Wat doet een Amerikaan aan boord van een Belgisch fregat?

© YD

De Amerikaan Richard voelt zich 'one of the guys' aan boord van de Louise-Marie. Maar hij ziet wel een aantal verschillen tussen het leven op een Amerikaans en een Belgisch schip.

Yves Delepeleire

Al 1,5 jaar is de Amerikaans Richard in Zeebrugge gestationeerd. Hij heeft nog 1,5 jaar te gaan. Het is zijn tweede missie met de Louise-Marie in het kader van Operatie Sophia. Als wachtofficier op de brug is hij mee verantwoordelijk voor de navigatie van het schip.

Hij voelt zich aan boord ‘one of the guys’, zegt hij. ‘Natuurlijk begrijp ik niet alle grappen of woordspelingen.’ Maar zijn kennis van het Nederlands is goed. Voor hij naar België kwam, heeft hij in Washington DC zes maanden les gevolgd bij een Nederlandse lesgever. Daarna moest hij nog alle termen van een fregat (zoals ‘bak’ of ‘waaigat’) en scenario’s bij calamiteiten (zoals brand of man over boord) uit het hoofd leren. Een harde dobber.

Waarom zo veel moeite? Wat doet een Amerikaan eigenlijk aan boord van een Belgisch fregat? ‘Ik ben hier in het kader van een uitwisselingsprogramma tussen de Amerikaanse en Belgische marine’, legt Richard uit. ‘Bedoeling is om van elkaar te leren en mijn ervaringen thuis te delen. Ik zal het beleid van de marine niet kunnen veranderen, maar wanneer ik merk dat een oefening “man over boord” vlotter kan door wat ik hier heb geleerd, kan ik daarover wel adviseren.’

Ook over ‘the way of life’ zijn Richard al duidelijke verschillen opgevallen. ‘Ten eerste is hier wel bier aan boord’, zegt hij al lachend. Hij houdt van Belgisch bier. In zijn thuisstaat Louisiana heeft hij zelf nog bier gebrouwen. ‘Maar ik ben er mee gestopt. Beter vind je toch niet.’ Het moet wel gezegd dat ik aan boord nog niemand heb zien drinken, ook Richard niet. Voor de bemanning geldt sowieso de ‘two can rule’: niet meer dan twee blikjes.

‘Het eten hier aan boord is ook verser, terwijl je op een Amerikaans schip meer keuze hebt’, zegt Richard nog. ‘Maar hier krijg je dan weer wel soep en een vieruurtje.’ Hij zegt het met een smakelijk accent.

Pearl Harbor

Richard studeerde vier jaar geschiedenis aan de universiteit van Louisiana. Tijdens zijn studies volgde hij ook een opleiding als marinier, van fysieke paraatheid over navigatie en wapenkunde.

‘Mijn eerste opdracht was op een ‘cruiser’, ongeveer twee keer zo groot als dit fregat. In Pearl Harbor, Hawai. Daar ben ik drie jaar gestationeerd geweest.’ Richard was er eerst communicatie-officier. ‘Ik had meteen 15 mensen onder mij.’ Halfweg werd hij gepromoveerd tot eerste luitenant en had hij al 40 matrozen onder zijn direct bevel. ‘Jongens van 18, 19 jaar terwijl ik zelf ook nog maar 22 was’, zegt hij. ‘De gemiddelde leeftijd aan boord van een Amerikaans oorlogsschip is 24 jaar, veel lager dan op dit fregat. In de navy moet je ook altijd hogerop. Ofwel promoveer je, ofwel ga je eruit. Ook dat is een groot verschil.’

Na drie jaar werd Richard voor twee jaar toegewezen aan een ‘destroyer’ op de marinebasis in Norfolk, Virginia. Hij was er navigator en hoofd van het medische en administratieteam. ‘We zijn in die periode voor zeven maanden naar Somalië geweest’, zegt hij. Niet voor Operatie Atalanta – tegen de piraterij, waar ook de Louise-Marie nog aan heeft deelgenomen. ‘On a special mission’, zegt hij. Meer kan hij er duidelijk niet over kwijt.

‘Nadien heb ik voor een post in Europa gesolliciteerd. Ik wilde reizen, de wereld ontdekken. Geen betere manier om dat te doen dan bij de marine.’

Scubadiven

Zijn vrouw zit ook bij de marine en is ook wachtofficier. ‘We hebben elkaar leren kennen op de destroyer. We waren ook een van de weinigen die konden scubadiven. We moesten wel met elkaar optrekken en vrienden worden.’ Hij lacht. ‘Zo zijn we beginnen te daten.’

Vandaag werkt zijn vrouw ook in Europa. Bij een kleine Navo-basis in Brunssum, Nederland. ‘Zij is hier voor twee jaar gestationeerd. Aangezien ik hier negen maanden eerder ben gekomen keren we ongeveer op hetzelfde moment terug.’

Zeebrugge-Brunssum is ook niet zo ver, zeker niet voor een Amerikaan. ‘Meestal kunnen we elkaar elk weekend zien’, zegt Richard. ‘Soms boeken we een goedkope vlucht naar een ander Europees land om een weekendje door te brengen.’

Wat de toekomst brengt, weet Richard nog niet. Droomt hij niet van een thuis? Hij haalt de schouders op. De marine is duidelijk zijn thuis, waar ook ter wereld. Al hoopt hij op een dag zich in Virginia te kunnen settelen. ‘Daar hebben mijn vrouw en ik een huis.’