© Serge Minten

“Politiek? Het lijken vaak ruziënde kleuters”

Het begijnhof in Leuven is een van de mooiste en rustigste plekjes van de studentenstad. Perfect onderhouden grasland en perken, oude gerestaureerde huisjes die dienst doen als koten voor jonge mensen uit het hele land, en idyllische straatjes geplaveid met klinkers. ‘Kinderkopjes’, heette dat vroeger. Leen Desmyter zit op een van de vier bankjes en mijmert over vroeger. Wouter (Beke) en zij woonden hier als student en de herinneringen zijn duidelijk zoet.

Indra Dewitte

“Het was een zalige tijd. Ik zat daar op kamers.” Ze wijst naar een kleine blauwe deur, rechts van de poort. “Ik woonde er samen met mijn broer, maar omdat hij algemeen Nederlands sprak en ik Westvlaams, dachten sommigen dat we een koppeltje waren. Niet dus.” Ze lacht. Niet voluit, maar eerder schuchter. Een beetje onzeker zelfs. Het is tekenend voor Leen Desmyter. Ze is geen tafelspringer, integendeel. “Twijfel je veel?” vraag ik. Ze glimlacht opnieuw. “Valt het op? Ja, ik ben een twijfelaar. Heel erg zelfs. Ik sta niet graag in de het middelpunt. Hoe noemen ze zo iemand? Introvert zeker? Wel, dat ben ik helemaal.”

De vrouw voor me kijkt naar haar handen. En dan weer naar de huisjes voor ons. “Ik heb hier graag gewoond. Op dit bankje heb ik de eerste nacht met Wouter doorgebracht. Pratend en luisterend. Hij was toen al rustig en net zoals ik geen fuifnummer. Wouter woonde daar.” Ze wijst naar een ander deurtje op de binnenplaats. “Ik heb hem leren kennen in de gemeenschappelijke keuken. Ik deed een aggregaat na mijn studie Toegepaste Economische Wetenschappen, ik ben drie jaar ouder dan hij.”

Liefde op het eerste gezicht was het niet tussen Leen en Wouter. Helemaal zoals ze is, is het moeten groeien. Stap voor stap, rustig aan. Ze heeft hem zijn cursus internationale economie uitgelegd. “Dat snapte hij niet helemaal en ik vond het fijn dat ik het met al mijn specialisatiejaren kon uitleggen.”

Wat bedoel je met specialisatiejaren?

“Ik heb twee jaren opnieuw gedaan. Misschien heeft dat me ook zo onzeker gemaakt. Ik heb het niet cadeau gekregen. Het heeft moeite gekost en ik studeerde hard en veel om er te geraken. Dat was al zo in het humaniora. Ik heb toen gevraagd om naar het internaat te mogen. Daar was er extra studiebegeleiding en een non die me kon helpen met het Frans.”

De moeder van Leen vond het maar niks dat haar dochter naar een internaat trok. Waarom zou ze ook? Zij bleef thuis voor de kinderen, dus er was geen noodzaak. Maar wanneer ze zag hoe haar dochter genoot van het gezelschap van de andere kinderen en het volleybal dat ze kon spelen tijdens de weekdagen, draaide ze bij.

“Ik heb pas veel later van een buurvrouw gehoord dat mama het daar zo moeilijk mee had. Pas toen ze besefte dat dit gewoon goed voor me was, vond ze er vrede mee. Ik heb nu trouwens hetzelfde aan de hand met mijn zoon Warre, die er ook voor koos om op internaat te gaan. Ik begrijp dat, maar Wouter heeft het er moeilijker mee. En net zoals mijn mama, is hij van mening veranderd toen hij het plezier van zijn zoon zag.”

Leen is de spilfiguur in het huishouden Beke. Met een partijvoorzitter als man, ben je nu eenmaal vaak alleen. “Soms is dat best wel hevig. Neem bijvoorbeeld een doorsnee zaterdag, dan ben je vooral een hele dag taxi aan het spelen. Maar ja, je kan nu eenmaal niet telkens aan Jan en alleman vragen om je kroost weg te brengen. Daarom ben ik ook parttime gaan werken. Ik zag het niet zitten om mijn drie kinderen telkens in de opvang te laten.”

Leen vertelt veel over Warre, Mine en Nette. De kinderen zijn de parels op haar kroon, zoveel is duidelijk. “Ik wilde er altijd al drie. En voor één keer heb ik Wouter kunnen overtuigen.”

Was dat dan nodig?

“Ja, hij wilde er eigenlijk twee. Geen idee waarom, want hij komt zelf uit een fijn gezin van drie. Maar goed, het zijn er dus drie geworden en hij is heel blij dat hij zich heeft laten overhalen. Zeg, en ik heb hem niet voor voldongen feiten gesteld hé, het was de keuze van ons allebei (glimlacht). Wouter is een goede vader, vind ik. Hij is er niet veel, maar hij probeert er altijd te zijn wanneer het belangrijk is.”

Leen en Wouter zijn al 18 jaar getrouwd. Ze heeft hem leren kennen als student, daarna als assistent en partij-ideoloog en tot slot als partijvoorzitter. Hoe je het ook draait of keert, er verandert iets wanneer je partner ineens publiek bezit wordt van de natie. Vanaf dat moment heeft iedereen altijd en overal een mening over je man.

“Ja, dat is waar. Maar uiteindelijk overkomt je dat niet plotseling. Je groeit daar samen in. Het was al snel duidelijk dat Wouter meer politiek engagement zou opnemen. Voor mij was dat ok, zolang ik maar niet mee moet doen. Politiek interesseert me werkelijk niks. Dat gaat zelfs zo ver, dat ik de tafel verlaat wanneer er over politiek gesproken wordt. Het is zo’n gedoe en het lijken vaak kleuters wanneer er geruzied wordt.”

Wel grappig dat jij dat zegt, de vrouw van een vooraanstaand politicus.

“(lacht). Maar het is toch waar? En bovendien denk ik dat Wouter het eigenlijk liever zo heeft. Wanneer hij thuis komt, is dit een andere wereld. Dan is hij blij dat hij alles even achter zich kan laten. Dat gaat zelfs zo ver, dat hij er vaak gewoon helemaal niet over praat. Dat is dan weer het andere uiterste. Ik lees bijna nooit kranten en ik kijk zelden naar De Afspraak. Het is een vorm van zelfbescherming geworden. Maar wanneer ik merk dat Wouter met iets zit, dan doe ik dat wel. Dan schuim ik online alles af en neem ik de kranten door. Om hem beter te begrijpen. Pas op, hij vertelt het uiteindelijk wel hoor, maar dan wel wanneer alles achter de rug is.

Geef eens een voorbeeld?

Neem nu die zware regeringsonderhandelingen, die 541 dagen duurden. Toen was Wouter bijna nooit thuis. Op een keer zei hij: Leen, kom, we drinken een glas wijn samen. En ik dacht: Yes! Nu ga ik alles te horen krijgen. Maar nee hoor. We hebben twee uur samen gezeten, zonder te praten. Tja, dat vind ik soms wel moeilijk. Want ook al interesseert politiek me niet, als partner wil ik er wel zijn voor hem.”

Hij doet dat misschien om jou te beschermen?

Dat kan, maar toch… Och, Wouter gaat ervoor en hij is een eerlijke man, dat is belangrijk voor mij. Gene valse.”

Ergert hij je soms ook?

(aarzelt) “Euh, ja, soms wel. Neem nu bijvoorbeeld wanneer hij vroeg moet opstaan. Dat lukt nooit zonder veel lawaai. Ik hoor alles. Hoe hij zijn gsm uit het stopcontact trekt, zich klaar maakt en dan met een olifantenstap naar beneden dondert. Jongens toch! Ik denk dan de hele tijd aan de kinderen, wat als zij nu wakker worden? Zelf ga ik op kousenvoeten de trap af en ook de kinderen doen dat. Maar Wouter krijg ik het maar niet aangeleerd. Misschien helpt het wanneer het nu in de krant staat? (lacht)”

Er komen twee verkiezingsjaren aan. Hoe beleef jij dat?

“Daar zie ik echt tegen op. Het wordt dan weer superdruk en al die stress die errond hangt! De lijsten, de media die overal zijn… het is overweldigend. Maar goed, het hoort erbij, dat weet ik wel. De dag zelf is het anders. Een verkiezingsuitslag is tenslotte zoals een examen. Je moet erdoor zijn. Heel spannend.”

Welke job heb je eigenlijk, als halftijdse economiste?

“Maar ik zie mezelf helemaal niet als economiste. Ik heb TEW gestudeerd en economie interesseert me enorm, maar ik vind de mensen in heel het verhaal belangrijker. Daarom ben ik bij De Winning in Lummen gestart, een sociale werkplaats die mensen die het moeilijker hebben, helpt om hun plaatsje te vinden. Eerst ben ik aan de slag gegaan als directeur en daarna als management-assistant van de directeur.”

Eerst directeur en dan assistent? Moet dat niet omgekeerd zijn?

“Nee hoor, waarom? Ik vind het moeilijk een directeursfunctie uit te oefenen wanneer ik halftijds werk. Het is prima zo. Het is afwisselend, boeiend en precies wat ik zoek in een job.”

Een economiste die niet wil werken als econome. Geïnteresseerd in welzijn, maar geen welzijnsopleiding willen volgen. Introvert, maar tegelijk een groepsmens. Geen interesse in politiek, en toch getrouwd zijn met een politicus… het minste wat je kan zeggen is dat hier een vrouw vol tegenstellingen zit. Hoe zit het dan met het geloof, ten huize Beke?

“Pff, wat een moeilijke vraag! Ik ging vroeger elke week naar de mis met mijn ouders. Nu het leven drukker geworden is met de kinderen lukt dat niet meer. We gaan af en toe wel, met Kerstmis bijvoorbeeld, maar het is een heel pak minder. (stil) Soms voel ik me daar niet goed bij. Ik zou er tijd voor moeten maken. Het is een moment van rust en bezinning.”

Bidden jullie thuis?

“Soms. Vooral met Mine, mijn oudste dochter. Zij leest graag en we hebben haar een boekje gekocht met allemaal gebedjes erin. Die lezen we ’s avonds samen. Daar kan ze echt van genieten.”

En jij, bid je zelf nog?

(verlegen) Ik praat daar niet veel over. Maar ja, ik sluit elke dag af met een gebed. Ik vind dat belangrijk. Dan vraag ik heel gewone dingen. Om de mensen dicht bij mij te beschermen en te vragen dat alles goed mag gaan.”

Amen.

Over de zomerreeks ‘De partner van...”

Hoofdredacteur Indra Dewitte interviewt deze week vijf sterke figuren achter onze Limburgse politici. Openhartige gesprekken over hun partners die dagelijks in de belangstelling staan. Hoe is het leven met hen, waarvoor bewonderen ze hem en wat zijn zijn soms mindere kantjes. Uniek portretten van de partners Wouter Beke, Marino Keulen, Steven Vandeput, Rob Beenders en Johan Danen.

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Lees meer