Direct naar artikelinhoud
Column

Twee weken na de Doden­herdenking eet ik de laatste Duitse asperge op, met extra boter

Daan Heerma van Voss.

Daan Heerma van Voss is een Nederlands schrijver.

Witte stronken die piepten toen ik ze oppakte, toen ik ze van de besnorde Duitse marktkoopvrouw aannam, toen ik ze in mijn leren tas propte, toen ik ze in de trein beschermde tegen ruwe gangpadlopers. En ook nu, wanneer ik ze in Amsterdam opdien, klaar om de nodige ­complimenten in ontvangst te nemen, piepen ze.

Drie hol klinkende luidsprekers kondigen de twee minuten stilte aan, waar­in ik aan alles denk behalve de oorlog

Goed, ze komen niet letterlijk uit Bergen-Belsen, ze zijn niet omhooggekomen tussen de massagraven. Ze komen uit Bergen, iets ten noordwesten van het concentratiekamp dat tussen Bergen en buurtschap Belsen in lag, waar naar schatting honderdduizend mensen zijn vermoord, onder wie Anne Frank.

Wat doe ik hier? Ik ben uitgenodigd om de Dodenherdenking in het kamp bij te wonen, georganiseerd door in de buurt gelegerde Nederlandse militairen, in samenwerking met hun Duitse collega’s. Het is een lange, koude avond. Matte regen. Aan rechter- en linkerzijde: opgebolde massagraven, de grafstenen (later geplaatst) vermelden slechts een grove schatting van het aantal doden. Een zelfgecomponeerd Duits gedicht wordt voorgedragen door een ernstig meisje. Een van het internet geplukte Nederlandse rouwtekst wordt voorgelezen door haar nog ­ernstiger zusje.

Drie hol klinkende luidsprekers kondigen de twee minuten stilte aan. Twee ellenlange minuten, waar­in ik aan alles denk behalve de oorlog; aan kou, aan boodschappen die gedaan moeten worden, aan mijn volgende boek, aan mijn bokslessen, aan mijn kalk­nagels.

Dan: de trompetten die ons aller vrijheid inluiden. Nederlandse soldaten die hun volkslied zwijgend ondergaan. Duitse soldaten die het hunne meebrommen, in hun lange grijze jassen, die associaties oproepen die ik hier, op deze weide, niet wil hebben.

Door de regen wandelen we naar het Traditionshaus waar Kaffee en Kuchen worden ge­ser­veerd, waar het ‘gezellig’ is, ook de Duitsers kennen dat woord inmiddels. De grafsteen van Anne Frank bewaren we voor een volgende keer. De Kaffee is waterig, de Kuchen zijn vet en droog (een culinair unicum), maar het moet gezegd: er heerst kameraadschappelijkheid, broederschap zelfs. Aan het einde van de avond neemt de Duitse gezaghebber het woord. Hij feliciteert ons allen. Vandaag is het internationale Star Wars-dag, wisten we dat niet? Wanneer het stil blijft, gaat hij weer zitten.

Om een of andere reden verbaast het me dat hier, uit dezelfde grond die kan getuigen van al die vernietiging, delicatessen voortkomen

De volgende dag, na een ontbijt met de burgemeester, loop ik over het marktplein, waar ik een gebogen vrouwtje asperges zie schrapen. Ze doet het met toewijding, elke stronk verdient evenveel aandacht. Om een of andere reden verbaast het me dat hier, uit dezelfde grond die kan getuigen van al die vernietiging, delicatessen voortkomen. Ik koop twee kilo van die wonderlijke stokken en verdwijn in de trein.

En nu, twee weken later, serveer ik voor de vijfde keer sinds mijn Duitse bezoek asperges uit Bergen-Belsen. Elke keer dat ik het gerecht klaarmaakte, werden de stronken iets slapper. Op een gegeven moment piepten ze niet meer.

Wanneer een dierbare is gestorven, bewaren nabestaanden dikwijls zijn favoriete ingrediënten of maaltijden in de koelkast. Ze kunnen het niet over hun hart verkrijgen om het eten weg te gooien. Weken, maanden, soms jarenlang blijft het daar liggen, in dat koude mortuarium, naast de mayonaise en de kwark.

Twee weken na de Doden­herdenking eet ik de laatste Duitse asperge op, met extra boter. Ik lik mijn bord schoon. Wanneer ik de deur van de koelkast opentrek, word ik aangestaard door een hoopvolle leegte.