Op de groote, stille heide dwaalt de herder eenzaam rond wijl de witgewolde kudde trouw bewaakt wordt door den hond. En, al dwalend ginds en her, denkt de herder: "Och, hoe ver, hoe ver is mijn heide, hoe ver is mijn heide, mijn heide!"
Op de groote, stille heide bloeien bloempjes lief en teer pralend in de zonnestralen als een bloemhof heinde en veer. En, tevreên met een karig loon, roept de herder: "O, hoe schoon, hoe schoon is mijn heide, hoe schoon is mijn heide, mijn heide!"
Op de groote, stille heide rust het al bij maneschijn als de schaapjes en de bloemen vredig ingeslapen zijn. En, terugziende op zijn pad, juicht de herder: "Welk een schat, hoe rijk is mijn heide, hoe rijk is mijn heide, mijn heide!"
Het zal u niet ontgaan zijn dat Doris Day is overleden.
Toen ik het hoorde ging er meteen een luikje in mijn hoofd open. Een zonnige zaterdagmiddag. Ik zal zo,n jaar of negen geweest zijn. Mijn grote broer van zestien was met een buurjongen aan een brommer aan het sleutelen. En naast die brommer stond de transistor radio van de buurjongen, waaruit muziek kwam. Een wonder vond ik dat. Een radio die je zo maar mee naar buiten kon nemen. En om de pret compleet te maken zong Doris Day Que Sera Sera. Door zo,n bericht ben je opeens weer op die zonnige dag lang geleden. Een dag waarvan ik me niet bewust was dat ik die nog wist.
Geuren doen dat ook een bepaalde limonade ruikt naar het spul waarmee ik vroeger mijn fiets moest schoon maken. Ik drink die limonade dus nooit.
Heeft u ook een verhaal dat u graag hier geplaatst ziet? Kom gerust langs of doe het in mijn brievenbus.nr.71
Soifert van Brakel had z'n oigen bai de plaaseleke teneêlvereniging opgeven. Hai docht dat ie dat voordreigen en zo ok wel pittig kon... Alle weke ging ie trouw te rippeteren en hai had 'r bar veul skik in. Maar 'n geboren teneêlspeulder was ie niet, dat hadde are al gauw skôten, al docht ie zelf meskien van wel. Hai miste 'n beetje `n beetje `t gevoel ervoor. Zo plakte hai bevobbeld van 'n bonk tekst alle woorde zômaar an mekaar vast. Soifert stopte niet hier en deer,nei hai rebbelde zômaar deur, 't leek wel 'n sneltroin.
De regisseur hoorde vezelf geloik dat 't deer op die beun niet hillegaar goed ging en wees 'm op z'n grôte fout. En toe sprak Soifert in onvervalst Westfries de historische woorde: "Nôh joôn, ik docht dat ik 't in ìen lap zegge most; ik wist hillegaar niet dat 't in bonkies beten worre most!"