Direct naar artikelinhoud
Standpunt

Is het te veel gevraagd dat het voetbal vooral gericht is op de opleiding van jonge Belgische talenten?

Remy Amkreutz.Beeld Wouter Van Vooren

Remy Amkreutz is journalist bij De Morgen.

Alles is te koop. Alleen een notoir cynicus zou, na een blik op de eerste klasse B en de voetbalreeks van deze krant, nog anders durven te beweren. Clubs als OH Leuven, Cercle Brugge, Lierse en Roeselare willen mee in de vaart der volkeren. En om uit de krochten van het Belgische profvoetbal te kunnen ontsnappen, hebben zij, laten we er geen doekjes om winden, geld nodig. Vandaag zijn daarom zes van de acht clubs in onze vroegere tweede klasse in de handen gevallen van – soms schimmige – buitenlandse investeerders.

Denk nu niet dat zij in Den Dreef, waar de Leuvenaars soms mogen juichen, een charmant stadion zien. Of dat hun hart een slag overslaat bij het zien van het Roeselaarse zwart-witte clublogo. Zij zien in Roeselare of OH Leuven niet meer of minder dan een ‘investeringsmogelijkheid’.

Moeten ‘we’ mee, zoals de clubs stellen? Maar ‘mee’ met wie? En vooral: tegen welke prijs?

Frappant genoeg ligt de overheid aan de wieg van deze carrousel. Onze wetgeving is soepel en geeft buitenlandse eigenaars bijvoorbeeld de optie om relatief goedkoop buitenlandse spelers te stallen. Niet-Europeanen moeten minimaal 80.000 euro per jaar – in het mannenvoetbal een peulenschil – verdienen om hier aan de slag te mogen. In bijvoorbeeld Nederland dienen clubs bijna 400.000 euro uit te geven. Niet-Europeanen moeten er dus een heuse meerwaarde betekenen, waardoor de Nederlandse jeugd meer kansen moet krijgen.

Eigenlijk is het simpel: zoals wel vaker staat ook hier de realpolitik tegenover de romantiek. Is het te veel gevraagd dat het voetbal in de vroegere tweede klasse vooral gericht is op de opleiding van jonge Belgische talenten? Of moeten ‘we’ mee, zoals de clubs stellen? Maar ‘mee’ met wie? En vooral: tegen welke prijs? CD&V-Europarlementslid Ivo Belet vraagt daarom terecht om de minimumlonen voor niet-Europese voetballers te verhogen.

Zijn strijd is prijzenswaardig, juist ook omdat hij idealistisch is.

Het kan daarom haast niet anders dan dat Belet gisteravond goedgeluimd voor de televisie zat. In deze strijd tegen de realpolitik bestaat er immers geen beter wapen dan het vrouwenvoetbal. De Red Flames zijn eindelijk echt ontdekt, nu ze in primetime door de VRT worden uitgezonden. Een beetje idealisme loont. Want hoewel zij niet het beste voetbal ter wereld voorschotelen – dat doen Union, Roeselare en Cercle voor alle duidelijkheid ook niet – raken ze duidelijk een gevoelige snaar. Vraag dat maar aan de honderdduizenden Vlamingen die gisteravond toekeken hoe België tegen Nederland vocht om een plaats in de kwartfinales van het Europees Kampioenschap.