Eerder al schreven de twee academici dat de antiseksismewet ‘overbodig en ongrondwettig’ is. Dat deden ze toen het wetsontwerp van minister Joëlle Milquet (CDH) nog door het parlement moest worden goedgekeurd. Nu richten ze zich expliciet tot het nieuwe parlement, om de kwestie te ‘corrigeren’ voor de wet verdere schade aanricht.

De aanleiding voor hun nieuwe aanval is de verklarende brochure die het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen heeft gemaakt. Daarin worden voorbeelden opgelijst van seksistische uitingen ‘die (al dan niet) verboden worden door de wet ter bestrijding van seksisme’.

‘Neem nu zo’n uitspraak als: “Wéér een die het geld van haar man uitgeeft aan lippenstift en schoenen”. Wij zijn het ermee eens dat het ongepast is om zoiets te zeggen over een vrouw die net inkopen heeft gedaan. Ik zou daar zelf ook op reageren. Maar deze uitspraak strafbaar stellen? Alstublieft zeg!’

De academici vinden dat het Instituut de wet niet bepaald minimalistisch heeft ingevuld. Volgens Vrielink en Torfs valt het bovenstaande voorbeeld onder de vrijheid van meningsuiting. ‘In een democratische maatschappij moeten we nu eenmaal tolereren dat sommige mensen grof zijn.’

Andere voorbeelden doen dan weer niet ter zake, aldus Vrielink, omdat ze via andere wetten strafbaar zijn.