Direct naar artikelinhoud
Column

Je bent wat je drukt. Wie schijt, die blijft

Arthur van Amerongen moet stoelgang als spanningsboog gebruiken
Beeld Gabriel Kousbroek

Ik gedij het best in lieslaarzen, zuidwester en oliejas, vliegvissend in de kolkende stromen van de Schotse Hooglanden tijdens een gruwelijk noodweer. Niets is mooier dan de beloning: Laphroaig slobberen bij een haardvuur terwijl de eenbenige Angus op zijn viool speelt en spookverhalen vertelt.

Als kind had ik rood haar, sproeten en een lijkbleek gezicht. Een Kelt op de Veluwe. Vergezeld door everzwijnen doolde ik tussen de grafheuvels op de Ginkelse Heide, op zoek naar mijn voorvaderen. De lp Renaissance de la harpe Celtique van Alan Stivell draaide ik grijs. Jarenlang wilde ik dat het meeslepende Orinoco Flow van Eithne Patricia Ní Bhraonáin alias Enya op mijn begrafenis zou worden gedraaid. Mijn lievelingsboek was De vijf roeiers, de Ierse roman van Simon Vestdijk. Ik gruwde van de zomer omdat ik van een toefje zon al blaasjes en blaren op mijn snoet kreeg. Strandvakanties waren een ware marteling.

Ik hou dus niet van mooi weer, al suggereert mijn c.v. dat ik een typisch Nederlandse klimaatvluchteling ben. Eenderde van mijn leven woonde ik in warme oorden: Israël, Libanon, Brazilië en Paraguay en inmiddels bijna zes jaar in de Algarve. Noem het mijn noodlot. Paraguay spande de kroon, qua hitte. Het charmante bananenrepubliekje ligt op dezelfde breedtegraad als de Kalahari-woestijn. Voor verkoeling vluchtte ik vaak naar Patagonië, dat in veel opzichten op de Schotse Hooglanden lijkt. Vuurland vond ik echt schitterend, dat voelde als thuiskomen. De beklemmende duisternis van hoofdstad Ushuaia, hartje arctische winter, is onovertroffen, al kan het in Stanley op de Falklandeilanden ook flink spoken. Alle weer komt van God dus slecht weer bestaat niet, maar hoe rotter het weer, hoe beter ik me voel. Zolang de zon maar niet schijnt. Portugal wordt nu geteisterd door een hittegolf. Ik snak naar november, naar de verkwikkende eerste regens. Ik vind het vooral verdrietig voor de Nederlandse toeristen. Deze verzengende hitte verdienen ze niet. Hardwerkende mensen hebben recht op een paar weken ontspanning en strandvertier. Nu worden ze gestraft met een bijbelse plaag.

U las tot zover het resultaat van mijn schrijfweekeinde, hier verderop in de Algarve. Ik was gelokt door de wervingsleus: 'Iedereen romancier! Spoedcursus met Arthur Japin die zijn schrijfgeheimen deelt. Noem een moordende tandarts nooit Jan maar Roderick. Boor je chakra aan.' Voor deze zielequeeste kreeg ik een tien met een griffel, een zoen van de juffrouw en een nieuwe schrijfopdracht waarin ik mijn stoelgang als spanningsboog moet gebruiken. De titel heb ik al: Je bent wat je drukt. Wie schijt, die blijft.

Arthur Japin die zijn schrijfgeheimen deelt. Noem een moordende tandarts nooit Jan maar Roderick