Direct naar artikelinhoud
Oe is't?

Oe is’t? "De jachthoorn geeft mijn leven zin"

Léonce Slachmuylders (75) oefent in zijn tuin in Saint-Hubert op zijn jachthoorn, met de buurman als aandachtig toehoorder.

Matthias M.R. Declercq en Jonas Lampens rijden voor deze rubriek lukraak door het land en klampen mensen aan met de simpele vraag: ‘Meneer, mevrouw, oe is’t?’ Vandaag: een jachthoornblazer in Saint-Hubert.

Het is spitsuur, en al is Saint-Hubert niet groter dan een ganzenbord, dan nog is het aanschuiven aan de lichten. Aan de schoolpoort trekken moeders en vaders hun kroost de auto in. Scholieren rijden in peloton de hellende straten in en toeristen kijken beter uit als ze het zebrapad aan de basiliek van Sint-Hubertus oversteken.

'De gelukkigste mens ter wereld ben ik niet. Het leven kabbelt gewoon voort, en ik kabbel mee, meer niet'
Léonce Slachmuylders

Boven het zuchten van stadsbussen en het gemekker van opgefokte brommertjes hoor je een trompet – althans, het klinkt als een trompet. Iemand probeert amechtig boven de ruis van het spitsuur uit te steken en slaagt daar ook in.

We gaan op zoek en naderen de bron van het geschal op een drukke toegangsweg naar het centrum. Vanuit zijn tuin kijkt een man uit op het gewriemel in Sint-Hubert. Zijn naam is Léonce Slachmuylders en zijn hoofd zwelt als een ballon als hij blaast op de opgeblonken jachthoorn.

“Wat zegt u? Hoe het met mij gaat? Ik ben grieperig vandaag, daarom draag ik handschoenen. Maar het gaat wel. Komt u gerust even de tuin in, hier is het rustiger.”

“Tja”, zucht Léonce. “‘Het gaat wel’ klinkt enigszins positief, maar ik kan niet zeggen dat ik de gelukkigste man van de wereld ben. Artrose is niet plezant, en ik zie ook niet bijster goed meer. Het leven kabbelt gewoon voort, en ik kabbel mee, meer niet.”

De buurman schrijdt voorbij. Léonce zegt de man gedag. In zijn stem weerklinkt berusting.

“Ik ben 75 jaar, dan durft een mens al eens terug te blikken op zijn leven. Ben ik een tevreden man? Matig. Altijd kom ik op datzelfde punt uit: de scheiding. In 1980 verliet mijn vrouw me en bleef ik achter. Soms voel ik me eenzaam, al moet ik dat ook niet overdrijven. Mijn drie zonen zie ik geregeld, en dat sterkt me wel. En verder? Blazen, hè.

“Ik maak deel uit van Royal Forêt Saint-Hubert, een jachthoorngezelschap dat bijna 90 jaar geleden werd opgericht ter ere van Sint-Hubertus, de patroon van de jacht, de jagers en de jachthoornblazers. Wij organiseren concerten in de buurt, of treden op in het buitenland. Tot in de puntjes gekostumeerd, met een gilet en lederen laarzen. Die jachthoorn geeft mijn leven zin.

‘Er zitten veel jonge mensen in ons gezelschap en als oude vent moet ik mijn kaakspieren dagelijks trainen’
Léonce Slachmuylders

“Wij vergezellen de jagers ook, luiden de jacht in en als na afloop alle prooien worden verzameld, blazen wij een lied ter ere van de dieren. We hanteren daarbij een vaste hiërarchie. Zo is het hert ­vanzelfsprekend het belangrijkste dier, gevolgd door het zwijn en de vos. Ik houd van die traditie, ik houd van het ritueel.

“Royal Forêt staat niet stil en ik ben niet meer van de jongste, dus moet ik voldoende oefenen om niet uit de toon te vallen. Er zitten veel jonge mensen in ons gezelschap en als oude vent moet ik mijn kaakspieren dagelijks trainen. Dan komt mijn buur al eens buiten, zoals nu, en luistert hij mee. En wellicht horen de andere buren mij ook bezig. Deert me niet. Ik ben trots op de jachthoorn. Ik ben gelukkig als ik kan toeteren.”