De ster van het rusthuis: Gilberta (91) zet de boel op stelten, desnoods met een striptease

© Ivan Put

Grijs en grauw. Kommer en kwel. Het zijn de woorden die het vaakst opduiken als het over rusthuizen gaat. Het is nochtans lang niet overal zo, ontdekten onze reporter Lotte Debrouwere en fotograaf Ivan Put. Ze vonden hoogbejaarde jongens en meisjes die het leven opfleuren. De sterren van het rusthuis.

“Dat is het beeld van buitenaf, hé. Dat we hier allemaal oude, treurige sukkels zijn.” ­Gilberta Allary (91) weigert om in het woonzorgcentrum Ter Venne in Sint-Martens-Latem oud en treurig te zijn. Ze steekt haar tong uit naar alles wat met verdriet of de dood te maken heeft. Leven zal ze. En de boel opvrolijken ook. Desnoods met een pruik en striptease.

© Ivan Put

“Ik nam een pilletje, dronk melk en toen, ja meiske, toen werd ik wakker onder tafel. Ik lag daar te liggen. Op mijn zevenentachtigste. Zo onder tafel. Geen idee wat er was gebeurd. Ik heb mezelf rechtgetrokken en ben gaan slapen. De dokter zei de volgende dag:Madamtje, het zou kunnen dat ge dat nog krijgt. Dat ge zomaar valt. Ge moogt niet meer alleen thuisblijven.”

Een rusthuis. Daar moest ze dus naartoe. Dé nachtmerrie van veel mensen. “Ik was liever thuis gebleven. Home sweet home. Zeker als je aan de zee hebt gewoond. Daar heb je adem. En hier, ja, hier zijt ge om uw laatste adem uit te blazen. Dat weet ge.” Ze lacht. “Maar als je mankementen krijgt, ben je blij dat je in gemeenschap kan leven. Een gemeenschap waarin ze je min of meer begeleiden. Het is een warm nest.”

© Ivan Put

Niet iedereen komt hier dus tegen zijn goesting wegkwijnen. “Dat is het beeld dat mensen hebben van buitenaf, hé. Dat we hier allemaal oude, treurige sukkels zijn. In feite zijn we sukkels, maar we maken er wat van. En ja, dit is het laatste station. We zijn hier allemaal ter dood veroordeeld. Maar dat betekent niet dat ge geen plezier kunt hebben.”

Een knuffel

Een grote, statige man schuifelt voorbij. André. Hij lijkt de weg kwijt. Trekt zijn kostuumvest recht. En zijn das. In zijn borstzak zit een oranje balpen van ING. Alsof hij zo naar kantoor vertrekt. “André is hier nog niet lang”, zegt Gilberta. “Een toffe mens. Hij heeft nog in de Senaat gezeten en had een hoge functie bij de bank. André, kom eens hier.”

© Ivan Put

André zet zijn stok aan de kant, neemt haar vast en geeft een voorname knuffel. Zoals alleen heren dat doen. Met lichte afstand en een klein klopje op haar schouder. “In het rusthuis word je veel minder moe dan in de Senaat.” Hij grinnikt en heeft pretlichtjes in de ogen. “Ik heb heel mijn leven carrière gemaakt. Schoon pensioen. Maar mijn vrouw stierf en toen zat ik daar. Ik had nog nooit gekookt. Wist niet hoe ik moest wassen en strijken. Gelukkig kon ik hier naartoe. Ik ben hier veel minder eenzaam.”

Gilberta: “Ik praat graag met André. Je kan dat niet met iedereen. De helft van de mensen is hier niet meer ad rem. Of zegt rare dingen als je ertegen praat. Of helemaal niets. Tja, dan heb je geen gesprek, hé. Thuis lees je in de krant wie er is gestorven en denk je hoogstens eens:Allez, die is nu ook al gestorven. Hier ­gebeurt het onder je neus. Meestal ­sterven er een paar op een rij. Heel vreemd.”

© Ivan Put

Gilberta slaat haar arm om André heen en begint te zingen. “Let me be myself in the evenin’ breeze, don’t fence me in.” André kent de tekst. Hij zingt mee en slaat met zijn hand op de tafel. Andere bejaarden kijken om. Glimlachen. Of blijven voor zich uitstaren. Met sneeuw in hun hoofd. Gilberta: “Dementie, dat kom je hier ook tegen. Je ziet het in hun ogen. Ze zijn er, maar ze zijn er niet meer. Dat is wennen als je dat ziet.”

Eten dat zwemt

“In het begin vond ik het hier een saaie boel. Ik wou een beetje ambiance.Kom, we moeten hier iets gaan doen, zei ik tegen mijn vriendin Gisella. Ik heb de juffrouwtjes van het rusthuis om hulp gevraagd en ben beginnen liedjes te zingen. Optreden. De hele namiddag. Kent ge dat liedje van Lucy Loes? Gie Zijt mijn Zeekapitein? En Zwarte Lola? Ja, ik zie u kijken. Zwarte Lola van de Stripteasebar. Ik had acht bloezen en negen rokken aan. Ik deed ze een voor een af. Maar op het einde deed ik ooit per ongeluk ook mijn onderrok af. Stond ik daar in mijn zilveren panty’s. Complete striptease. Iedereen lachen, natuurlijk.”

© Ivan Put

“Ik moest ook wennen aan dat eten hier. In de sla wordt te veel mayonaise gedraaid en je krijgt altijd een hele klets saus, waardoor het eten over je bord zwemt. Ik ben naar de vorige directrice gestapt. Een lief mens, hoor. Ik zei:Kijk mevrouw, ik ben eenvoudig opgekweekt met eenvoudige kost, maar zoiets heb ik nog nooit gegeten. Nu is het een stuk beter. Ze durven het nog weleens te doen, maar dat komt omdat er hier geregeld nieuwe meisjes in de keuken staan. Die weten niet dat ik dat niet wil. Maar ik wil geen ruzie maken. Je kan altijd klagen. Dat het bijvoorbeeld lang kan duren voor ze je helpen om je rug te wassen. Dan zit je daar te wachten aan je lavabo. Maar ik besef dat er hier nog mensen zijn. Ik ben hier niet alleen. Ge moet u nu eenmaal leren aanpassen. Het personeel heeft een warm hart en doet zijn uiterste best.”

© Ivan Put

“Ik help zelf ook een handje. Ga geregeld op bezoek bij mensen die het niet meer zien zitten. Sommigen zijn zo negatief. Ik versta dat wel, als ge hulpeloos zijt. Dan krijg ik compassie. Ik ben zo blij dat ik nog zo goed ben. Ik doe nog vaak B&B hier. Bewust Bewegen. Hoewel ik soms gewoon te lui ben om daar naartoe te sloffen.” Ze schaterlacht. Een meisje van twintig in een lichaam dat al eenennegentig jaar het hare is.

“Ik voel me meestal twintig jaar. Heel af en toe ben ik mijn echte leeftijd. Als ik me niet goed voel, bijvoorbeeld. Ergens pijn heb. Dan denk ik:Komt de dood me nu halen?

Maar de dood moet nog even braaf in zijn hok blijven. ­Gilberta troont ons mee naar haar kamer. Voorovergebogen over haar voiture. Haar karretje. Gezwind de gang door en de lift in. “Hier, de sleutels van mijn kingdom. Dat is trouwens een schoon boek,The Keys of my Kingdom. Ik lees nog graag. Ik ben nu bezig in Godverdomme Dagen of zoiets.” Godverdomse Dagen op een Godverdomse Bol van ­Dimitri Verhulst? “Ja. Wie ik ook graag lees, is Jef Geeraerts. Maar hij gaat er toch wat over. Doet alsof het allemaal echt gebeurd is. Als dat zo zou zijn, dan moet hij wel over onmenselijk veel potentie beschikken om al die vrouwen te bedienen.”

“Voilà, dit is mijn kamer. Ik heb hier uitzicht op het vijvertje. Zie je die witte duiven daar? In het begin zaten er drie, nu zes. Ja, ik volg dat allemaal.”

© Ivan Put

Luipaardpakje

Boven op de kleerkast staat een doos. Vol pruiken en hoedjes. “Voor mijn sketches hier in het rusthuis, hé. Ik heb zelfs nog een luipaardpak. Ooit gemaakt voor mijn kleinzoon, maar ik kan er ook in.” Ze hijst zich in het luipaardpak, neemt haar karretje en loopt zo door de eetzaal. Bewoners laten hun puree en kabeljauw even links liggen. “Waarom loopt gij zo rond?”, vraagt iemand. “Om te tonen dat er hier ook nog ambiance kan zijn.” Sommigen lachen, anderen knikken en nog anderen lijken niet meer te weten of het dag of nacht is. “Zie je die man in maatpak in zijn rolstoel met zijn servetje onder zijn kin? Dat was iemand met een hoge functie. Een heel toffe man. Maar de tijd heeft hem wat te pakken. Dat doet me echt zeer.”

Hoe lang kan ze hier nog blijven zitten? “Kijk, ik ga dat niet verbloemen. Dit is een privébedrijf dat ook zijn rekeningen moet betalen. Ik heb centjes dankzij mijn man die boekhouder was. Hij is op zijn zesenvijftigste gestorven. Hartaderbreuk. Maar als ik honderd word, dan zal ik niet meer genoeg hebben. Ik moet er geen tekeningetje bij maken. Wat gebeurt er als ik geen geld meer heb? Ze gaan me beleefd vragen om te vertrekken, hé.” Verpleegster Kelly sust haar. “Maar nee, we helpen dan zoeken naar een oplossing. Met je familie of de overheid. Je zal nooit op straat gezet worden.”

Of ze nooit bij haar familie wil gaan wonen? “Mijn dochter zou me wel in huis willen nemen, maar ik wil dat zelf niet. Mijn schoonzoon rookt en ik niet. Ze kijken naar andere dingen op televisie. Zij hebben een leven dat ik niet wil leiden. Dus als ik één raad aan jonge mensen mag geven: wees spaarzaam. Zodat je later in een rusthuis kan belanden. Zodat er voor je wordt gezorgd en je nog een paar schone jaren hebt voor je tussen zes planken belandt.”