Bij de glasbak zag ik het: ergens zijn we ons gevoel voor vormen kwijtgeraakt
Toegegeven, het is een wat trieste fotoverzameling die ik aan het maken ben. Voorwerpen die naast de glascontainer staan. Ik weet eigenlijk nog niet goed wat ik met die foto’s moet. Maar in een filosofische bui vond ik afval een mooie illustratie bij de moderne mens. Dus ik dacht: dat moet ik vastleggen.
Ik herinner me een spelletje voor peuters. Volgens mij bestond het al toen ik klein was, en ik zie het nu nog steeds in speelgoedhoeken. Het is een vierkant doosje met gaten erin. Rechthoekige gaten, en ronde en driehoekige. En in die gaten passen blokjes. Inderdaad: in het rechthoekige gat past alleen het rechthoekige blokje, en in het ronde ... Enfin, u snapt ’m. Het idee achter dat spelletje zijn we blijkbaar kwijtgeraakt. Tenminste, dat denk ik dan, als ik spullen naast de container zie staan die er niet in passen. Ergens zijn we in ons leven het gevoel voor vormen kwijtgeraakt. Je kunt het ook omgangsvormen noemen.
Laat die mensen hun troep mee naar huis nemen als het er niet in past, denk ik vaak. Want als er eenmaal troep staat, gooien andere mensen nóg makkelijker hun eigen troep erbij. Al schijnt dat niet veel uit te maken, ontdekte Dirk Groot uit Purmerend. Hij deed in het afgelopen jaar in heel Nederland onderzoek naar hoe we met zwerfafval omgaan. In Purmerend liep hij vanaf eind april in twee maanden elf keer eenzelfde route. Zijn verrassende conclusie: hoe vaak je afval ook opruimt, er wordt altijd weer nieuw afval neergegooid. Afval oprapen voedt anderen dus niet op. Wat wel helpt, is statiegeld. Op een route van 337 kilometer – door heel Nederland – vond hij meer dan 12.000 drankverpakkingen. Daartussen zaten slechts 103 statiegeldflessen.
Dat andere probleem – afval naast de container – kan misschien opgelost worden als je kinderen naar de container laat gaan. De kans dat zij zich dat speelgoeddoosje nog herinneren is een stuk groter.