De preek van meester bestond die dag uit slechts één raadselachtige zin.
Hij glimlachte ietwat geforceerd en begon: "Al wat ik hier doe, is aan de oever van de rivier zitten en rivierwater verkopen."
En daarmee was zijn preek ten einde.
Zijn kraam had hij, deze waterverkoper, opgesteld bij de oever van de rivier en duizenden kwamen bij hem water kopen. Dat zijn handeltje zo goed liep, lag aan het feit dat de mensen de rivier niet zagen. Toen zij die dan toch zagen, was het afgelopen met zijn zaak.
De prediker sloeg aan. Duizenden kwamen om van hem wijsheid te leren. Toen zij de wijsheid verworven hadden, kwamen zij niet langer meer naar zijn preken luisteren. En de prediker glimlachte tevreden. Hij had zijn doel bereikt: zichzelf zo spoedig mogelijk overbodig maken. In zijn hart wist hij immrs dat hij de mensen slechts aanbood wat zij al bezaten, als zij hun ogen maar wilden openen en kijken. 'Als ik niet heenga,' zei Jezus tot zijn discipelen, 'kan de Heilige Geest niet tot jullie komen.'
Als je ermee op zou houden zo fanatiek water te verkopen, zouden de mensen meer kans hebben om de rivier te zien.