Nederland deels aansprakelijk voor slachtoffers Srebrenica

Nederland is voor een gedeelte aansprakelijk voor de dood van 350 moslimmannen en -jongens in Srebrenica in 1995. Het gaat om de mannen die zich ten tijde van de val van de moslimenclave op de Nederlandse militaire basis bevonden. De Nederlandse staat moet hun nabestaanden een schadevergoeding betalen, oordeelde het gerechtshof in Den Haag dinsdag.

Tegelijkertijd is Nederland niet aansprakelijk voor de dood van álle bijna 8.400 mannen die bij de genocide in Srebrenica om het leven kwamen, zoals de nabestaanden hadden geëist. Het merendeel van die slachtoffers bevond zich namelijk in de bossen rondom het plaatsje. Zij vallen daarmee niet onder de verantwoordelijkheid van Nederland, aldus het hof.

Het hof volgt daarmee in grote lijnen een eerder vonnis van de rechtbank in Den Haag. Die oordeelde drie jaar geleden Dutchbat bij de val van de enclave in het voormalige Joegoslavië rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat de mannen na overdracht aan de troepen van Mladic slachtoffer zouden worden van genocide. Door toch mee te werken aan de deportatie van deze mannen heeft Dutchbat ‘onrechtmatig gehandeld’, vond de rechter.

Op zoek naar erkenning

De zaak tegen de Nederlandse staat is aangespannen door de nabestaanden van de slachtoffers van de moslimmannen, beter bekend als de ‘moeders van Srebrenica’. Zij zoeken al meer dan vijftien jaar naar erkenning en willen dat Nederland aansprakelijk wordt gesteld voor de dood van álle 8.400 slachtoffers van de genocide.

De Nederlandse militairen van Dutchbat waren in Srebrenica als onderdeel van een VN-missie. Het doel was om de moslimenclave in het voormalige Joegoslavië te beschermen tegen de Bosnisch-Servische troepen. Toen het bataljon werd overlopen, verliet de eenheid de basis, die daarop in handen viel van de Bosnische Serviërs.