Heer, onze God, bewaar onze ouders in Uw liefde. Laat hen niet alleen in het donkere dal van ons weggroeien; laat hen niet alleen met de pijn van het niet begrijpen. Bewaar, Heer, het wonder van hun liefde, want die liefde is ons leven en ons licht in een moeilijke wereld.
Heer, laat onze ouders mild zijn, laat ze sterk en stevig zijn, schenk hen overvloedig de genade van Uw trouw. En vooral, Heer, laat hen weten met het hart dat er in ons zoveel leeft waarvoor we geen woorden hebben, en waarover we graag zouden praten: onze waardering, onze dankbaarheid, onze spijt over alles wat hen heeft gekwetst.
Heer, onze God, wij leggen de namen van onze kinderen in uw zegenende handen. Schrijf ze daarin op, vergeet ze niet; laat ze niet verzanden in wat schittert aan de buitenkant. Houdt Gij onze kinderen vast, als wij ze los moeten laten, en zij hun eigen weg door het leven gaan. Dat zij voortstappen op vaste baan en niet de levensstijl verlaten die Gij ons hebt voorgedaan. Wij vragen U niet hen te sparen voor elk leed. Wees Gij hun troost en bemoediging als zij eenzaam zijn en bang. Blijf hen nabij als het donker wordt in hun leven en zij de weg niet meer weten die leidt naar vrede. Reik hun de hand en open hun ogen voor het Beloofde Land, hier en in den hoge. In Uw zegenende handen leggen wij de namen van onze kinderen, Heer, onze God.
Uit Geert dedecker, Altijd Onderweg. Het boek Tobit, een bijbelse reisgids voor mensen van vandaag, Lannoo, Tielt, 1995, p. 78
Bij Luc Versteylen vond ik een prachtige zegen: de Effetazegen!
"Ik zegen je oogjes dat je er veel mensen graag mee zou mogen zien vooral ooit de allerliefste van je leven levenslang
Ik zegen je oortjes dat je er veel lieve woordjes mee moogt horen woorden van bemoediging wanneer je het kwaad hebt, woorden van troost wanneer je verdriet hebt, woorden van bewondering wanneer je het goed gedaan hebt, en dat je er ook mee zou mogen horen het hulpgeroep van de mensen rondom jou, vooral het geluidloze.
Ik zegen je mondje dat er lief mee zou mogen zijn, lief en teder, dat je er woorden van kracht en troost en bewondering mee zou mogen spreken en dat je er veel mee zou mogen lachen ondanks alle pijn en verdriet.
Ik zegen je handjes dat je ze zou mogen sluiten om degenen van wie je houdt, dat je er er meer mensen mee mag genezen dan kwetsen, meer zou mogen strelen dan striemen en dat je ze ook op tijd zou mogen opendoen om het beste weg te geven van jezelf.
Ik zegen je voetjes dat je ermee mag gaan naar de plaatsen waar ge graag naartoe gaat en waar de mensen je graag zien komen, maar dat je er ook mee zou mogen gaan naar de plaatsen waar je niet graag naartoe gaat, maar waar de mensen je nodig hebben.
Ik zegen heel je lichaampje dat het mag uitgroeien tot een teken van tederheid voor heel veel mensen vooral ooit (zoals je ouders) voor de allerliefste van je leven levenslang"
Brief van een jongere aan alle opvoeders van de wereld
Brief van een jongere aan alle opvoeders van de wereld
Geef me niet alles wat ik vraag. Soms vraag ik alleen om te weten hoeveel ik kan krijgen.
Roep niet op mij. Als je roept, heb ik minder respect voor je. Daarbij leer je me ook roepen, en dat wil ik niet.
Geef niet altijd bevelen. Als je mij iets vraagt in plaats van te bevelen, zal ik het vlugger en liever doen.
Doe wat je belooft, om het even of het goed of slechts is. Als je me een beloning belooft of straf, geef zij mij dan.
Vergelijk me met niemand, zeker niet met mijn zus of broer. Als ik beter lijk dan een ander,zal die eronder lijden, en als ik slechter lijk, zal ik eronder lijden.
Laat mij zelf mij eigen weg vinden. Als je alles in mijn plaats doet, zal ik het nooit leren.
Vertel mij geen leugens, en vraag mij ook nooit om te liegen, zelfs niet om uit een probleem te geraken. Bij leugens voel ik mij niet goed; ik verlies dan mijn geloof in wat je zegt.
Wanneer ik iets verkeerds doe, vraag me dan niet steeds naar het 'waarom'. Ik weet dat zelf niet altijd.
Wanneer jij je vergist hebt, geef dit dan toe. Dat zal mijn geloof in jou versterken en het zal me leren mijn eigen vergissingen ook toe te geven.
Leer mij God kennen en liefhebben. Het heeft geen zin erover te leren op school als ik er bij jullie niets van zie.
Wanneer ik je een probleem voorleg, zeg dan niet: 'Ik heb geen tijd voor onbenulligheden' of ' Dat heeft geen belang.' Probeer me te begrijpen en te helpen.
Zie mij graag en zeg het me. Ik heb graag dat je het zegt, ook al vind je dat niet nodig.
Uit: Geert Dedecker, Altijd Onderweg. Het boek Tobit, een bijbelse reisgids voor mensen van vandaag, Lannoo, Tielt, 1995, p.72. Om samen met groter wordende kinderen te lezen en te bespreken
Onlangs heb ik in de auto een17-jarige jongen meegenomen
Onlangs heb ik in de auto een 17-jarige jongen meegenomen
Hij: Voor mijn vader ben ik dood. Zou hij er eigenlijk nog wel zijn? Ik hoop dat hij er niet meer is. Je bent nu zeventien jaar, zeg ik. Kun je niet toch nog vrede sluiten met je vader? Wees verdomme toch niet bang voor de liefde. Misschien moeten jullie jongeren vandaag de dag wel vader en moeder worden voor je eigen ouders. Anders blijft alles dood.
Dorothee Sölle
Dorothee Sölle, geciteerd door Geert Dedecker, Altijd Onderweg. Het boek Tobit, een bijbelse reisgids voor mensen van vandaag, Lannoo, Tielt 1995
Om jullie goesting te doen krijgen méér te lezen van Eric-Emmanuel Schmitt in Oscar en oma Rozerood, citeer ik de bladzijden 19 - 22.
"Beste God,
Geweldig! Dat heb je knap gedaan. Nog voordat ik de brief heb gepost, geef je me al antwoord. Hoe doe je dat? Vanmorgen was ik met Einstein aan het schaken in de recreatieruimte toen Popcorn me kwam waarschuwen: 'Je ouders zijn er.' 'Mijn ouder? Dat kan niet. Die komen alleen op zondag.' 'Ik heb de auto gezien, een rode jeep met een wit dekzeil.' 'Dat kan niet.' Ik haalde mijn schouders op en ging door met het potje schaken. Maar omdat ik er niet meer met mijn gedachten bij was, sloeg Einstein al mijn stukken en daar werk ik nog zenuwachtiger van. Dat we hem Einstein noemen, komt niet doordat hij slimmer is dan de rest van ons, maar omdat zijn hoofd twee keer zo groot is als normaal. Het schijnt dat het binnenin vol water zit. Dat is jammer; als het hersenen waren geweest, had hij vast heel knappe dingen kunnen verzinnen, die Einstein. Toen ik zag dat ik ging verliezen, stopte ik ermee en ging met Popcorn naar zijn kamer, die op het parkeerterrein uitkijkt. Hij had gelijk: mijn ouders waren er. Je moet weten, God, dat we ver uit de buurt wonen, mijn ouders en ik. Toen ik nog thuis woonde, had ik er geen erg in, maar nu ik er niet meer woon, vind ik het echt ver weg. Daarom kunnen m'n ouders mij maar één keer per week komen opzoeken, op zondag, want op zondag werken ze niet, ik ook niet trouwens. 'Zie je wel dat ik gelijk had?' zei Popcorn. 'Hoeveel krijg ik van je omdat ik je heb gewaarschuwd?' 'Ik heb nog een reep hazelnootchocolade.' 'Heb je geen aardbeien-fruitgums meer?' 'Nee.' 'Okay, dan maar de reep.' Eigenlijk mogen wij Popcorn helemaal niets te eten geven, want hij is hier juist om magerder te worden. Negen jaar, achtennegentig kilo en een meter tien lang bij een meter tien breed! het enige kledingstuk waar hij helemaal in past, is een Amerikaans sweatshirt met strepen. En dan golven die strepen nog zo op en neer dat je er zeeziek van wordt. Maar omdat geen van mijn vriendjes, en ook ik niet, gelooft dat hij ooit kan ophouden met dik zijn, en het zielig vinden dat hij zo'n honger heeft, geven we hem altijd onze restjes. Wat stelt een reep chocolade nou voor vergeleken bij zo'n massa spek! en als we er verkeerd aandoen, dan moeten die verpleegsters ook maar eens ophouden met hem vol te stoppen met zetpillen. Ik ging terug naar mijn kamer om op mijn ouders te wachten. Eerst had ik niet in de gaten hoeveel tijd er voorbijging omdat ik buiten adem was, maar op een gegeven moment besefte ik dat ze al vijftien keer de tijd hadden gehad om bij me te komen. Plotseling had ik door waar ze zaten. Ik sloop de gang in, ging de trap af toen niemand me zag en liep in het halfdonker naar de kamer van dokter Düsseldorf. Bingo! Daar zaten ze. Ik kon hun stemmen door de deur heen horen. Omdat ik doodmoe was van het naar beneden lopen, wachtte ik een paar tellen tot mijn hartslag weer rustig was geworden en toen ging het helemaal mis. Ik hoorde wat ik niet had mogen horen. Mijn moeder zat te snikken en dokter Düsseldorf zei steeds maar: 'We hebben allles geprobeerd, heus, we hebben alles geprobeerd', waarop mijn vader met een verstikte stem antwoordde: 'Natuurlijk, dokter, natuurlijk.' Ik bleef met mijn oor tegen de ijzeren deur geplakt staan. Ik wist niet meer wat kouder was, het metaal of ik. Toe zei dokter Düsseldorf: 'Wilt u hem nog even gedag zeggen?' 'Dat zou ik niet kunnen,' zei mijn moeder. 'Hij mag ons zo niet zien,' voegde mijn vader eraan toe. En toen begreep ik dat mijn ouders een stelletje lafaards waren. Erger nog: een stelletje lafaards die dachten dat ik een lafaard was! Omdat er in de kamer geluiden klonken van stoelen die verschoven werden, begreep ik dat ze naar buiten zouden komen en ik deed de eerste de beste deur die ik zag open."
Relaties zijn gekenmerkt door afstand, vreemdheid, onechtheid, oppervlakkigheid,...
"Relaties worden gekenmerkt door afstand, -ook al kan men fysisch dicht bij elkaar zijn; door vreemdheid, - ook al doet men vertrouwelijk; door vreemdheid, - ook al willen de gemaskerde trekken echtheid voorspiegelen; door gespannenheid, - ook heeft men relaxerende gebaren van buiten geleerd; door oppervlakkigheid, - ook al beweert men de andere intiem te kennen; door eigenbelang, - ook al wordt het 'als-ik-iets-voor-u-kan-doen' op het voorplan geschoven; door berekening, - ook al aksentueert men de onbaatzuchtigheid; door bedreiging, - ook al toont men zich zelfverzekerd; door afhankelijkheid, - ook al koestert men de illusie van eigen zelfstandigheid en volwassenheid. Er is veel nodig om er te komen in deze maatschappij: wat men kent is belangrijk, - wie men kent is nog belangrijker. In relaties wordt veel geld, tijd en energie geïnvesteerd. Investeren is een zakelijke onderneming en dus afgestemd op rendement. Kontakten die niets opbrengen worden als tijdverspilling beschouwd en dus tot een minimum herleid."
Steven De Batselier, Impasse. Het psychopathologische syndroom van de normale mens, 5e druk, De Nederlandsche Boekhanden, Antwerpen/Amsterdam, 1975, p 77 e.v.
Vriendschap staat laag gekwoteerd, terwijl relaties zeer hoog scoren
"Op de effektenbeurs van onze hedendaagse maatschappij staat vriendschap zeer laag gekwoteerd, - terwijl relaties een zeer hoge score halen. Waar prestatie, rendement, aanzien en eigen voordeel centraal staan, is het uiterst belangrijk kennissen en relaties te hebben: mensen te kennen die men kan gebruiken voor zichzelf en zijn eigen belangen. Relaties zijn koopbare of gekochte vrienden. Dit is uiteraard een contradictio in terminis: vrienden zijn niet tekoop. In onze cultuur hebben dezelfde woorden echter zeer uiteenlopende betekenissen. Wie echte vrienden heeft, heeft een wereld waarin het goed is te leven. Vriendschap doet de wereld veranderen, maakt het leven menselijker, brengt rust en vertrouwen in eigen innerlijkheid. Wie enkel relaties heeft, is nooit helemaal zichzelf: alles is afgestemd op buiten-zich, op berekening, op nuttigheid. Relaties zijn nuttige dingen, zijn middelen, - geen doel op zichzelf. Vriendschap is geen middel: alles is volheid, gerealiseerde belofte in de aanwezigheid van diegenen die men 'vriend' mag noemen."
Tijdens een bedevaart naar Lourdes kocht ik het boek van Didier Decoin (de l'Académie Goncourt), Jésus, le Dieu qui riait. Une histoire joyeuse du Christ, Editions Stick/Librairie Artème Fayard, 1999.
Op de voorkaft staat een icoon afgedrukt waarop Jezus en Petrus staan afgebeeld tijdens de storm op het meer. Jezus nodigt Petrus uit naar hem toe te komen over de zware golven. Wij zien ook dat Jezus als het ware in een lach schiet als Petrus wegzakt in de golven. De omslag werd gemaakt door Didier Thimonier en op basis van 'Evangiles XII-XIIIe siècle, Christ marchant sur les eaux, uit het Musée arménien. Je zou mij een groot plezier doen als je er voor kunt zorgen dat ik ergens een copie van deze icoon kan aankopen. Ik vond deze kaft heel confronterend.
Inderdaad, heeft Jezus ooit gelachen? In geen enkele tekst wordt daarover geschreven. Er bestaat geen enkele traditie daarover en geen enkele kunstwerk heeft de lachende Jezus uitgebeeld. Tenzij onlangs de priester-kunstenaar, Naam?, wonende te Elst. Ik heb zijn tentoonstelling over de 'glimlachende Jezus' niet kunnen bezoeken.
Meestal wordt Jezus ernstig voorgestel, somber kijkend zelfs, tragisch en met smartelijk aangezicht, soms wenend. Dat is het beeld dat miljoenen christenen gedurende twee duizend jaar hebben beschouwd. Nochtans was Jezus volop mens die van de vrienschap hield, genoot van de boottochten en van geroosterde vis, van goede wijn. Hij was er graag bij als er feest werd gevierd, feesten die heel talrijk voorkomen op de joodse kalender, zijn kalender. Nochtans, Jezus die helemaal God is, komt ons de schitterendste en stralendste boodschap brengen: dat God ons onvoorwaardelijk bemint, dat de dood overwonnen is en dat voor ons de belofte van de eeuwigheid is weggelegd. Er zijn tijdens zijn drieendertig jaar incarnatie heel wat dagen geweest waarbij Jezus het uitjubelde. Wij kunnen ons niet voorstellen dat het lachen in het leven van Jezus verbannen zou zijn geweest. En zijn zeker ogenblikken geweest waarbij Jezus in lachen is uitgebarsten, zo hard, dat wij de echo ervan horen resoneren in de evangelies. Wij moeten de teksten daarom niet 'détourner', maar ze 'retourner', zoals men doet met een veld waarin een schat is verborgen. Wij moeten de teksten niet 'verdraaien', maar 'uitdiepen' om de lach van Jezus te horen.
De auteur probeert ons daarbij te begeleiden in zijn boek: "Jésus le Dieu qui riait" d.w.z.: Jezus, de God die kon lachen
Jezus bracht ons een blijde boodschap. Vinden jullie dat ook?
Oscar en oma Rozerood. Over het jongentje, terminaal ziek, dat brieven naar God schrijft
Dank zij onze dochter Genade kon ik een mooi boekje lezen. Het is geschreven door Eric-Emmanuel Schmitt (en vertaald door Eef Gratama). De titel van het boekje: Oscar en oma Rozerood, Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen, jaartal niet vermeld. Het boekje telt slecht 91 bladzijden. Het boekje werd voorgelezen tijdens het Triduum van de Goede Week, in de Oude Abdij te Drongen.
De inhoud is eenvoudig: een jongen van tien verneemt dat hij niet meer kan genezen. In het ziekenhuis leert hij oma Rozerood kennen. Oscar schrijft "Ze noemen me Eihoofd, ik zie eruit alsof ik zeven ben, ik lig in het ziekenhuis omdat ik kanker heb en ik heb nog nooit iets tegen je gezegd omdat ik niet eens geloof dat je bestaat." Oscar heeft het over God. Oma Rozerood begeleid Oscar in zijn laatste weken.Ik citeer p.15 - 18: 'Oma Rozerood, is mijn operatie mislukt?' Oma Rozerood gaf geen antwoord. Dat was haar manier om ja te zeggen. Toen ze zeker wist dat ik het had begrepen, kwam ze vlak bij me zitten en vroeg me smekend: 'Ik heb natuurlijk niets tegen je gezegd, hé? Afgesproken?' 'Afgesproken.' Het bleef even stil tussen ons, we moesten al die nieuwe gedachten verwerken. 'Wat dacht je ervan om eens een brief aan God te schrijven, Oscar?' 'Ach nee, hé, u niet, oma Rozerood!' 'Hoezo, ik niet?' 'U niet, ik dacht dat u geen leugenaarster was.' 'Maar ik lieg niet tegen je.' 'Waarom praat u dan over God? Ze hebben me er al een keer met de kerstman in laten stinken. Eén keer is genoeg!' 'Oscar, God heeft niet te maken met de kerstman.' ,Nee''.' 'Precies. Ik geloof niet in de kerstman, maar ik geloof wel in God. En daarmee uit.' Dat veranderde natuurlijk alles, als het zo werd gezegd. 'En waarom zou ik God schrijven?' 'Omdat je je dan minder alleen zou voelen.' 'Minder alleen met iemand die niet bestaat?' 'Zorg dan dat hij wel bestaat.' Ze boog zich naar met toe. 'Elke keer dat je in hem gelooft, zal hij een beetje meer gaan bestaan. Als je maar lang genoeg volhoudt, zal hij helemaal bestaan. En dan zal hij je helpen.' 'Wat kan ik hem dan schrijven?' 'Vertel hem wat je denkt. Gedachten die je voor je houdt, zijn gedachten die op je drukken, die zich in je hoofd nestelen, die een last voor je zijn, die je verlammen, die de plaats innemen van nieuwe ideeën en die je ziek maken. Als je er niet over praat, word je een vuilnisbak vol oude gedachten die gaan stinken.' 'Goed dan.' 'Bovendien mag je God één ding per dag vragen. Pas op: één ding. Niet meer.' 'Wat een sukkel,die God van u, oma Rozerood. Aladin mocht drie wensen doen van de geest uit de wonderlamp.' 'Eén wens per dag, dat is toch beter dan drie in een heel leven, of niet soms?' 'Okay. Mag ik dan van alles bij hem bestellen? Speelgoed, snoep, een auto...' 'Nee, Oscar. God is niet de kerstman. Je mag hem alleen dingen vragen die met je innerlijk te maken hebben.' 'Zoals?' 'Zoals moed, geduld, inzicht.' 'En Oscar, je mag hem ook vragen iets voor iemand anders te doen.' 'Eén wens per dag, oma Rozerood, maak het een beetje, die ga ik om te beginnen voor mezelf gebruiken.' Zo is het gekomen. Dus, God, in deze brief heb ik je een beetje verteld hoe ik het hier heb in het ziekenhuis, waar ze nu vindendat ik de geneeskunde in de weg sta, en ik zou je iets willen vraen: kun jij me vertellen of ik beter word? Je hoeft alleen maar ja of nee te antwoorden. Dat is niet echt ingewikkeld. Ja of nee. Streep maar door wat niet van toepassing is.
Tot morgen. Kus,
Oscar
PS: Ik heb je adres niet: hoe doe ik dat dan?"
Eén van de zeven werken van barmhartigheid of als je wil de werken van de Messias, is de doden begraven, helpen bij rouwverwerking, mensen die rouwen nabij zijn. Echt diaconaal werk. Daarover méér een volgende keer!
De prior van Taizé, Roger Schutz, heeft eens een dagboek gepubliceerd dat heet 'Feest zonder einde'. Zo'n titel wijst op een heel gelukkig mens. Toen men hem vroeg hoe zijn leven dan wel tot een feest werd, antwoordde hij: "Allereerst door mijzelf te aanvaarden zoals ik ben". Jezelf aanvaarden zoals je bent, dat is het begin van het feest zonder einde! Maar dat is wel moeilijk, en het komt maar weinig voor.
Weinig mensen houden echt van zichzelf
Heel wat mensen beschouwen de idee om van zichzelf te houden als een bekoring, bijna als een heiligschennis. Zij hebben nog niet het verschil ontdekt tussen eigenliefde, die negatief is, en zelfliefde die goed is en door God gewild.(...) Heel wat goede christenen hebben moeite om het goede op te noemen, dat in hen is.Wanneer men hen er naar vraagt, vinden ze dit vreemd en blijkt soms dat ze daar nog nooit over hebben nagedacht! Dat wil zeggen dat ze God er nog nooit voor hebben bedankt. Maria in haar Magnificat geeft ons een beter voorbeeld. Zij kleineert de dingen niet die aan haar zijn gedaan, maar noemt ze groot en schrijft ze in hun grootheid toe aan de Almachtige. Psalm 103 leert ons ook om geen van Gods weldaden te vergeten. Het zou goed zijn om van tijd tot tijd eens op talentenjacht te gaan bij onszelf, en de gaven die God in onze persoon heeft gelegd eens te beschouwen; dat zou wel een vruchtbaarder kunnen zijn dan veel zelfkritiek.
Piet van Breemen s.j., Kostbaar in zijn ogen, Lannoo, Tielt, 1983