Zij wijzen niet met teksten naar denood op de wrel, maar gaan erheen.
Heiligen. Dat zijn niet alleen de met stof en romantiek beladen dames en heren uit een grijs verleden, die als zoete gipsfiguren vanaf hoge sokkeltjes naar omlaag kijken.
Er is een leger heiligen op de been, nog altijd, die iedere sokkel ontlopen en elke hulde ontwijken.
Een leger onopvallende mannen en vrouwen, die met hun overwinningen wel niet de voorpagina halen, maar er ook hoegenaamd geen prijs opstellen omdat zij de fratsen van de publiciteit al lang hebben doorzien. Zij wijzen niet met teksten naar de nood op de wereld, maar gaan erheen.
Een lekenhelpster is werkzaam in Indië. Ze heeft het in
al die ellende moeilijk met haar geloof ineen goede God. Op zekere dag moet ze in het hospitaal waar ze werkt
een ouden man verzorgen die ze juist hebben binnengebracht.
Hij ligt op de grond: uitgemergeld hij weegt geen 40 kilo meer.
Ze neemt hem voorzichtig op en legt hem op een bed. Daarbij
prevelt deze hindoe haar in het oor: Dank u, Heer God, dank u wel.
Zij vraagt hem: Gelooft gij nog in God?
Jazeker, fluisterde hij als ik u zie en de dokters en al de mensen die zich inspannen om ons te helpen, dan moet God toch een wonderbaar iemand zijn.
Als ik s avonds door de donkere straten rijd, op weg naar het theater, kijk ik dikwijls door de halfverlichte erkers binnen in de huiskamers, waar in grote verscheidenheid een aantal mensenlevens is uitgestald. Het is ontmoedigend te zien hoe de mensen huis aan huis halfverdoofd in hun stoelen hangen, uitgeblust; geen tekst, geen lach, geen lied, geen spel, gefixeerd als het ware door het brutale beeldbuislicht dat zich avond aan avond indringerig aandient met de glimlach van een vriendelijk dametje, of als een binnendringer die als het ware de voet aanmatigend tussen de deur heeft gezet bij al diegenen die eingelijk zouden willen zeggen dat ze vanavond niets nodig hebben.
Mister J. Arthur Rank, een van de bigbosses uit de engelse filmindustrie, had de eigenaardige gewoonte altijd langs de lange trap naar zijn bureau te lopen, in plaats van de snelle lift te nemen zoals iedereen.
Aan een journaliste die hem vroeg waarom, zei meneer Rank: Mij te gemakkelijk, die lift! Ik gebruik liever mijn gebedstrap. Uw wat? vroeg de kranteman verwonderd. Mijn gebedstrap, herhaalde de glimlachende mister Rank. Iedere morgen, terwijl ik naar boven loop, heb ik even de tijd om in een paar gebedjes te vragen dat ik de beslissingen van die dag altijd zal kunnen verantwoorden tegenover de duizende mensen die voor mijn firma werken, en tegenover de miljoenen die onze films zullen zien. En s avonds, als ik weer naar beneden kom, geeft die traploperij me de kans om God te danken voor zijn leiding.