, die zich een lendendoek heeft omgebonden en de voeten gewassen en de tafel gediend als een dienaar. (Vandaar de symboliek van de diakenstool. Dat is voor later!). Pastoraal is de actieve deelname aan de bevrijdende bekommernis, aan de dienende liefde van Christus pro mundi vita, voor het leven van de mensen. Velen zijn allergisch geworden voor het woord herderlijke zorg omdat zij niet langer als schapen behandeld willen worden die enkel goed zijn om gezegend en geschoren te worden. Daarom is het wellicht het beste niet meer te spreken van pastoraal, maar eenvoudig van dienst. Welke dienst kunnen wij als Kerk bewijzen aan de mensen? Dat is eenvoudige taal die iedereen kan begrijpen terwijl pastoraal, oer-sacrament en dergelijke thuishoren in theologische handboeken met veel verklarende voetnoten."
Paul Dehaes ligt aan de basis van mijn roeping tot het diaconaat! Ik stond er eerst zeer argwanend tegenover. Toen ik tijdens studiedagen van KVLV Pauld Dehaes hoorde spreken over "De Kerk als dienst aan de wereld" was alle argwaan weg en wist ik dat deze roeping heel waardevol is voor alle gelovigen: "Wie niet dient, dient tot niets!"
Onze tweede dochter Lieve(ke) heeft twee kinderen: Enya en Sarah. Samen met haar echtgenoot Hugo wonen zij in het schilderachtige Everbeek. Rondom hun nieuwe woning strekken zich de heuvels van de Vlaamse Ardennen uit: tot Vloesberg, Brakel, Lierde en Geraardsbergen. Deze landschappen werden op doek gebracht door Valerius De Saedeleer. Hugo en Lieve hebben deze woning aangekocht en naar hun hand gezet. Hugo heeft de ruwbouw onder handen genomen. Opnieuw moet ik zeggen (want het is reeds de twee woning die hij renoveert!) dat Hugo een architect en ingenieur is zonder diploma, maar met enorme bekwaamheid. En met een enorme werkkracht.Hij ontwerpt in zijn hoofd de plannen en voert die dan deskundig uit. Voor een gegradueerde in de verzekeringen is dat niet vanzelfsprekend. Voor Hugo, ingenieur-architect ,de gewoonste zaak van wereld. Maar het is niet gewoon. Je moet het kunnen, je moet het willen, je moet het realiseren. En dat heeft Hugo opnieuw gedaan. Lieve mag dan het interieur aankleden en dat heeft zij opnieuw met smaak gedaan. Waar zij het allemaal vandaan haalt, ik weet het niet. Maar het is haar weer gelukt. Schuilt er in Lieve een huisarchitect. Het is een echte thuis geworden: warm, gezellig, gastvrij.
Een huis en een thuis voor Enya en Sarah en Mauro. Mauro is de poedel van het gezi. Het beestje danst van hier naar ginder als hij ons ziet.Maar over deze drie een andere keer!
Opa over kinderen en kleinkinderen:Victor en Alicia op bezoek. Over Enya en Sarah later
Zaterdag, zondag, maandag, dinsdag, waren Ann (onze jongste dochter) en haar man Kristof, samen met hun twee kinderen in het land.
Kristof had Italiaanse en Franse dag- en weekbladen gelezen over de overleden Paus Johannes Paulus II. Daarna had hij ook enkele van onze Vlaamse dag- en weekbladen gelezen. Het viel hem op dat wij hier in Vlaanderen zeer kritisch stonden tegenover deze paus, terwijl hij in Italië en zelfs in Frankrijk zeer veel positiefs hoorde over het voorbije pontificaat van Johannes-Paulus II. Zijn en mijn bedenking: als je dat allemaal leest, hoe sterk worden wij niet bevooroordeeld tegenover die man. Wij hebben uiteraard geen persoonlijk kontakt met hem gehad en moeten dus oordelen op basis van zijn handelen als paus, maar dat wordt ons juist bekend door de media. Die media kleuren echter de objectieve gegevens positief of negatief in. Hoe kunnen wij daar onderuit.
Na drie jaar Italië (Bologna, Pontechio Marconi op de Monte Chiara) wonen onze kinderen en kleinkinderen opnieuw in Frankrijk, bij Lyon, in St.Genis chez Allières. Het doet echt deugd Alica en Victor bezig te zien en te horen. Zij spreken en verstaan gelukkig behoorlijk Nederlands. Tot voor enkele maanden was hun moedertaal het Italiaans. Helaas deemstert dat Italiaans langzaam weg of beter, het sluimert. Hun mama, onze jongste dochter, denkt eraan hen nog een week of veertien dagen school te laten lopen in Pontechio Marconi. Naar verluidt spreken ze nu al goed Frans. Victor met een Belgisch accent, zeggen zijn ouders, en Alica als een echte française.
Boeiend was hun spel met Amos. Amos is onze Jacques Russell, zeven maarnden oud. Eén en al leven. Victor vertelde dat hij zich super had geamuseerd. Deze morgen zijn ze reeds om half zeven met de trein naar Zaventem vertrokken. Amos loopt al een hele tijd te zoeken naar zijn speelkameraden. En wij missen opnieuw onze kinderen en kleinkinderen.
Binnenkort gaan wij op bezoek te St.Genis chez Allières.
Waarom wil een mens honderd jaar worden. Dat is volstrekt nutteloos
In een ziekenkamer met kankerpatiënten praten twee zieken met elkaar. Een derde zieke moet tegen heug en meug luisteren wat die twee elkaar vertellen. Op een avond beluistert hij hoe Ephrem aan zijn gebuur een dwaas verhaal vertelt. "Waarom wil de mens toch honderd jaar worden? Het is volstrekt nutteloos. Ik zal je eens vertellen wat er gebeurd is. Allah deelde het leven uit en hij gaf aan alle wilde dieren vijftig jaar te leven. Hij was van oordeel dat dat moest volstaan. De mens kwam als laatste aan de beurt en er restte Allah nog maar vijfentwintig jaar. En de mens werd kwaad: dat is veel te weinig! Allah antwoordde: "Dat is meer dan voldoende." Maar de mens hield vol. "Zoals je zelf wil, antwoordde Allah, ga zelf de anderen om langer leven vragen, misschien zijn er wel die jaren te veel hebben en ze aan jou willen geven. En de mens ging op tocht. De eerste die hij tegenkwam was een paard. "Luister, zegde hij, men heeft mij te weinig leven gegeven, wil je mij een deel van je jouw leven afstaan." - "Dat is goed, hier, neem maar vijfentwintig jaar." De mens vervolgde zijn zoektocht en kwam een hond tegen: "Luister eens hond, sta mij een deel van jouw leven af! - "Hier, neem maar vijfentwintig jaar!". Hij vervolgde nog verder zijn zoektocht en komt zo een aap tegen. Ook van de aap krijgt hij vijfentwintig jaar. Nu keert hij terug naar Allah. Deze zegde hem: "Het zal dan geschieden zoals je hebt gewild: de eerste vijfentwintig jaar zal je leven als een mens; de volgende vijfentwintig jaar zal je werken als een paard; de volgende vijfentwintig jaar zal je keffen als een hond en de laatste vijfentwintig jaar zal je zoals een aap, voorwerp van spot worden..."
Uit Soljenitsyne, Le Pavillon des cancereux, Le livre de poche, Julliard, 1968, 45 - 46.
De derde zieke beoordeelt dit verhaal als 'dwaas'. Zit er evenwel niet veel wijsheid in? Graag je 'wijs' commentaar op dit verhaal.
Jaren geleden, Johannes was nog een ukkie, wandelden wij samen langs de straat. Plots vroeg Johannes: "Opa ben je al oud?". Johannes gaf zelf het antwoord: "Je bent al oud, maar nog goed!" en dadelijke daarop: "en als je dood gaat krijg ik een nieuw opa!". Daar kan je als opa een tijdje over mediteren. Hoe komt een jongentje van goed vijf-zes jaar tot zo'n gedachten. Waarschijnlijk is Johannes dit al lang vergeten, maar zijn opa vertelt het af en toe in familie- en vriendenkring. Het gevolg van dat vertellen: Johannes en opa werden uitgenodigd te Deftinge. Daar was een groot tuinfeest en regelmatig kregen wij de reactie: "En is dat nu onze filosoof Johannes?!" Johannes zei toen: "Opa, hoe komt het toch dat al die mensen mij kennen!". Ja, omdat de fiere opa wilde opscheppen met zijn kleinkind filosoof én daarenboven is hij is oudste kleinkind. Daar gaat het trouwens danig fier op en terecht! Het is een 'Genade' kinderen te krijgen. Het is een grote 'Genade' kleinkinderen te krijgen.
Op zekere dag dag hoorden wij Johannes zeggen dat hij zeker nooit naar de hemel wou gaan. Ik dacht: "Wij zitten met een ketter in de familie!". Na tijd en gesprek bleek dat hij niet wilde doodgaan. Zijn oma uit Aalst vertelde regelmatig over grootvader Aalst en over zijn vroegtijdig overlijden. Oma van Aalst zei altijd: "Opa is in de hemel". Maar die 'hemel', zo voelde Johannes aan, stond voor dood gaan en dat wou hij absoluut niet. Groot gelijk had hij. Zo zien wij maar dat wij altijd goed moeten luisteren als iemand spreekt. Pas als je echt luistert, kan je op de duur verstaan wat echt bedoeld werd.
De oudste zus van Johannes noemt 'Maria-Clara'. Bij een geboorte en doopsel vragen wij altijd waarom het kindje genoemd werd met die naam. Wij weten 'naar wie je liefhebt, wil je heten'. Mama van Maria-Clara antwoordde: "Zeg maar dat deze twee namen de namen van twee geëmancipeerde vrouwen zijn".
De tweede zus van Johannes noemt Elisabeth. Waarom? Omdat 'Elisabeth' eveneens de naam is van een geëmancipeerde vrouw.
Ik vraag mij af of de mama van Johannes, Maria-Clara en Elisabeth nog weet dat zij indertijd mij dit antwoord gaf. Ik vond het een subliem motief om je kinderen zo te noemen. Als dat geen 'Genade' is!
Opa kan ook echt jaloers zijn. Jawel, op zijn/hun (ook van oma!) kleinkinderen. Johannes de filosoof, verslinder van vele interessante boeken, een kerel die reist in boeken en de twee jonkfrouwen, 'begenadigd' met muzikaal talent. Ik/wij hoor/horen ze zo graag spelen op viool en cello. Hier speelt waarschijnlijk papa Stijn als de bron van al dat muzikaal talent.
"Hoe zou (...) een min of meer snel geleverde bijdrage van een geleerd exegeet of theoloog, levenswoord en voedsel kunnen zijn voor verschillende christenen en voor situaties van uiteenlopende plaatselijke kerken, wanneer het in de mond genomen wordt door predikanten die slechts beschaamd kunnen staan als zij een tekst verkondigen die zij niet eens hebben bemediteerd, waarin zij niet zijn doorgedrongen en waarover zij niet hebben gebeden? En dan wordt geklaagd dat het Woord Gods vandaag de dag de vergadering niet meer raakt en op ondoordringbare wanden en muren lijkt te stoten! Maar is dat nog wel het werkdadige "Woord" van God, dat wordt verkondigd door een predikant, een getrouwe en oprechte getuige die niet bang is voor de moeilijkheden die het met zich meebrengt. wie het Woord verkondigt, zou zich vaker en meer bewust de namen moeten herinneren die de Schrift hem toekent: hij verschijnt immers als "bedienaar van het Woord" (vgl. Lc 1,2), "bedienaar en getuige van wat hij gezien heeft" (vgl. Hnd 26,16), "Beheerder van Gods geheimen" (vgl. 1 Kor 4,1) en vooral als "DIENAAR van het Woord" (vgl. Hnd 6, 1 - 4). Dat betekent dat hij het Woord niet haastig mag lezen, nog minder dat hij hij het voor zijn preek lukraak uiteen of ander homiletisch "verzamelwerd" mag halen, om het vervolens voor de toehoorders weer te geven met behulp van intellectuele vondsten uit de psychologie en de sociologie. Hij moet het BIDDEN zodat het hem beheerst, hem tot slaaf maakt. Als het waar is dat iemand slaaf is van wie hem heeft overwonnen, zoals Petrus het uitdrukt (vgl. 2 Pe 2, 19),dan moet de predikant voor alles slaaf zijn van het Woord. Alleen zo zal hij er een vrije, zuivere en onbevreesde echo van zijn. Hij zal het Woord voordragen het herhalen en zich inspannen om het niet te vervormen. Hij zal verbanden proberen te leggen zodat de toehoorders gemakkelijker de draagwijdte van de tekst kunnen vatten in het kader van de algemene bijbelse context,enzo de Bijbel met de Bijbel commentariëren." (p. 13 - 14)
"Als mensen die in de Kerk zichtbare bedieningen bekleden, niet gevormd zijn tot de lectio divina, als ze niet terugkeren naar de bronnen van het Woord, dan tonen ze zich in hun verkondiging, in hun bediening of hun pastoraat als mensen van handboeken, gewend zich te baseren op wat geschreven staat, onzeker, nogal weifelend,niet in staat om "krachtig en met gezag" het woord te voeren.(...) Alleen het Woord dat beluisterd, ontvangen, bewaard en overwogen wordt, kan profeten doen opstaan die in staat zijn tot bevrijdende en preventieve keuzen, kan mensen scheppen die trouw aan de aarde en aan de mensheid, ons spreken van God!" (p.19 - 20)
Uit Enzo Bianchi, God ontmoeten in zijn Woord, Monastieke Cahiers, ABdij Bethlehem, Bonheiden, 1991