Op de zee van verlies dobbert mijn bootje voortgedreven door golven, golven van verdriet laverend tussen rotsen van wanhoop en verlangen eindeloos verlangen.
Zachtjes komt het verdriet aansluipen en de kou mijn gebeente inkruipen verloren mooie dromen die nooit meer uit zullen komen blijvend is de pijn van dat mooie dat niet mocht zijn.
Mijn hart doet pijn mijn hoofd doet pijn is dit nu echt zoals het moest zijn? moest dit de rode draad in mijn leven zijn? het verlies van mijn dochter deze nooit slijtende pijn?
Als ik een dichtersgeest bezat buitelden vast fleurige en vrolijke woorden over dit blad maar ik ik heb geen dichtersgeest maar een gebroken moederhart dus geen gebuitel en jolijt t gaat alleen over haar die ik mis tot mijn spijt.
Het vriest, baby s warm ingestopt in hun wieg de mijne koud en kil onder de grond baby s warm geknuffeld en gekust denkend aan de mijne alleen en eenzaam op het donkere kerkhof geeft me geen rust.