Een westerse geleerde wilde het zenboedhisme van dichterbij leren kennen. Dat kon uiteraard alleen in Japan. De geleerde had er alles voor over om naar Japan te reizen en ten rade te gaan bij de beste meester in het zenboedhisme. Dat lukte en met veel ijver en veel plannen reisde hij af naar Japan. En, geluk had hij: de grootste meester in het zenboedhisme wou hem graag ontvangen.
Zelfverzekerd wandelde onze westers geleerde de studeerkamer van de zenmeester binnen. Onmiddellijk begon hij de meester te bestoken met vragen en tussendoor demonstreerde hij met groot genoegen wat hij allemaal al afwist van het boedhisme.
Na een tijd luisteren vroeg de meester aan zijn kamerdienaar om thee te zetten. Zelf bediende hij de geleerde bezoeker. Hij schonk met zijn theepot zijn bezoeker thee in. Tot grote verbazing en consternatie van de westerse geleerde bleef hij maar gieten, ook toen de thee reeds lang over de randen van zijn kopje stroomde. 'Ja maar, meester, mijn kopje is al lang vol. Het loopt over!' Toen zette de meester de theepot neer en sprak tot de westerse geleerde: "Jij komt bij mij om te leren. Maar hoe kan ik jou iets bijbrengen als je al volzit met zijn eigen meningen. Het loopt onmiddellijk over.
Onze collega, de westerse geleerde, hoefde verder geen vragen meer te stellen. Hij had de les van de meester begrepen.
Vervolg: Heeft de verlamde man zijn genezing te danken aan Jezus of aan zijn vier dragers
Aan wie heeft de verlamde man zijn genezing te danken: aan Jezus of aan de vier dragers?
Hij zei nu tot de verlamde: "Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis." En hij stond op, pakte meteen zijn bed en ging weg voor het oog van iedereen (Mc 2, 11 - 12). Hij stond op en ging naar buiten... In het Grieks staan hier de werkwoorden voor 'verrijzen' en 'uittrekken'. Zo worden, door Marcus in dat éne zinnetje het eerste en tweede testament samengebundeld. 'Hij ging naar buiten' - dat is Exodus. En 'Hij stond op' - dat is Pasen. Zo geconcentreerd, zo verdicht (als een gedicht) schrijft een evangelist zijn blijde boodschap voor ons op.
Heeft die verlamd nu zijn genezing te danken aan Jezus of aan zijn vrienden? Er is maar één goed antwoord op deze vraag: aan allebei! Die vier vrienden doen iets, en Jezus doet iets. Je mag dat niet tegen elkaar uitspelen: mensen die samenwerken en Jezus die zonden vergeeft en een mens weer in beweging brengt. Horizontaal en verticaal bezig zijn in de Kerk van Kafarnaüm. Ze horen onafscheidelijk bij elkaar, die twee, als in een kruiswoordraadsel. en je moet ze beide helemaal trachten in te vullen om het raadsel opgelost te krijgen.
De oplossing kwam er aan toen Jezus hun geloof zag, zegt Marcus. 'Hun vertrouwen' staat er, niet 'zijn vertrouwen', niet het vertrouwen van die lamme alléén. Het is toch opvallend dat in dit verhaal die verlamde man niets doet, niets verdient. En precies aan hém vallen al die wondere dingen te beurt: mogen opstaan, je zonden die vergeven zijn, in bewegingkomen, en genezen worden van je grote heim-wee, je verlangen naar huis... Blijkbaar kan het geloof van je medemensen minstens even heilzaam voor je zijn als je eigen geloof!
Maar het is Jezus die in de vingdingrijkheid en de draagkracht van die vier vrienden het vertrouwen ontdekte dat die lamme ten slotte weer op de been bracht. Hij zag hoe mensen het niet opgaven en een weg deden ontstaan midden in de uitzichtloosheid. Zo'n weg heet in de Schrift altijd: een weg ten leven. Het is meestal niet de gemakkelijkste weg, en hij is erg smal zegt de Bergrede. Maar het is wél de enige weg naar menswording, verlossing, geboorte...
Het verhaal van de vier mannen op weg naar hun verlamde vriend is een heerlijk-aanschouwelijk verhaal. Het is vooral deugddoend, omdat het zo bemoedigend spreekt over ons menselijk bezig zijn met elkaar. Dit handtastelijk evangelieverhaal leert ons: er is veel geloof te zien waar mensen elkaar dragen, verdragen en vér dragen. Nogal wat onhandig en stuntelig gedoe van mensen die het verlamd zijn van anderen te hulp komen, blijkt in de ogen van Jezus erg waardevol te zijn. Hij kijkt er letterlijk naar op!Al dat zwoegen en zweten, dat sukkelen en ploeteren, dat heen en weer geloop, die hele processie van Echternacht van mensen-met-elkaar-op-weg - het wordt door Jezus niet over het hoofd gezien of geminacht, wél integendeel! Hij is precies gekomen om dat samen bezig zijn van mensen weer op gang te krijgen, te bevestigen en te stimuleren.
Geloven is: door de ogen van Jezus leren zien naar het geloof van mensen om ons heen. Kerk maken is: wat die vier vrienden samendoen. Zij zijn het begin van een Kerk die uit de vier windstreken wordt samengeroepen rond alle verlamden van de hele wereld, om ze op te nemen en te dragen naar de genezende ontmoeting met Jezus in het dorp-van-troost, Kafarnaüm.
Kerk is:zorgen voor een netwerk waar iedereen draagt. Enkel als het christendom weer leven en handelen wordt zoals die vier vrienden deden, zal het weer bevrijdings- en heilsgeschiedenis worden. We moeten op vandaag zoals Jezus weer geloof (met nadruktekens op beide o's!) leren zien in al de omwegen van mensen die op één of andere manier met elkaar op zoek zijn naar bevrijding en opstanding, naar genezing en aanvaarding. Wij zijn allemaal kwetsbare mensen die op elkaar aangewezen zijn,die zorg nodig hebben en zorg willen delen. Meer dan ooit ben ik er van overtuigd dat God om alle mensen lief te hebben aan een paar van hen genoeg heeft.
Het christendom zal maar aantrekkelijk zijn als het een levensstijl presenteert die evangelisch geïnspireerd is en in een broederlijke en zusterlijke gemeenschap wordt beleefd. Er zijn vooral groepen nodig in onze Kerk, leerhuizen en oefenplaatsen, waar het aan elkaar gelovig worden kansen krijgt. Groepen ook met een lage drempel waar kan gestameld en gestotterd, gezweet en gezwoegd worden. Er is nood aan warmte en vriendschap, verbondenheid en solidariteit. Kerk moet weer Kafarnaüm worden, dorp van troost...
Zelf kan ik, sinds ik dit verhaal bij Marcus heb gelezen, alles wat met Kerk te maken heeft niet meer anders zien. Dat was voor de 'kerkgangers' van Kafarnaüm blijkbaar ook zo. Zij gingen immers die bewuste 'zondag' naar huis met deze slotindruk: Ze waren allemaal verrukt en verheerlijkten God. "Zoiets hebben we nog nooit gezien", zeiden ze. (Mc 2, 12).
Met heel veel dank aan Geert Dedecker pr.. Deze prachtige tekst verscheen in Kerk en Leven van 22 september 1999.
Het was er stampvol, zodat niemand meer binnen kon
Het was er stampvol, zodat niemand meer binnen kon. 'Kerk maken vandaag: al ooit zo gezien?
Eén van de mooiste en meest kleurrijke verhalen uit het evangelie is dat over die verlamde man in Kafarnaüm, een opstandingsverhaal dat de evangelist Marcus helemaal vooraan in zijn evangelie heeft geplaatst, als een soort beginselverklaring. Het begint zo: "Toen Hij enkele dagen later weer in Kafarnaüm kwam, hoorde men dat Hij thuis was. Er liepen zoveel mensen te hoop dat ze zelfs niet meer bij deur konden komen, en Hij sprak hen toe." (Mc 2, 1 - 2)
Een bomvol huis dus, daar in dat 'dorp van troost'. (In het Grieks staat er letterlijk: kai sunéchtesan polloi - en velen verzamelden zich). Het gaat hier om een werkwoordsvorm waarvan ook het woord 'synagoge' is afgeleid. Een verzameling van gelovige mensen dus, een wekelijks samenkomst. Maar Marcus suggereert nog meer. Hij situeert het gebeuren met opzet in een ruimte die doet denken aan de vegaderingen van de eerste christelijke gemeenten: ergens in één of ander huis kwamen de mensen samen (Hand 2, 46), en vaak was het er stampvol, zodat niemand meer binnen kon, en ze zelfs niet meer bij de deur konden komen.En Jezus kwam daar aan het woord, 'was' daar, omdat zijn verhaal er verteld werd het brood werd gebroken.
En plotseling gebeurt er iets tijdens die 'kerkdienst'. Vier mannen komen er aan met hun verlamde vriend op een brancard. Een vierspan met een erg hinderlijk vijfde wiel aan de wagen. Maar ze kunnen 'er niet inkomen', in die dienst. En zie: ze klimmen op het dak. Ze maken wat daktegels los. Ze hebben touwen bij zich en laten de verlamde man met bed en al naar beneden zakken. Marcus probeert ze inderhaast nog te verontschuldigen: omdat de gewone weg naar Jezus was versperd, notabene ook nog door een cordon van discussiërende schriftgeleerden, moést het wel zo zegt hij...
Ze namen duidelijk de moeilijkste weg, die vier. De weg van ploeteren, trekken en tillen. Zwetend en zwoegend hesen ze het dode gewicht omhoog, tegen alle zwaartekrachten in, en dan weer omlaag. Dat is natuurlijk altijd storend voor zo'n haag van godgeleerden die daar plechtige 'gezeten zijn' op de eerste rij.
Maar Jezus voelde wat Hem boven het hoofd hing. Hij hoorde tijdens zijn preek van die ont-dekking die de vrienden daar deden. Met het stof nog in de verbaasde ogen keek Hij omhoog - ja, Hij keek er letterlijk naar op. En dan staat er dat ontroerende zinnetje: Bij het zien van hun vertrouwen zei Jezus tegen de verlamde: "Vriend, uw zonden worden u vergeven." (Mc 2, 5).
Een verlamde - het woord drukt het in zijn passieve vorm precies uit - is vaak iemand die 'lam gemaakt is (met nadruktekens op beide a's!), vastgezet, levend dood gemaakt. De verlamden van deze wereld zijn: alle mensen die niet meetellen, niet in beweging kunnen komen, zich niet gaande en staande kunnen houden. En zonde is: dat je nergens meer thuis hoort, overal buiten gesloten wordt. Zonde is diabolisch: af - zonde - ring, uitsluiting. Vergeving is symbolisch: heelmaking, genezing. Jezus van Nazareth was een ervaren heelkundige. Hij was de grote Heelmeester en Verloskundige voor alle kwetsbare en gekwetste mensenlevens...
Dit is het eerste deel van een tekst van priester Geert Dedecker, gepubliceerd in Kerk en Leven van 22 september 1999, p.16. Tweede deel volgt. Als christen en diaken heb ik er veel mogen uit leren. Mag ik het met jullie delen?
Wij die onze dagen slijten tussen resten van kerken
Tafelgebed (voorlopig onvolledig) van pastor Jan Van Opbergen. Wij vinden er prachtig in verwoord wat een levende geloofsgemeenschap nu en hier kan zijn:
Wij die onze dagen slijten tussen resten van kerken, verlegen zoekend naar een nieuw geloof, vol verlangen naar een nieuwe samenhang. Met bijna niets, een stukje brood dat de honger niet stilt en een slok wijn die de dorst niet lest, verbeelden wij het uur dat alle dorst en honger geleden zijn en dat recht en vrede niet langer wereldvreemd zullen zijn. Met bijna niemand, een handjevol mensen, geef jij de aarde, nu en dan, en ooit voorgoed een menselijk gezicht ga jij het ongeloof te lijf. Met mensen, te arm om mee te doen, te gek om los te lopen, en te goed om zomaar op vrije voet rond te gaan, met zulke mensen bouw jij een nieuwe samenleving op. Met allen die weigeren voor macht en geld steeds minder mens te zijn, met hun handen die niet roven, met hun mond die niet liegt, met hun voeten die niet over lijken gaan - nooit en met hun hart dat niet voorbijklopt aan de minsten, ...
Ik ga op zoek naar de volledige tekst. Gevonden in een stencil met teksten opgemaakt door Geert Dedecker
Drie mensen: de ene kon goed horen, de tweede goed rekenen, de derde goed zien
De Verloren Zaadkorrel Een verhaal ut Afrika als onderschrift bij de Schrift Gevonden bij Geert Dedecker
Er waren eens drie mannen (het kunnen ook drie vrouwen zijn!) die in het oerwoud woonden aan de oever van een brede rivier. De eerste van die mannen had een ongewoon goed gehoor. De tweede kon ongelooflijk snel rekenen. En de derde kon geweldig goed zien.
Op zekere dag moesten ze een mand met zaadkorrels de rivier over varen. Ze leenden een boot, zetten er de mand in en roeiden ermee weg. Maar de wind blies hard die dag. En een van de zaakkorrels viel in het water. 'Luister', zei de man met het goede gehoor: 'er is een zaadkorrel in het water gevallen, ik heb het zelf gehoord'. De man die snel kon rekenen, begon onmiddellijk de zaadkorrels te tellen. Toen hij klaar was, zei hij: 'dat heb je goed gehoord, er ontbreekt één korrel'. Daarop sprong de man, die goed kon zien, meteen het water in. Hij dook in de diepte en zag het zaadkorreltje liggen in het zand op de bodem van de rivier. Hij raapte hetop en zwom erug naar de boot. 'Hier is het weer', zei hij. Hij blies het zaadje droog en legde het voorzichtig terug in de mand. Daarna dekte hij de mand zorgvuldig toe. Toen voerden de mannen opgelucht verder en berekten veilig de overkant.
Betekenis van het verhaal als onderschrift bij de Schrift:
In dit korte verhaaltje staat voor mij, in een notedop, bijeen wat breeduit en in alle toonaarden in ons grote schriftverhaal te lezen staat: dat mensen, ieder voor zich beperkt, maar samen ongelooflijk veelzijdig, in Godsnaam zullen samenwerken, dat ze verbond tot verband zullen smeden om erop toe te zien, dat geen van de kleinsten onder hen verloren loopt; dat de kiemkracht van het minste mensenkind boven water tot bloei zal komen.
Anders gezegd: we redden het samen of redden het nooit.
Van verhalen, ook van geloofsverhalen, blijft helaas meestal alleen het einde, de goede afloop hangen. De troost wordt breed uitgemeten, de uitdaging vergeten. Van zo'n verhaaltjes als daarnet blijft dan alleen het slot nog over: 'Toen voeren de mannen opgelucht verder en bereikten veilig de overkant'.