Dit weekend mag ik de homilie houden. Ik ga zeker ook iets vertellen over 'vaderkesdag'. Enkele uitspraken van mensen vroeger zijn mij bijgebleven:
1. "Het schijnt dat de kinderen van minister Luns ooit een gezegd hebben: moeder, wie is toch die man die hier 's zondags het vlees komt snijden?"
2. "Aan kinderen van zes vroeg men eens hun vader te schilderen. Er waren prachtige dingen bij! Maar uit één ervan geraakte niemand wijs. Tot iemand ontdekte dat het een auto was: voor dat kind was zijn vader een auto, steeds wegrollend van huis."
3. Waar ik het vandaag heb gehaald, weet ik niet meer, maar een tiener meisje drukte tijdens een groepsgesprek de wens uit om 'speakerin' te worden op tv. "Iedere avond zitten ze thuis naar de lichtbak te kijken", zegde zij, "onze tv". "Het enige dat er gezegd wordt is: 'Wees eens stil, ik kan niet volgen'. Ik ga mij nog eens verkleden in speakerin. Dat zal waarschijnlijk de enige keer zijn dat mijn vader (moeder, ...!) naar mij luistert!"
4. Het wordt dus een pleidooi voor de vaders! Maar wat voor een vader? Een vader van nu, zoals velen onder jullie die ik er voor gelukwens, gewoon een mens, die door zijn eerlijkheid, zijn aanwezigheid, zijn levensdurf, zijn harmonisch samenleven met zijn vrouw, aan het kind toont wat het zelf onbewust verlangt. En zo'n vader mag zijn gebreken en tekorten hebben! Hij moet geen succes kennen, hij moet geen diploma's hebben, hij moet niet alles weten (liever niet zelfs!), hij moet zelfs geen evenwichtig karakter hebben, als hij maar leeft, als hij maar meezoekt en vraagt en ook kan luisteren, kritisch, vanuit eigen ervaring, dat wel, maar toch ook open voor het vele nieuwe, als hij maar niet te veel weegt op zijn kinderen, hen niet te veel dwingt in de richting die hij zelf heeft gedroomd, als hij hen zelf laat dromen en de kans biedt om die dromen te vervullen ook al zijn het andere dromen...
"Gelukkig bestaat er tegengif tegen het mopperen: de blijmoedigheid.
Misschien een wat ouderwetse en naïef overkomende term. Van Dale geeft onder meer als betekenissen 'opgeruimd van geest', 'opgewekt' (als tegenovergestelde van 'neerslachtigheid'), 'leed en tegenspoed aanvaardend'.
Deze laatste betekenis zegt al dat het niet gaat om een opgeschroefd optimisme, dat blind is voor wat mis en moeilijk is. Blijmoedigheid heeft met 'moed' te maken - een karakterhouding die niet nodig is wanneer alles gladjes verloopt, maar pas wanneer er sprake is van barrières, tegenslag, zorg en onzekerheid.
Benedictijnse blijmoedigheid - als tegengif tegen de murmuratio - is een wijs samengaan van aandachtig luisteren (zonder de oren te sluiten voor wat minder aangenaam klinkt), van consultatie (ook van de zwakken, de ouderen, de 'kneusjes', de marginalen, de stillen, en vooral ook de mopperaars), van waardige opgewektheid, van een opmonterend woord, speciaal in moeilijke omstandigheden. Een dergelijke blijmoedigheid is een langzaam werkend sociaal balsem, een elixir dat weer kracht schenkt.
Hier is niets 'softs' aan, zoals spiritualiteit niet 'soft' behoort te zijn (en als dat wel zo is, dan is dat een signaal voor de gebrekkige kwaliteit ervan).
Spiritualiteit heeft van doen met levenselan, levensoriëntatie en levensrichting, en dat is precies wat deze blijmoedigheid beoogt: ook in moeilijke situaties een aanstekelijk en voorbeeldig elan tonen, oriëntatie bieden, de situaties nieuw en anders onder ogen zien. Dan houdt men onverwacht stand tegen een overmacht, blijkt een onmogelijk lijkende klus toch te klaren te zijn, blijkt een doolhof toch een uitgang te hebben, blijkt er meer in je te steken dan je eigenlijk had gedacht."
Wil Derkse, Een levensregel voor beginners. Benedictijnse voor het dagelijkse leven, Lannoo, Tielt, tiende druk, 2003, p. 58 - 59.
Wanneer er slecht geluisterd wordt, hetzij door de monnik (vul hier je zelf in!), hetzij door de abt (vul hier jezelf in!) in een proces van consultatie, dan resulteert dat niet zelden in een klimaat van mopperen.
Luisteren heeft namelijk een complement: mopperen.
Zoals gehoorzaamheid een positieve houding is om al te willen luisteren voordat er gesproken wordt, zo is mopperen een manier van negatief spreken nog voordat er aandachtig geluisterd is, of ook omdat er niet aandachtig geluisterd is.
Mopperen beschouwt Benedictus als een ernstige zonde, maar liefst twaalfmaal wordt in de Regel de murmuratio genoemd als een ernstige bedreiging van de gemeenschap.
Mopperen werkt in een organisatie als een langzaam en onderhuids werkend sociaal vergif.
Mopperen vertroebelt visie, tapt ernergie af en tast het hart aan.
Dat geldt zowel voor het 'inwendig' als voor het 'uitwendig' mopperen.
Wie inwendig aan het mopperen is en malen is kan niet meer helder zien en luisteren - want er is al een andere stem aan het woord, men heeft zijn aandacht en energie dan vooral op iets anders gericht dan op datgene wat hier en nu te doen is, en men kan datgene zo ook niet meer 'van harte' doen.
Het uitwendig mopperen is nog schadelijker, want dat verspreidt zich als door een ongeregelde celdeling - niet voor niets spreken we in dit verband van 'kankeren'.
De mopperaars zoeken elkaar op, versterken elkaar, infecteren anderen: zand en vergif in je organisatie.
Kankeren heeft namelijk zijn eigen uitzaaiingen: half werk verrichten, traineren, anderen laten wachten - dé wapens waarmee ondergeschikten indirect hun bazen aanpakken.
Gelukkig bestaat er een tegengif tegen het mopperen: de blijmoedigheid. Daarover een volgende keer!
Opnieuw een prachtige ruiker uit Wil Derkse, Een levensregel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijksleven, Lannoo, Tielt, tiende druk, 2003, p. 57 58. Een boek om elkaar ('monniken' en 'abten') ten geschenke te geven.
Vergaderen: een goede gelegenheid om de kunst van het luisteren te cultiveren
Vergaderen is een goede gelegenheid om de kunst van het luisteren te cultiveren.
Een vergadering is inderdaad een goede gelegenheid om de kunst van het luisteren te cultiveren. De praktijk is anders: er wordt heel wat vergaderd in de meest uiteenlopende organisaties, en daarbij wordt nauwelijk naar elkaar geluisterd. Men hoeft de eigen ervaring maar eens na te gaan: hoe zeldzaam is het niet dat een van de deelnemers aan een vergadering met een bepaald standpunt de bijeenkomst binnenkomt en dat standpunt ook uiteenzet en verdedigt, maar na aandachtig luisteren naar wat anderen inbrengen meedeelt zijn standpunt te herzien omdat een door een ander te berde gebracht voorstel veel beter is? Zo'n verandering (opnieuw een vorm van conversio) zou eigenlijk heel normaal moeten zijn - een vergadering is er toch voor om in gezamenlijk gesprek tot de beste en niet zozeer tot mijn oplossing te komen - maar dat zal door velen worden ervaren als 'op je bek gaan', als een nederlaag.
Onze gebruikelijke houding in een vergadering is namelijk heel anders. We zitten te wachten tot ons punt aan de orde komt, en dan willen we scoren. Of we zitten te loeren hoe we onverwacht de poten onder de stoel van onze tegenstander vandaan kunnen trekken. Of we zoeken sluw naar procedurele mogelijkheden om alsnog onze gram te kunnen halen als het inhoudelijk niet lukte. Een vergadering is vaak eerder een arena dan een aandachtig beraad van mensen die gezamenlijk iets ter harte gaat - al wordt graag de schijn daarvan opgehouden: 'We hadden toch afgesproken dat...'; 'Alle neuzen staan dezelfde kant op'; 'Vanuit ons mission statement...'.
Opnieuw een bloempje geplukt al in de wei van Wil Derkse, Een regel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijkse leven, Lannoo, Tielt, tiende druk, 2003, p. 53 - 54. Een boekje om te kopen, te lezen, te herlezen, te koesteren. Echt waar!
Ervaring van de rust en de stilte: men ziet zichzelf.
Wil je jezelf leren zien, zorg dan voor rust en stilte
Op zekere dag bezochten mensen een kluizenaar die zijn leven had gewijd aan beschouwing en gebed. Zij vroegen hem wat voor zin zijn leven had. De kluizenaar was net water aan het bovenhalen uit een zeer diepe put. Hij antwoordde niet onmiddellijk op hun vraag maar zei tot zijn bezoekers: 'Kijk eens in de waterput! Wat zien jullie?' Zij keken in de diepe citerne, maar zagen niets. Na een korte wijle vroeg de eremiet zijn bezoekers opnieuw: 'Kijk eens in de waterput! Wat zien jullie?' Zij keken naar beneden. 'Nu zien we onszelf', zeiden ze. Dan gaf de monnik onrechtstreeks aantwoord op de uitgangsvraag: 'Wanneer ik water putte, werd het wateroppervlak onrustig en zag u niets. Nu het rustig is, vormt het als het ware een spiegel. Dat is de ervaring van de rust en de stilt: men ziet zichzelf.
Zelfs tot in de liturgie kunnen wij de stilte niet verdragen.
Wij leven in een wereld van lawaai en onrust. Zelfs op die plaatsen waar we theoretisch stilte en rust zouden kunnen vinden, wordt onmiddellijk de transistor of de televisie aangezet. Er moet steeds gepraat, steeds bewogen, steeds gewerkt, steeds heen en weer gelopen kunnen worden. Een rustige plek wordt een onbetaalbare weelde. Het laatste stukje ongerepte natuur wordt 'ontsloten' en weldera door drommen toeristen verpletterd en vervuild. Zelfs op zondag wordt ons vaak geen rust gegund: niet zelden hoort men scheurende brommers, irriterende boomzagen. Ook onze liturgievieringen kennen nog weinig momenten van rust. Het is alsof de mensen zelfs daar de stilt niet meer kunnen verdragen.
Waarom ontlopen wij de stilte?
Waarom ontlopen wij de stilte? Er is slechts één antwoord: omdat we onszelf niet willen zien, omdat we met onszelf niet wensen geconfronteerd te worden. Deze confrontatie zou immers in veel gevallen een confrontatie zijn met de leegte. Velen zouden hun gelaat weerspiegeld zien dat geschonden is door nijd en afgunst, door jaloersheid en hebberigheid, door hoogmoed en ikzucht. Wat meer is: door de stilte te ontlopen, vluchten we niet alleen voor onszelf maar ook voor God. Immers, 'God spreekt in de stilte en het is in de stilte dat de ziel Hem hoort', aldus Johannes van het Kruis. Als dit waar is, ligt hier wellicht de reden waarom God zo afzijdig is in onze cultuur.
Ik plukte dit bloemetje, jaren geleden, in 'Het Teken' (april 1984) en de tekst is geschreven door Prof. Ernest Henau. Ik droogde dit bloemetje in mijn knipselmap.